Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 538]
| |
De prijs van de kwaliteit
| |
[pagina 539]
| |
Anneke Brassinga: eindelijk weer een uitzonderlijke prestatie.
Pol, Marko Fondse, Adriaan Morriën, Peter Verstegen, Bert Voeten en Mr. J.H.A. de Bie, roemde de hoge kwaliteit van Anneke Brassinga's vertaling, maar laatstgenoemde liet zich daaraan weinig gelegen liggen en wees de prijs af vanuit de overweging dat de jury zich vorig jaar voorgoed gekompromitteerd heeft door de prijs toen niet toe te kennen (ANP, 16 dec. 1977). | |
Gevallen prijs, gevallen jury?De overweging van Anneke Brassinga ‘dat de jury zich voorgoed gekompromitteerd heeft’ is niet van haarzelf; deze uitspraak komt ook voor in de Open brief die vorig jaar in praktisch alle Nederlandse dagbladen verscheen, en die we hier nogmaals in ektenso geven om duidelijk te maken wat nu eigenlijk het probleem in deze kwestie is: Amsterdam, 3-2-'77. OPEN BRIEF
Aan het bestuur van het Prins Bernhard Fonds Aan de jury van de Martinus Nijhoffprijs voor Vertalingen Ondergetekenden verklaren hierbij dat zij het ten zeerste oneens zijn met het voor de tweede achtereenvolgende maal niet toekennen van de Nijhoffprijs voor Vertalingen aan een Nederlandse vertaler. De suggestie die hiervan uitgaat, als zou het peil van de Nederlandse literaire vertaling deze beslissing rechtvaardigen, is strijdig met de feiten. Integendeel, uitgevers, critici en vertalers zijn het erover eens dat dit peil de laatste jaren sterk is gestegen en jaarlijks zeker enige toppen oplevert. Onder deze omstandigheden vinden wij (sic!) het van hooghartigheid getuigen een prijs met een zo groot prestige voor de tweede maal niet toe te kennen. Omdat de huidige jury zichzelf voorgoed heeft gecompromitteerd, verklaren ondergetekenden - voor zover zij zelf vertaler zijn en de prijs al niet eerder hebben ontvangen - dat zij in de toekomst niet voor een toekenning van de Nijhoffprijs door deze jury in aanmerking wensen te komen, en roepen alle literaire vertalers op zich hierbij aan te sluiten.
Onder deze brief stonden de namen van vijf oud-Nijhoffprijswinnaars, alsmede die van Thérèse Cornips, Pé Hawinkels, Gerrit Komrij, Cora Polet, Jenny Tuin (voornaamste gepasseerde kandidaten) en nog een veertigtal anderen (vertalers, kritici en uitgevers), met daaronder tenslotte het contactadres: Paul Beers, Edammerdijkje 14, Middelie (NH), tel. 02992-238. | |
De Paus van Middelie (NH).Hoewel er zo'n vijfig ondertekenaars waren - waaronder niet Anneke Brassinga, die toen voor drie maanden in Zwitserland vertoefde - was er maar één kontaktadres: dat van Paul Beers. Hij heeft, volgens zijn echtgenote Carla van Vlijmen, die mij dit telefonisch meedeelde, de Open Brief ook helemaal alleen opgesteld: ‘Hij heeft er wel met anderen over gesproken, maar de brief is van hém; daarna heeft hij de ondertekenaars telefonisch benaderd...’ Op het moment dat ik dat hoorde, begreep ik opeens waarom Paul Beers wel ‘de Paus van Middelie’ genoemd wordt: de Open Brief is immers een soort Pau- | |
[pagina 540]
| |
