| |
| |
| |
Problemen in verband met de verspreiding van het kinder- en jeugdboek in ons taalgebied
Julien van Remoortere
Geboren in 1930 te Beveren-Waas. Volgde na de moderne humaniora bestuursrecht. Is privé-sekretaris van de burgemeester van Oostende. Publiceerde een 80-tal werken in boekvorm: romans, novellen, jeugd- en kinderboeken, teksten voor fotoboeken, kunstboeken en toeristische uitgaven. Schreef ook talrijke luisterspelen en kortverhalen en verder artikelen in diverse tijdschriften. Was van 1960-1970 redaktiesekretaris van het kunsttijdschrift Vlaanderen.
Adres:
Pontonstraat 12, B-8400 Oostende.
Er is oud en nieuw zeer in het wereldje van het Vlaamse jeugd- en kinderboek. Vlaamse jeugdauteurs en hun uitgevers staan nog altijd aan de klaagmuur, omdat hun boeken niet of lang niet voldoende doordringen in Nederland, ofschoon Vlaanderen daarentegen wél wordt overspoeld door werk van Nederlandse schrijvers. Hun ellende wordt de jongste tijd nog vergroot door de z.g. keuzelijsten, die cirkuleren in sommige scholen, bij ouderverenigingen en biblioteken, en waarin het Vlaamse jeugd- en kinderboek allesbehalve aan zijn rechtmatige trekken komt.
Kortom, de toestand is enigszins kompleks en soms ziet men door de bomen het bos niet meer.
Deze bijdrage biedt geen pasklare oplossing - àls die al zou bestaan - maar beperkt zich tot een poging om de feiten objektief naast elkaar te zetten. Omdat deze problemen meestal erg emotioneel benaderd worden, kunnen enkele nuchtere beschouwingen wellicht verhelderend werken.
| |
Het Vlaamse jeugd- en kinderboek in Nederland.
Ik trap nog maar eens een open deur in: Nederland en Vlaanderen behoren tot hetzelfde taalgebied. De taal is het Nederlands; Nederlandse en Vlaamse auteurs schrijven in het Nederlands. Of vecht iemand dit nog aan?
Misschien wist Miep Diekmann dit enkele jaren geleden nog niet, toen ze er zich bij een Vlaamse uitgever over beklaagde, dat haar boeken niet zo lekker liepen in Vlaanderen. Ze dacht dat de Vlamingen haar werken niet zo goed begrepen en dat het daarom goed zou zijn, deze boeken in het Vlaams te vertalen. U merkt het: uitzonderingen vindt men altijd, als men maar goed genoeg zoekt.
Hoe dan ook, het zou een doodnormale zaak zijn, als boeken uit Vlaanderen en
| |
| |
boeken uit Nederland gewoon door het hele taalgebied hun weg konden vinden van de uitgever, via de boekhandel, tot aan de lezer, zonder dat hierbij een rol speelt dat een boek uit een bepaald deel van het taalgebied afkomstig is. Maar dat is niét zo.
Dit op het eerste gezicht onverklaarbare feit heeft (in Vlaanderen) al heel wat kwaad bloed gezet. Een hoop emotie, maar jammer genoeg weinig nuchterheid. Een nuchter gegeven is dat er - afgerond in het voordeel van de Vlamingen - eens zoveel Nederlanders als Vlamingen zijn. Bovendien zijn er, zelfs verhoudingsgewijs, duidelijk meer Nederlandse uitgeverijen van jeugd- en kinderboeken, dan Vlaamse. Dit vindt heel duidelijk zijn weerslag in de produktiecijfers.
In ons taalgebied worden - en dat ligt voor de hand - oorspronkelijk in het Nederlands geschreven jeugd- en kinderboeken uitgegeven, plus vertalingen uit andere talen. Welnu, het Vlaams aandeel in de oogst van oorspronkelijk in het Nederlands geschreven titels bedraagt slechts 11,5%.