selijke Encycliek waarin de hooghartige jury in de ban wordt gedaan en waarin de gelovigen worden opgeroepen zich van ‘de Satan’ te distantiëren. Ik zeg ekspres gelovigen, want Paul Beers en zijn mede-ondertekenaars bewijzen niets, evenmin trouwens als de jury waarvan de voorzitter, die door velen als de grootste Duivel gezien wordt, verklaarde - tijdens een gesprek met Gerrit Bussink in De Groene Amsterdammer van 2 februari 1977: ‘De jury heeft de volgende criteria gehanteerd: de vertalingen moeten onberispelijk zijn, op betekenisniveau; op het niveau van het hanteren van de Nederlandse taal; voor wat betreft de stilistische aspekten. Alleen het eerste criterium - onberispelijkheid op betekenisniveau - belette reeds dat er ook maar één vertaler voor de Martinus Nijhoffprijs in aanmerking kwam.’ De jury zegt dus: ‘Het peil is niet bijzonder hoog’. Paul Beers zegt - en de vertalers zélf zeggen het ook! -: ‘Het peil is de laatste jaren sterk gestegen en levert jaarlijks zeker enige toppen op’. En wie moeten we nu geloven? De Paus natuurlijk, de Paus van Middelie (NH)! In ieder geval geloofde Anneke Brassinga Zijn Woord, en ze gebruikte dit dan ook ongewijzigd: ‘de jury heeft zich voorgoed gecompromitteerd’ (zie tekst Open Brief). Er wordt gefluisterd dat Anneke Brassinga zich, vóórdat ze de prijs afwees, eerst nog even in de biechtstoel van Paul Beers begeven heeft, maar dat zijn natuurlijk roddels die evenveel (of weinig) grond van waarheid bezitten als het praatje dat Anneke Brassinga zélf vertelt in haar interview met Vera Illes (NRC, 22 dec. '77): ‘De jury heeft mij gekozen omdat er weinig andere keus was. Een grote groep had immers al te kennen gegeven de prijs te zullen weigeren, en er kon dus geen sprake meer zijn van een onbelemmerde besluitvorming’. In een telefonisch interview dat ik met haar had, was dit ook haar eerste mededeling: ‘Er was geen open konkurrentie’. Even later bleek dat zij er desondanks duidelijk van op de hoogte was dat de jury zich door dergelijke onwaardige overwegingen beslist niet had laten leiden: net als in andere jaren had de jury al het mogelijke kwaliteitswerk bekeken, of dat nu van een ondertekenaar was of niet. In het Perskommuniqué dat de jury n.a.v. de weigering liet uitgaan staat letterlijk: ...bij het zoeken naar kandidaten heeft de jury zich geen enkele beperking opgelegd. Enkele juryleden bevestigden dat nog eens ekspliciet: het is ook meegedeeld tijdens een persoonlijk gesprek tussen de voorzitter van de jury, een bestuurslid van het Prins Bernhardfonds en de bekroonde vertaalster. | |
Goede vertalers.Op mijn vraag aan Anneke Brassinga wie zij de uitstekende vertalers vond die het voorafgaande jaar de prijs hadden moeten krijgen, antwoordde zij óók weer met namen die in de ‘Encycliek’ genoemd worden als ‘de voornaamste gepasseerde kandidaten’: Jenny Tuin, Thérèse Cornips en Cora Polet. Over Cora Polet die uit het Zweeds vertaalt, kan Anneke Brassinga waarschijnlijk evenmin goed oordelen als ieder ander die geen Zweeds kent. Blijven dus over: Jenny Tuin en Thérèse Cornips. En juist uit het vertaalwerk van deze twee vertaalsters nam ik vorig jaar enkele steekproefjes waaruit bleek dat het gelijk in deze welles-nietes-diskussie eerder bij de jury lag dan bij de ondertekenaars van de Open Brief. Het resultaat van mijn objektieve onderzoek (zie: Ons Erfdeel, 20e jrg., 2/77) leverde o.a. het volgende op: Jenny Tuin liet in het alom geprezen Een heel leven voor je van de Prix Goncourtwinnaar | |
[pagina 541]
| |
Paul Beers, de Paus van Middelie.