Of men het in Vlaanderen prettig vindt of niet, maar men zit in Nederland bepaald niet te wachten op Vlaamse jeugd- en kinderboeken, om de goede reden, dat men zelf meer dan voldoende produceert. Er is gewoon geen ekonomische interesse. Daarmee is vanzelfsprekend niet alles gezegd.
Men zou kunnen aanvoeren, dat binnen eenzelfde taalgebied een zekere vorm van natuurlijke solidariteit zou moeten heersen als het om de verspreiding van kulturele produkten uit diverse gebiedsdelen gaat. Maar het chauvinisme van de Nederlanders reikt niet verder dan de grenzen van de natie; het eigen hemdje is zoveel nader dan het Vlaamse rokje. In Nederland beroept men zich overigens op het feit, dat de Nederlandse traditie op het gebied van het jeugd- en kinderboek zoveel rijker is dan de Vlaamse. Dat is inderdaad een geschiedkundig gegeven, waar geen Vlaming omheen kan, maar het kan, eveneens op historische gronden, bezwaarlijk als argument aangehouden worden.
De hoofdzaak is echter een negotiekwestie. De Nederlanders verzorgen angstvallig hun eigen negotie. Nederlandse auteurs, recensenten en boekhandelaren zien in jeugd- en kinderboeken, die uit Vlaanderen worden ingevoerd, een gevaar voor konkurrentie, ook al is dat aantal boeken betrekkelijk klein. Men beschermt de eigen produktie zoveel als maar kan, inbegrepen de vertaalde werken, want het vertalen van deze boeken wordt uiteraard aan Nederlanders toevertrouwd. Vlaamse uitgaven voor de jeugd worden in Nederland in de boekhandel gebracht door uitsluitend Nederlandse vertegenwoordigers, die allereerst Nederlander blijven en overigens niet geloven in het Vlaamse jeugden kinderboek. En nu kan men heel gemakkelijk aanvoeren, dat het de Nederlanders moeilijk verweten kan worden, dat ze beter en handiger ‘negociëren’ dan de Vlamingen, maar het loopt evenwel totaal verkeerd, als bepaalde Nederlanders opzettelijk, systematisch en volkomen ongenuanceerd het Vlaamse jeugd- en kinderboek gaan kraken, juist omdàt het Vlaams is.
Hier kan een lijvige bloemlezing volgen van feiten en recensies, die door iedereen gekontroleerd kunnen worden. Een paar treffende voorbeelden.
- Een Vlaamse uitgever gaf een serie boeken uit van de Nederlandse auteur Henri Arnoldus. Aan de boeken werd geen jota ‘vervlaamst’, geen Vlaamse pen had de handschriften beroerd, maar omdat ze werden uitgegeven door een Vlaamse uitgeverij ging de Nederlandse kritiek aan het jammeren, dat deze boeken ‘zo Vlaams’ waren, d.w.z. niet van voldoende
| |
| |
niveau, altans volgens Nederlandse normen.
- Een Amsterdamse boekhandelaar beklaagde er zich bij een Vlaamse uitgever over, dat Vlaamse boeken, onder meer kwa omslag, technisch helemaal niet zo goed verzorgd waren als de Nederlandse. Maar het omslag van het boek, dat hij als voorbeeld aanhaalde, was getekend door een Nederlander.
- Een paar jaar geleden werd door Nederlandse dames, die geregeld kinder- en jeugdboeken recenseren, bij gelegenheid van een samenkomst in Vlaanderen van jeugdboekenauteurs, -illustratoren en -recensenten, plechtig beloofd dat ze voortaan hun steeds weerkerende opmerking dat een boek ‘te Vlaams’ was, zouden nuanceren, ja zelfs nog zo min mogelijk zouden gebruiken. Ze hebben hun belofte letterlijk gehouden maar nu schrijven ze ‘doodleuk’ dat ‘men ziet dat het boek uit België komt...’ en ‘dat het allemaal Belgische toestanden betreft...’. Niet één keer, maar meestal.