Emile Ajar een moeilijk te vertalen passage zomaar weg, en gebruikte bovendien een keurig net ‘mevrouwentaaltje’ als de penoze aan het woord kwam. Thérèse Cornips vertaalde Proust Plaatsnamen: de naam op een zeer integere manier zonder één woord weg te laten, maar ze bezat te weinig kennis van de wereld van Proust om werkelijk tot een grandioze vertaling te komen. Dit waren geen beweringen mijnerzijds: ik bewees het aan de hand van teksten, met origineel en vertaling naast elkaar, met gedetailleerde kritiek erbij, plus korrekties. Men zou verwachten dat er uit de groep van de Open-brief-ondertekenaars toch wel minstens één reaktie gekomen zou zijn met al-was-het-maar-één bladzijde van een ‘top’-vertaling die het bewijs zou leveren van de stelling dat ‘het peil werkelijk zo hoog was’! Maar zelfs Paul Beers, met wie ik voordien in een gezellige korrespondentie ook al over deze kwestie diskussieerde, kwam nooit met feitelijke bewijzen. Hij zegt wel in zijn Open Brief dat de suggestie van de jury strijdig is met de feiten, maar als daarna een huis-, tuin- en keukenvertaler met feiten komt die het gelijk van de jury schijnen te bevestigen, wordt er gezwegen in àlle talen, door àlle vertalers. Nee, er werd niet gezwegen, tóch niet. Overal vandaan kwamen reakties, tot vanuit Zweden toe, maar dat waren alleen maar reakties die mijn bewijzen nog eens ekstra onderstreepten. Vreemd, zeer vreemd... Ook op een later gepubliceerd kritiekje betreffende de ‘eigentijdse vertaling’ van een der andere voornaamste gepasseerde kandidaten (in De Revisor, IV/3) een - artikel waarin ik iedereen uitdaagde mij één willekeurige volle pagina toe te zenden waarin géén vijf fouten voorkwamen, kwam geen enkele respons, behalve dan die van de redaktie: Diskussie gesloten. Misschien heeft dààrom wel nooit iemand gereageerd. | |
Open diskussie.Mij was het er juist om te doen geweest de diskussie open te stellen, hetgeen ook duidelijk bleek uit de konklusie in het Ons-Erfdeel-artikel, die na belichting van allerlei achtergrondsituaties luidde: ‘De literaire vertalers van Nederland zijn verontwaardigd: zij richten zich tegen de jury, en voor de eerste keer in de Nederlandse-geschiedenis-van-het-vertalen vormen zij één front. Zij eisen min of meer dat er een jury moet komen die wat meer begrip voor hun (ellendige) situatie heeft; déze jury is te hooghartig, wil alleen maar over de hele linie voortreffelijke vertalingen. Maar dat willen de vertalers zélf - én de uitgevers én de lezers! - toch ook? Wie wil dat eigenlijk niet? Iedereen toch? | |
[pagina 542]
| |
Daarom blijft er maar één oplossing over: dat vertalers en juryleden en uitgevers en lezers zich op deze situatie, de onmogelijke situatie, gaan bezinnen. De omstandigheden moeten veranderd worden. Dáár zit 'm de kneep! In plaats van moord en brand te schreeuwen omdat de jury zo hooghartig is’, kon de protestkommissie beter één front, één linie - samen met die jury - gaan vormen tegen de situatie zoals die nu is: een situatie die van de vertaler soms een ‘schnabbelaar’ maakt die een ‘haastklus’ mag verrichten, een situatie die er in bijna alle omstandigheden toe leidt dat hóóg te kwalificeren arbeid een degradatie ondergaat met als gevolg een vermindering van de kwaliteit, op alle fronten. De literaire vertalers van Nederland zullen vóór ‘de prijs van de kwaliteit’ moeten vechten, en niet ertegen... Want zolang zij in hun miserabele omstandigheden nog menen dat zij de ‘prijs van de kwaliteit’ zomaar kunnen verdienen, is het woord ‘hooghartig’ toch wel in de eerste plaats van toepassing op hén.’
Ook de jury bleef zich ondanks ‘de ban’ die over haar uitgesproken was, levend te weer stellen. Op 5 maart 1977 verscheen een uitgebreid perskommuniqué waarvan ik alleen het laatste deel overneem:
‘De jury vindt dat de kriteria die zij hanteert zo objektief en kontroleerbaar zijn als van kriteria ter beoordeling van vertalingen kan worden geëist. Iedere vertaler of recensent die zich van deze kriteria op de hoogte stelt, zich de vereiste hulpmiddelen verschaft en bereid is “native speakers” van de brontaal te raadplegen, kan de conclusie waartoe de jury is gekomen zelf toetsen. De mening als zouden de door de jury gehanteerde normen de boosaardigheid, hooghartigheid en schoolmeesterij van de jury in haar huidige samenstelling weerspiegelen, mist dan ook elke grond. Dat er dit jaar geen vertaling voor bekroning is voorgedragen is een gevolg van het feit dat de jury geen vertaling onder ogen is gekomen die aan bovengenoemde kriteria voldoet. De briefschrijvers hanteren de term “het peil van de literaire Nederlandse vertaling”. De jury beoordeelt evenwel het peil van afzonderlijke vertalingen. Over de vraag of “het peil van de literaire Nederlandse vertaling” de laatste jaren is gestegen dan wel gedaald kan de jury geen zinvolle uitspraak doen.