We hebben inderdaad niets tegen zwarten, maar deze man is wel een neger...
Als het inderdaad zo is - en het is zo - dat het Vlaamse jeugd- en kinderboek in Nederland wordt gekraakt omdat het Vlaams is, dan is het de hoogste tijd dat al degenen, die in Nederland informatie verstrekken over het Vlaamse jeugd- en kinderboek, zich eens ernstig gaan bezinnen over de voornaamste kwaliteit, die een informatieverstrekker kan en moet sieren: zijn zin voor objektiviteit, geruggesteund door een goed ontwikkeld gevoel voor nuances.
Het antwoord van sommige Nederlanders is sinds jaar en dag bekend: dat ze het Vlaamse jeugd- en kinderboek afwijzen, uitsluitend om het on-Nederlandse taalgebruik, de gallicismen, de kreupele zinsbouw, de grove fouten tegen het Nederlands, de woorden en uitdrukkingen die ‘knarsen’ in Nederlandse oren. Is dit zo? De grootste denkfout die een aantal Nederlanders hierbij maakt is, dat een kinder- en jeugdboek in het ‘Hollands’ gesteld zou moeten zijn, d.w.z. dat de woordenschat, de zinskonstruktie en de taalkleur precies zó moeten zijn, dat het Nederlandse kind - en dan zéker het kind, dat boven de Moerdijk woont - er zonder enige problemen, zonder enige moeite of inspanning, zijn weg in vindt. Welnu, zoiets kan een Vlaams auteur niet opbrengen, evenmin als een Nederlander het zou aankunnen een typisch ‘Vlaams’ boek te schrijven. Dat is geen abnormaliteit, maar alleen een doodgewoon feit, dat voor de waardebepaling van een boek geen enkele rol speelt noch mag spelen. Sommige Vlaamse auteurs hebben het wel eens gepoogd op de Hollandse toer te gaan: ze hebben noch zichzelf noch de Nederlandse literatuur daarmee een dienst bewezen.
Als een Nederlandse uitgever (en dit is een echt gebeurd feit) van een Vlaams auteur eist, dat hij een uitdrukking als ‘hij is zo mager als een graat’ wijzigt in ‘hij is zo mager als een lat’, dan bewijst hij allereerst het Nederlandse kind een ondienst. De uitdrukking ‘Zo mager als een graat’ klinkt wellicht enigszins ongewoon in Noordnederlandse oren, maar ze is en blijft uitstekend Nederlands en is bovendien volkomen duidelijk.
Het is voor Nederlandse kinderen helemaal niet kwalijk als ze geregeld gekonfronteerd worden met woorden en uitdrukkingen, die perfekt Nederlands zijn, maar die niet onmiddellijk tot hun gewone taalgebruik behoren, integendeel.
Wat het foutieve taalgebruik betreft, kan worden vastgesteld dat de Nederlandse auteurs zeker niet het monopolie hebben van het korrekte taalgebruik. Een Vlaamse uitgever, die onlangs enkele jeugdboeken op de markt bracht met teksten van zowel bekende Nederlandse als van Vlaamse auteurs, onderwierp alle manu- | |
| |
skripten aan een opknapbeurt inzake het korrekte taalgebruik. Er bleek toen, dat Vlaamse auteurs als bijv. Gaston van Camp, Gie Laenen, Cyriel Verleyen, René Swartenbroeckx, Mariette Vanhalewijn, Mireille Cottenjé en Liva Willems even korrekt Nederlands schrijven als bijv. Gertie Evenhuis, Marjolein Heijermans, Ninon Vis, Corrie Hafkamp, Kathinka Lannoy, Wina Born, Annet van Battum en Wim J. Simons. De enorme inspanningen, die een aantal Vlaamse jeugdauteurs op dit gebied hebben geleverd, wordt praktisch niet gewaardeerd in Nederland. Ze zijn Vlaams en dus zullen ze wel een taaltje schrijven, dat heel misschien op Nederlands lijkt.
Ik heb, in het bestek van deze bijdrage, slechts het allervoornaamste kunnen aanraken. De grote hoeveelheden papier, die in Nederland al verspild zijn aan geschrijf over het Vlaamse jeugd- en kinderboek, hebben niet veel opgeleverd, behalve een ‘stortbad’ (of is het een ‘douche’?) van emoties, gegraaf naar half vergeten strijdbijlen, nog méér onbegrip en bitsigheid. Van Nederlandse zijde moet er een mentaliteitswijziging komen. Sommige Nederlanders moeten van hun meerderwaardigheidskompleks af, anderen moeten hun denkbeelden over dat per se minderwaardige Vlaamse boek naar het rijk van de myten verbannen. De Vlamingen hebben in een redelijk korte tijd een lange weg afgelegd en het is hun nog steeds niet gegeven hun krachten en hun energie volledig te kunnen richten op wat ik hun kulturele kreativiteit zou willen noemen. Hun doem is dat ze grensverdedigers zijn, maar dat is tevens hun trots. Hun romans worden in Nederland geapprecieerd - van Timmermans tot Boon en Lampo. Op dit terrein is van enig onbegrip geen sprake en er zijn veel Nederlanders, die de eigen Vlaamse ‘kleur’ uitermate boeiend vinden; ze hebben blijkbaar ook evenmin last van het z.g. Zuidnederlands. Ten overvloede wijs ik erop, dat de goede Vlaamse jeugdauteurs een minstens zo goed Nederlands hanteren als de goede Vlaamse romanciers. Toch moeten de Nederlandse kinderen gespaard blijven voor wat uit het Zuiden komt.
Of is het, wat het jeugd- en kinderboek aangaat, dan tóch uitsluitend een negotiekwestie? Laat men dat dan ruiterlijk bekennen.
| |
Het Nederlandse jeugd- en kinderboek in Vlaanderen.
Het Nederlandse jeugd- en kinderboek - zoveel talrijker dan het Vlaamse - wordt in de Vlaamse boekhandel gebracht door Vlaamse vertegenwoordigers, die uiteraard zo goed mogelijk hun brood willen verdienen, maar wie het meestal ontbreekt aan wat ik zou willen noemen een Vlaams refleks (afgezien van de vraag of zo'n refleks wel zin heeft t.o.v. taalgebiedgenoten) en bij wie men niet moet komen aanzetten met argumenten pro het Vlaamse jeugd- en kinderboek. Kultuur is kultuur en kommercie is kommercie.
Wat de Vlaamse uitgeverijen betreft, ligt het wel even anders. Het nu geringe aantal uitgeverijen - een decennium geleden waren in Vlaanderen nog een vijftiental jeugdboekenuitgevers aktief, nu hooguit nog vijf met een normale produktie - publiceert in hoofdzaak Vlaamse en vertaalde boeken of werken in ko-produktie. Handschriften van Nederlanders zijn steeds welkom en krijgen dezelfde behandeling als de Vlaamse, maar het aanbod is niet groot: Nederlandse auteurs lijken bij voorkeur hun manuskripten aan te bieden bij Nederlandse uitgeverijen en dat is natuurlijk hun goede recht.
De Vlaamse uitgeverijen hebben steeds bewust het Vlaamse jeugd- en kinderboek, zoveel als het ook maar kon, kansen gegeven. Het kan een doorgewinterde ‘commerçant’ dwaas in de oren klinken, maar deze uitgeverijen hebben, vaak te- | |
| |
gen beter kommercieel weten in, hart en oog (en een portemonnee) gehad voor het Vlaamse jeugd- en kinderboek. Ze hebben geleerd wat een goede presentatie betekent en zagen de betekenis in van een brede waaier van mogelijkheden. Daarmee wordt niét bedoeld, dat ze altijd en overal een kwaliteitsprodukt op de markt brachten of brengen, lang niet, maar dat doen de Nederlanders evenmin. Er zijn heel wat méér minderwaardige Nederlandse jeugd- en kinderboeken dan Vlaamse. Aan de Vlaamse uitgevers komt echter de verdienste toe, dat ze het eigen jeugd- en kinderboek a.h.w. een gezicht hebben gegeven. De inspanningen, die daarvoor nodig waren, zijn nauwelijks te schatten. En wat het Nederlandse boek betreft, hebben ze het nooit afgewezen omdat het Nederlands was.