De jury zou het toejuichen als de teleurstelling over haar besluit dit jaar geen vertaling voor bekroning voor te dragen, zou leiden tot een redelijke discussie over het niveau waarop belangrijk literair werk uit en in het Nederlands wordt vertaald en over de wijze waarop vertalingen worden beoordeeld.’
Geen twijfel mogelijk: de jury wil een redelijke diskussie en geeft (tussen de regels door) de vertalers alle kans om de konklusie waartoe zij is gekomen, feitelijk te weerleggen. | |
Werkgroep Vertalers.Het Antwoord van de jury werd niet alleen aan de dagbladen toegezonden, maar ook aan de Werkgroep Vertalers, aangesloten bij de Vereniging van Letterkundigen. En dat laatste bleek een grote fout van de jury te zijn. Het Antwoord had nl. naar het kontaktadres (Paul van Middelie) gezonden moeten worden! Weliswaar maakte ook Paul deel uit van de Werkgroep, net zo goed als praktisch alle andere ondertekenaars, maar formeel was er geen speld tussen te krijgen: de Werk-groep had niets met de jury te maken, nee, sterker nog: de Werk-groep werkte het jurylid Barbara van de Pol min of meer uit haar Bestuur. Na de vele vijandige uitlatingen tegenover de jury voelde Barbara zich altans zo persoonlijk aangesproken, dat ze haar funktie beschikbaar stelde. ‘Het was net of er een soort volksgericht plaats- | |
[pagina 543]
| |
vond’, vertelde Barbara mij, ‘het Bestuur moest gezuiverd worden van zulke ongure, onsolidaire elementen als ik’. Ze kreeg opmerkingen te slikken zoals: ‘Op jouw vertalingen zijn toch óók wel eens aanvallen gedaan? Hoe durf je dan met die achtergrond eraan meewerken dat een ander de prijs niet krijgt!’ Het verzoek in de Werkgroep om een gesprek op gang te brengen met de jury is volgens haar door ‘de grootste schreeuwers’ getorpedeerd. ‘Gerrit Bussink bijv. (de huidige vooriztter van de Werkgroep, A.W.) stelde zich zeer gematigd op, maar Paul Beers, het spijt me dat ik het moet zeggen, want hij is echt een goede vriend van mij, wilde van geen compromis weten... En nu ja, je weet hoe het verder gegaan is...’ Barbara van de Pol kan zich levendig voorstellen dat een heleboel mensen vinden dat de prijs coûte que coûte ieder jaar uitgereikt moet worden, omdat het geld anders wie-weet-waar terechtkomt, maar áls het een ‘prix d'excellence’ is - en zo heeft de jury hem altijd beschouwd - dan zullen er toch in de eerste plaats kwaliteitskriteria moeten blijven gelden. | |
Kwaliteitskriteria.‘Het getuigt van hooghartigheid een prijs met een zo groot prestige voor de tweede maal niet toe te kennen’, staat er in de Open Brief. De prijs heeft een groot prestige, inderdaad. Mogen de prijswinnaars dat prestige dan met hun prestaties omlaaghalen? Willen zij liever een goedhartige of een laaghartige jury dan een hooghartige? Nee, nee, de jury heeft leergeld betaald. In het verleden zijn er verschillende malen - terecht - aanvallen op de jury gedaan omdat ze niet kritisch genoeg was geweest. Met bewijzen werd aangetoond dat de vertaler niet over de gehele linie een topprestatie had geleverd, met als gevolg dat niet alleen bleek dat de vertalers niet zo goed waren, maar óók de jury niet. Dat de huidige jury haar prestige wenst te behouden is begrijpelijk, vooral nu sinds kort allerlei publikaties het licht zien die van een bijzonder kritische instelling ten aanzien van het vertalen getuigen. Ik noem hier slechts de uitgaven Vertalen vertolkt; verhalen over vertalen (Amsterdam, Nederlands Genootschap voor Vertalers, 1976) en De Revisor, III/5, 1976, speciaal vertaalnummer. Voordien kon het nog wel eens gebeuren dat de vertaler van een aantal belangrijke literaire meesterwerken zonder meer als een literair vertaalmeester bekroond werd, alleen al op grond van de Grote Naam van de oorspronkelijke auteur. Grappige dingen konden daarvan het gevolg zijn; ik noem er maar één: Van de Martinus-Nijhoffprijswinnaar 1964 C.N. Lijsen, die in het juryrapport speciaal geroemd werd om zijn Camus-vertalingen, moest in 1973 een volledig nieuwe vertaling het licht zien van Camus' De mythe van Sisyphus: de oude vertaling van Lijsen was waardeloos gebleken en werd vervangen door die van een ander! Kortom: er is alle reden voor de jury om niet meer ‘zo maar’ een prijs toe te kennen, want een dergelijke gemakzucht zou als een boomerang terugkomen: de jury heeft zich gekompromitteerd! | |
Anneke Brassinga's kwaliteit.Uit het feit dat de jury het dit jaar aandurfde de prijs toe te kennen, blijkt dat ze deze keer geen enkele angst koesterde voor boomerang effekten. Zelfs ná de weigering van de prijs door Anneke Brassinga wordt verklaard: ‘De Gave’, mevrouw Brassinga's vertaling van Vladimir Nabokovs ‘The Gift’, beantwoordt aan de door de jury gehanteerde criteria. De zeer hoge kwaliteit van deze vertaling staat voor de jury buiten kijf. Wat tot enige aarzeling leidde, was de omstandigheid dat het eerste hoofdstuk van dit boek, alsook een aantal gedichten, zijn vertaald | |
[pagina 544]
| |
door het jurylid Verstegen, die de opdracht aan Mevrouw Brassinga had afgestaan. Mevrouw Brassinga heeft het eerste hoofdstuk herzien. Dat zij de gedichten niet heeft vertaald, deed naar de mening van de jury niets af aan de buitengewone prestatie die zij met deze vertaling heeft geleverd.’ Als Anneke Brassinga verklaart (NRC, 22-12-'77) dat ze liever met een ‘eerlijke konkurrentie’ was gekozen, en tegen mij zegt dat de konkurrentie niet ‘open’ was, dan is dat niet alleen een aantijging van de jury, maar tevens blijkt er de bescheidenheid van Anneke Brassinga uit, en haar niet-au-courant-zijn van de feiten. De bescheidenheid siert haar en haar solidariteit zal ook door velen toegejuicht worden. Het is haar evenmin kwalijk te nemen dat zij niet precies op de hoogte is van het feit dat iedere vertaler uitgedaagd is te bewijzen dat één van hen écht goed was, en dat daarop nooit een reaktie is gekomen; nee, men is zelfs iedere mogelijkheid om tot een gesprek te komen uit de weg gegaan, met formalistische smoesjes en wraakzuchtige uitdrukkingen zoals zijxorren, klojo's t.a.v. de jury. Maar als Anneke Brassinga zegt: ‘Er zal iets moeten gebeuren’, dan heeft zij haar kans - om écht iets te laten gebeuren - gemist. Wanneer zij de prijs aanvaard had, zouden de poppen pas werkelijk zijn gaan dansen. Dan hadden de ‘kollega's’ werkelijk iets moeten doen of bewijzen. | |
Het Grote Gebeuren.Wat is er nü eigenlijk gebeurd? Niets. Nu, ja, het geld vloeit natuurlijk terug in de grote zak van het Prins Bernhardfonds en de jury zal er wel een beetje een ellendig gevoel aan overhouden. Maar waar het om ging - de kwaliteit van de vertaling! - raakt volledig op de achtergrond. Anneke Brassinga heeft haar bijzondere kwaliteiten door haar weigering en aantijging tot een soort tweederangs-kwaliteit teruggebracht. Beseft zij dan niet dat zij werkelijk een topprestatie heeft geleverd? Met haar gave Gave stelde zij de anderen in de schaduw, maar zij weigert de gift en kompromitteert met haar opmerkingen niet alleen de jury, maar ook zichzelf. Jammer van deze gemiste kans. Want waarom zou de jury nu ineens wél gaan opstappen? Zij heeft nu toch duidelijk laten zien dat ze