Wat de recensies aangaat, ken ik niet één voorbeeld, waarbij een Nederlands jeugd- en kinderboek gekraakt zou zijn omdat het uit Nederland kwam. Wél om redenen van pedagogische, schrijftechnische, inhoudelijke aard. Bovendien heeft de serieuze Vlaamse kritiek het nooit onder stoelen of banken gestoken, dat de Nederlandse kinder- en jeugdboekentop inderdaad groter en breder is dan de Vlaamse - alleen al de wet van het getal impliceerde dit.
En dan is er nog de promotie.
Dank zij de niet geringe inspanningen van uitgeverijen, auteurs, illustratoren, typografen, auteursverenigingen, openbare besturen en gewetensvolle recensenten (onder wie Fred de Swert beschouwd moet blijven als de meest verdienstelijke) klom het Vlaamse jeugdboek in Vlaanderen tot de hoogte, waarop het recht kon doen gelden. Het was gewoon een organisch groeien naar een natuurlijke bloei, met een relatief klein aantal sterke talenten en een breed kielzog van mindere goden, het vertrouwde beeld, dat men in alle landen vindt. In Vlaanderen stimuleerde de Nederlandse top de Vlaamse top, met milde aanvallen van jaloezie, waarom niet? Maar in Vlaanderen kon ook het Nederlandse jeugd- en kinderboek, niet gehinderd door enig chauvinisme, zijn weg gaan, het goede altans, want met de groeiende bewustwording groeide ook, steeds sterker, de afkeer voor het minderwaardige Nederlandse boek.
Elke opbloei heeft evenwel neven- of randverschijnselen. Naarmate het Vlaamse jeugd- en kinderboek meer armslag en impakt kreeg, ‘volwassener’ werd, was het onvermijdelijk, dat een aantal personen zich plotseling geroepen voelde om - meestal in hun eigen voordeel - mee te gaan timmeren aan de weg, timmerman of niet. En een hamer hoefden ze echt niet ver te zoeken.
Sommige leden van sommige kulturele kranteredakties vonden het opeens de moeite waard om over een fraai uitgegeven jeugd- of kinderboek een ‘recensie’ te publiceren, gewoon om de uitgever goed te stemmen en hem ertoe te brengen ook in de toekomst nog andere presenteksemplaren te sturen. Een manier om op een goedkope manier je huisbiblioteek te stofferen of om aan niets kostende presentjes voor je kinderen, nichtjes of neefjes te raken. Deze recensies zijn natuurlijk de naam niet waard, want ze zijn geschreven door totaal onbevoegden en bovendien uitsluitend gericht op het vleien van de uitgever.
Anderen - veelal jonge en overigens soms wél intelligente lieden - ontdekten opeens het jeugd- en kinderboek en gingen het ‘bestuderen’. Al direkt na lezing van enkele werken riepen ze zichzelf uit tot gezaghebbende kritici. Enkelen van hen gingen dwars tegen de ‘mooischrijvers’ van daarnet in. Wat dus in brede kringen als een goed, fraai of uitstekend kinder- of jeugdboek werd erkend of gepromoveerd,
| |
| |
werd door de dwarsliggers gekraakt. Het andere uiterste dus.