er helemaal niet op uit is om hooghartig iedere vertaling in het Nederlands als ondermaats opzij te schuiven? Nee, ze heeft zelfs ná de weigering de hoge kwaliteit van het werk van Anneke Brassinga opnieuw geroemd. En de ondertekenaars die iets van taal weten, zullen die kwaliteit moeilijk kunnen ontkennen. Haar taal heeft alles van de regenboog die ze aan het begin van Hoofdstuk 2 in De Gave beschrijft: ze vormt een kleurrijk kontrast met het werk van vele anderen. Ik had dan ook gedacht dat degenen met wie Anneke Brassinga zich solidair verklaarde, er als de kippen bij zouden zijn om haar in de eerste plaats met haar bekroning te feliciteren en vervolgens stappen zouden gaan ondernemen om een oplossing te vinden voor ‘de poen’. Eigenlijk is het toch wel een beetje sneu, zeker voor een pas beginnende vertaalster waarvan iedereen weet in welke kommervolle omstandigheden zij haar werk moet doen, om zomaar f 5000, - te laten vallen. Nu ja, zoiets moet je voor je overtuiging overhebben natuurlijk, maar als die overtuiging je door anderen min of meer opgelegd is, zou ik het niet zo vreemd vinden als enz. | |
De solidariteit van Paul Beers.Paul Beers was de eerste die ik geluk heb gewenst met zijn sukses, dat nu - ongeveer een jaar na zijn aktie - manifest is geworden. Voordien kon iedereen er nog aan twijfelen of het zin had om op een dergelijke manier de jury ‘dood’ te ver- | |
[pagina 545]
| |
klaren: nu Anneke Brassinga de prijs inderdaad geweigerd heeft, mét de motivering uit de Open Brief, is er alle reden tot juichen! De Paus heeft in zijn Encycliek onthouding gepredikt, en de eerste die in verzoeking werd gebracht, is niet bezweken... Tijdens ons telefoongesprek bleek dat Paul Beers toch wel enigszins twijfelde aan de oprechtheid van mijn gelukwens. Hij kent mij zo'n beetje en weet dat ik van mening ben dat er verschillende kanten aan deze konfliktsituatie zijn. Hij heeft ook mijn artikelen in Ons Erfdeel en in De Revisor gelezen, en daar zelfs nog met enkele algemene opmerkingen op gereageerd, - nooit met feitelijke weerleggingen. Maar goed, toen ik hem de vraag stelde of hij - als voormalig instigator en kontaktpersoon - nu ook wat zou gaan doen aan een aktie met het doel om Anneke Brassinga enigszins schadeloos te stellen voor haar gederfde inkomsten, bleek Paul daar weinig voor te voelen. Paul had, volgens zijn zeggen, ‘nu genoeg gedaan. Misschien dat de uitgever(s)...’ | |
De uitgever(s).Vorig jaar, toen de diskussie op zijn hoogst was, werd ook het geluid vernomen dat de uitgevers zélf wel eens met een prijs zouden komen. ‘Al dat gedonder met die Nijhoffprijs...’ Niemand heeft daar echter sindsdien meer iets over gehoord en dat lijkt me ook logisch, want als er één partij als niet objektief beschouwd kan worden, dan is het wel die van de uitgevers. Het ‘gedonder’ zou dan pas goed beginnen! Maar ook op een andere manier bleek hoezeer de uitgevers met het lot van de vertalers waren begaan: stonden er niet vijf namen van direkteuren van uitgeverijen onder de Open Brief? In de Haagse Post van 29 januari 1977 kwamen zelfs een aantal woordvoerders van de grote literaire uitgeverijen met de verklaring dat de kwaliteit alleen maar verbeterd is, in het algemeen. Hoe het in het bijzonder was, werd in het midden gelaten. Misschien dat de vertalers door de solidariteit van de uitgevers geestelijk gesterkt zijn, maar materieel zijn ze er geen cent beter van geworden. Nog steeds moet de VVL, of de Werkgroep Vertalers daaruit, vechten voor iedere 1/10 cent per woord meer. Het liefst zouden de uitgevers de vertalers alleen maar met een schouderklopje willen belonen, denk ik wel eens, maar dat is natuurlijk nonsens. In ieder geval zijn ze erin geslaagd iedereen te doen geloven dat de kosten van het vertalen niet ál te veel op de kosten van de uitgave mogen drukken. Zo'n boek zou dan immers onverkoopbaar worden! De vertalers moeten maar naar het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk gaan: naar het Fonds voor de Letteren... | |