Dit kon allemaal omdat én openbare besturen én verenigingen voor jeugdauteurs veelal in sterke mate te kort zijn geschoten in het beschikbaar stellen van serieuze informatiemogelijkheden. Generaties lang is van het jeugd- en kinderboek geen sprake geweest in de opleiding van toekomstige leraren. Sommige universiteiten beschouwen het jeugd- en kinderboek trouwens nog altijd als sub-literatuur.
Serieuze vaktijdschriften, zoals Jeugdboekengids en Lektuurgids, waarvan de medewerkers, zonder enig honorarium, uitgebreid en met kennis van zaken informatie brengen over het Nederlandstalige jeugd- en kinderboek, kregen niet de verspreiding, die ze verdienden. En toch, als elke klasse- of schoolbiblioteek geabonneerd wordt op deze beide periodieken, dan is dat nauwelijks te merken op het budget van Nationale Opvoeding.
Wat dit nu allemaal te maken heeft met het Nederlandse jeugd- en kinderboek in Vlaanderen?
Rechtstreeks inderdaad niets, maar onrechtstreeks leidde de toestand tot het ontstaan van de z.g. keuzelijsten, waardoor het in Nederland uitgegeven boek op een buitensporige manier werd aangeprezen, terwijl het eigen Vlaamse jeugden kinderboek in de kou bleef staan.
Hoe ging dat in zijn werk?
Sommige ouderverenigingen - voorlopig een heel beperkt aantal - zijn bezorgd over de lektuur, die in handen van de kinderen komt. Ze willen een zo breed mogelijke informatie verzamelen en laten zich leiden door de slogan, dat alleen het beste net voldoende goed is voor de kinderen. Deze bewustwording van de opvoeders is op zich uiteraard goed. Het valt dan ook gemakkelijk te begrijpen, dat sommige ouderverenigingen - de aktiefste - zelf het heft in handen namen. De taken werden verdeeld, de ouders gingen zelf aan het lezen, verzamelden hun bevindingen en... stelden zelf keuzelijsten op. Bijvoorbeeld de oudervereniging van de Vrije Meisjesschool Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen uit Kortrijk. Deze vereniging beschikt over een werkgroep, die eigen kriteria voor het beoordelen van jeugd- en kinderboeken heeft vastgelegd. De door deze groep samengestelde keuzelijst vermeldt 242 titels, waarvan 51% vertalingen, 43% Nederlandse en... 6% Vlaamse boeken. Deze lijst cirkuleerde in nog andere scholen en kwam zelfs terecht bij de Kulturele Raad van Oostende, die hem gewoon zonder enige vorm van kritiek, bij zijn maandblad voegde.
Ondanks alle protesten van Vlaamse jeugdauteurs en uitgevers staat de goede trouw, de goede bedoeling, van de werkgroep buiten kijf: de ouders een instrument te verschaffen bij de keuze van boeken voor hun kinderen. Maar wie ook maar enig zicht heeft op de totaalproduktie van Vlaamse jeugd- en kinderboeken, weet met absolute zekerheid, dat er bij de Vlaamse uitgevers een belangrijk groter aantal goede boeken te vinden is dan die in de lijst werden opgenomen. Men kan zich hier, terecht, afvragen of een oudervereniging zichzelf zo maar een bevoegdheid kan toekennen, die serieuze recensenten slechts na jaren van hard werken verwerven.
Over de keuzelijsten schreef Leo Roelants onlangs in Lektuurgids: ‘Voor biblioteken, scholen, partikulieren, kunnen keuzelijsten van kinder- en jeugdboeken als onmisbaar worden beschouwd: men kan eenvoudig niet van iedereen vragen, dat hij grondig op de hoogte zou zijn van de beste nieuwigheden en de nog op de markt zijnde waardevolle “gevestigde waarden”. Maar: dan moeten die keuzelijsten wél op zijn minst kleur bekennen, samensteller(s) en/of aanbieder(s) vermelden en verantwoordelijkheid opne- | |
| |
men. Nu schijnen in West-Vlaanderen één of meer lijsten via de (vrije) scholen te circuleren, waarop de titels volgens leeftijdsgroepen staan gegroepeerd met, onlogisch geschikt en soms foutief gespeld, de auteursnaam erachter aan. De lijst, 7 pagina's lang, werd blijkbaar afgesloten op 22 november 1977. Van de 242 titels komen er 228 of 94% als oorspronkelijk of vertaald uit Nederland voor en zijn er 14 of 6% van Vlaamse schrijvers. Nu ben ik zeker niet chauvinistisch aangelegd en heb ik altijd, met overtuiging, het goede Nederlandse én buitenlandse boek aangeprezen, maar eerlijk gezegd, 6% Vlaams werk lijkt ook mij àl te gortig, vooral omdat er zoveel meer en degelijk werk van eigen bodem is. M.i. ware 20-25% Vlaams werk toch op zijn minst verantwoord geweest. Qua objectieve voorlichting voor ouders, leerkrachten en kinderen zijn dergelijke keuzelijsten op zijn minst dubieus, om niet te zeggen tendentieus.’ Ik wil hier nog een zin aan toevoegen. Zelfs als men de keuze heeft tussen gelijkwaardig of bijna gelijkwaardig Nederlands en Vlaams werk, dan zijn er voldoende motieven om toch 20 à 25% Vlaams werk te nemen.
De Jeugdbiblioteeksektie van de Vlaamse Vereniging van Bibliotheek-, Archief- en Documentatiepersoneel publiceert om het jaar een Gids voor Zuidnederlandse Jeugdlectuur ten gerieve van de Openbare Bibliotheken, school en gezin. Die van 1977 handelde over de Vlaamse produktie van 1976 en was samengesteld door Marieke Cooymans (Turnhout), Geertrui Lievens (Brugge), Lily Moens-Schoutende (Hasselt), Marie-Claire Rouffart (Heusden) en Chris Versteylen (Antwerpen).
Een citaat uit de inleiding: ‘In vergelijking met het buitenland staan wij, ondanks al onze mea culpa's en goedbedoelde zelfkritiek, nog nergens, m.a.w. onze jeugdboeken en auteurs (en dat vindt zelfs zijn weerspiegeling in de bibliotheekwereld!) worden niet au sérieux genomen. Als een Claus of een Boon bijv. in de noord-nederlandse etalages kunnen pronken, hoe wordt dan de haast systematische boycot van toch niet onverdienstelijke zuidnederlandse jeugdauteurs verklaard? (Alleen een kwestie van taalzuiverheid?)’.
Men kan zich, met recht en reden, afvragen of de samenstellers van deze gids zelf ‘au sérieux’ kunnen worden genomen, als ze blijkbaar zó weinig weten over de échte redenen waarom Vlaamse jeugd- en kinderboeken afgewezen worden in Nederland en als ze bovendien niet eens een feilloos Nederlands kunnen hanteren in een inleiding van nauwelijks één pagina tikschrift. Bovendien slaat hun verwijzing naar een vergelijking met het buitenland nergens op, immers als we onze romans gaan vergelijken met de toppunten uit de grote taalgebieden, hoeveel houden er dan stand? Drie, twee, één of helemaal niets?
Diezelfde Jeugdbiblioteeksektie liet overigens nog in november 1977 een foldertje door de wereld fladderen, getiteld Boeken om cadeau te geven... Het vermeldt 69 titels, waaronder drie van Vlaamse auteurs: Gaston van Camp (met twee titels) en Mireille Cottenjé. Een sterk staaltje van door het Vlaamse Ministerie van Kultuur betaalde promotie van het Vlaamse jeugd- en kinderboek!
Dat op dit foldertje de pasopgerichte uitgeverij Lotus met praktisch haar hele boekenproduktie (nl. zeven titels) te pronk staat en bijv. de Standaard Uitgeverij met slechts één enkele vermelding (en dan nog een informatief boek) kan betekenen, dat Lotus uitsluitend uitstekende jeugdboeken uitgeeft en de Standaard Uitgeverij praktisch helemaal geen, maar hier bereiken we dan wel de antipode van de objektiviteit. Wat Lotus betreft, dient nog te worden gewezen op het wel bedenkelijke feit, dat Gerda de Visser (een Neder- | |
| |
landse, die in Vlaanderen woont) tegelijk én het lektoraat van deze uitgeverij behartigt, én praktisch elke week een pagina jeugd- en kinderboekenrecensies publiceert in het invloedrijke periodiek Knack Magazine. Bij de oprichting van Lotus heeft Gerda de Visser wél verklaard, dat ze zich voornam nooit een Lotus-boek te bespreken in haar rubriek (het had er nog aan ontbroken), maar deze ‘dubbelfunktie’ kan op goede gronden deontologisch aangevochten worden, immers, wie honderdvijftig kolommen per jaar mag invullen met besprekingen van jeugd- en kinderboeken, heeft een zodanige machtspositie, dat hij (zij) zich vanzelfsprekend zou moeten onthouden van enige binding met welke uitgeverij ook, tenminste als de recensent(e) prijs stelt op een imago van objektiviteit.
| |
Besluit.
Deze àl te bondige, àl te weinig met klinkende feiten gestoffeerde bijdrage (maar met zulke feiten kan een boekdeel gevuld worden) brengt inderdaad geen pasklare oplossing.
Wat kan de goede doorstroming van het kinder- en jeugdboek in ons taalgebied bevorderen?
Ik vrees, dat alleen een grondige bezinning kan helpen. Maar wie persoonlijk belang heeft met de huidige gang van zaken of met de eenzijdige voorlichting betreffende de Vlaamse boekenproduktie, zal waarschijnlijk alle bezinning luchtig wegwuiven. Auteurs en uitgevers, die niet tevreden zijn met wat reëel aan de orde is, zullen daarentegen vooral emotioneel reageren, wat dan ook weer niet de noodzakelijke bezinning bevordert.
Een paar dingen liggen voor de hand.
Zo is het niet voldoende dat de overheid aan personen of instellingen fondsen ter beschikking stelt om informatie te verstrekken over het jeugd- en kinderboek, en tegelijk deze bezoldigden of gesubsidieerden laat uitkramen wat hen voor de geest komt. Het Ministerie van Nederlandse Kultuur heeft in België als voorname opdracht de bevordering, behartiging en verspreiding van de Vlaamse kultuurprodukten. Het moet er dus op letten dat de personen of instellingen, die voor dat doel geld - gemeenschapsgeld! - ontvangen, bevoegd zijn. Als deze bevoegdheid niet blijkt, dan dient te worden uitgekeken naar andere personen. Dat is zo klaar als wat... maar het vraagt wél enige inspanning.
Verder is het belangrijk, dat de Vlaamse verenigingen voor jeugdauteurs hun amateurisme eens en voorgoed naar het ‘verdomhoekje’ verwijzen. Gezelligheid, uitstapjes en etentjes zijn uitstekend nà verrichte arbeid, maar wie echt werkt, heeft daar bitter weinig tijd voor.
Deze verenigingen (maar dit geldt dan ook weer voor alle recensenten, zowel als voor de entoesiaste werkgroepen, in scholen of erbuiten) moeten zich overigens eerst en vooral gaan bezinnen over wat volgt. Als men doorgaat met de (wellicht onbewuste, of ten dele onbewuste) boykot van het Vlaamse jeugd- en kinderboek ten voordele van het vertaalde en het Nederlandse, dan is het helemaal niet denkbeeldig, dat de Vlaamse uitgeverijen zich tenslotte ontmoedigd gaan afkeren van het Vlaamse jeugd- en kinderboek, om alleen nog vertaalde werken op de markt te brengen. Het aanbod is overweldigend: één bezoek aan Frankfurt en/of Bologna maakt dat duidelijk. Nadien kan men dan wéér eens zeggen, dat men het niet geweten heeft.
|
|