150.000 woorden.‘De Gave’ bevat 160.000 woorden - tel ze maar na. In het Nawoord van de vertaler staat dat het eerste hoofdstuk door Anneke Brassinga is bewerkt, nadat het eerder reeds was vertaald door Peter Verstegen, die ook de gedichten voor zijn rekening had genomen. Hoewel Anneke dus praktisch alle 160.000 woorden vertaald heeft (want om te kunnen bewerken moet je eerst zelf vertalen), valt er iets voor te zeggen om - ook i.v.m. de gedichten - zo'n 10.000 woorden in mindering te brengen. Voor die 150.000 vertaalde woorden ontving Anneke Brassinga volgens haar eigen woorden in het interview met Vera Illes in de NRC, 22-12-1977, niet eens f 5.000, -: ‘het bedrag van de prijs ligt aanmerkelijk hoger dan het honorarium dat ze voor de vertaling van De Gave heeft ontvangen’. Zowel van Peter Verstegen als van Anneke Brassinga zelf hoorde ik later dat dit niet helemaal klopte, en dat kan ook niet, | |
[pagina 546]
| |
want dan zou de uitgever - Johan Polak in dit geval, van Athenaeum - Polak & Van Gennep - de vertaler(s) zwaar onderbetaald hebben. Tegen het huidig geldende tarief voor literaire vertalingen, van 5,7 cent per woord, zou deze vertaling toch altijd nog zo'n dikke f 9.000, - moeten opleveren. Als de verdeelsleutel 1/5 (voor PV) en 4/5 (voor AB) is toegepast, ontvangt Anneke Brassinga f 7.200, -. Met haar opmerking over ‘het aanmerkelijke verschil’ brengt ze dus min of meer haar uitgever in diskrediet, want iedereen denkt nu dat de vertaling haar hoogstens, pakweg, f 4.000, - heeft opgeleverd en dat zou op ongeveer 3 cent per woord neerkomen. | |
Kommervolle omstandigheden.Of Anneke Brassinga meer of minder dan de f 5.000, - van de gedoemde Martinus Nijhoffprijs ontvangen heeft, doet er weinig toe. In een later gesprek met mij liet zij doorschemeren dat het bedrag ‘ongeveer gelijk lag’: f 5.000, - dus. Als we het eerste hoofdstuk niet meetellen, komt dat op f 15, - per pagina en ik geloof nooit dat zij in staat zou zijn geweest dit nivo te bereiken als zij per dag gemiddeld meer dan drie bladzijden had vertaald. Bij een vijfdaagse werkweek levert dat dus f 225, - op, het loon van een ongeschoolde ‘minimumlijer’. Maar Anneke Brassinga is juist wél geschoold: na de Middelbare School volgde zij de opleiding aan het Instituut voor Vertalingen en zij behoort - dat is nu inmiddels wel gebleken - tot de top van de literaire vertalers in Nederland. Als we haar vergelijken met een topvertaler van bijv. Philips, dan blijkt dat zo iemand per week 6 à 7 keer zoveel verdient (mededeling van C.J.M. van der Weijden, technisch vertaler). Een literair vertaler wordt dus altijd onderbetaald! Volgens Peter Verstegen heeft de Uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep zich zeer koulant gedragen en zelfs meer dan het toen geldende tarief voor de vertaling uitgetrokken, maar dat neemt niet weg, dat Anneke Brassinga ‘een douceurtje’ best kon gebruiken. Na haar weigering heb ik Johan Polak dan ook opgebeld met dezelfde vraag die ik aan Paul Beers stelde: ‘Gaat de Uitgeverij nog wat aan deze kwestie doen?’ De heer Polak deelde mij mee dat hij niet gemachtigd was hierover nadere mededelingen te doen, omdat de zaak nog bekeken moest worden met verschillende andere uitgevers. Nadat ik hem onder het oog gebracht had, dat De Gave door Anneke Brassinga's weigering toch heel wat ekstra publiciteit gekregen had, die in de eerste plaats op zijn uitgave een positieve invloed zou hebben voor wat de verkoop ervan betreft (Koop dat boek, kontroleer zelf hoe meesterlijk de vertaling ervan is!), antwoordde de uitgever: ‘Ja, ja, er wordt over gedácht...’ Binnenkort zal de uitgever, eventueel samen met andere uitgevers, dus iets gaan doen. Wij weten niet wát, maar wij wachten af... | |
Komische situatie.In haar brief aan de jury heeft Anneke Brassinga geschreven dat ze de prijs gaarne zal aksepteren ‘mits de huidige jury bereid is nu (dus met ingang van heden) af te treden om plaats te maken voor een nieuwe jury die zou moeten beoordelen of ik inderdaad in aanmerking kom voor deze vererende bekroning.’ Nú, direkt, zou de jury moeten opstappen! En dan zou de hele ‘operatie’ opnieuw moeten plaatsvinden, want in deze jury heeft Anneke Brassinga geen vertrouwen. Wel heeft ze het hele afgelopen jaar regelmatig samengewerkt met Peter Verstegen - en nooit heeft zij tegenover hem op enigerlei wijze blijk gegeven van wantrouwen in hem of in een van de andere juryleden, noch van enige sympatie t.a.v. de Open Briefschrijvers - maar ja, dat kan natuurlijk voorkomen. Peter Verstegen voelt zich in ieder geval hogelijk belazerd en | |
[pagina 547]
| |
heeft in een brief zijn vertrouwen in haar als persoon opgezegd Maar dát is het ergste nog niet... Stel je eens voor dát er een nieuwe jury was gekomen die Anneke Brassinga bekroond zou hebben; dan zou dat toch alleen maar een bevestiging van de kompetentie van de ‘oude’ jury betekenen? En ook in het geval dat ‘men’ nu iets gaat doen, nu de jury is blijven zitten, kan zo'n aktie alleen maar gevoerd worden op grond van de kwaliteit van Anneke Brassinga's vertaling die door de ‘oude’ jury is vastgesteld. Ook dán zal Anneke Brassinga zich dus niet echt bevredigd kunnen voelen, want de motor van alle ‘gebeuren’ blijft een ‘voorgoed gekompromitteerde jury’. Waarschijnlijk heeft Paul Beers zich dat gerealiseerd toen hij zich van verdere aktiviteiten ten gunste van Anneke Brassinga wenste te onthouden. En de uitgever(s), tja, die zit(ten) natuurlijk met hetzelfde probleem... Een komische situatie! Bij het doorpraten van de problematiek van deze kwestie, waarbij ook de weigering van de Werkgroep Vertalers ter sprake kwam om op verzoek van de jury een open diskussie aan te gaan - iets wat Anneke Brassinga evenmin wist door haar afwezigheid buitenlands indertijd - zei zij: ‘Dus u denkt eigenlijk dat ik me heb laten verneuken?’ De zelfstandige beslissing van Anneke Brassinga komt door deze vraag voldoende op de helling te staan. Zij heeft zich laten verneuken, inderdaad. De aandacht die op de kwaliteit van de vertaling had kunnen vallen, valt nu weer alleen op de besmette Nijhoffprijs, zo door Paul Beers genoemd in De Revisor, IV/2, april 1977. | |
Alles nog eens op een rijtje.De afgelopen jaren was de jury zo hooghartig de prijs zo zuiver mogelijk te willen houden: ‘ze sprak het veto over het werk van collega's uit’ (Paul Beers). ‘Daarmee schaadde de jury het prestige van de Nijhoffprijs (lees: het beeld van de Nederlandse vertaler) voorgoed’. De prijs werd tot ‘besmet gebied’ verklaard en wie zo onkollegiaal was om het daar niet mee eens te zijn, zou zonder meer óók besmet zijn, dat stond van te voren al vast. ‘Ik vond’, zegt Anneke Brassinga in het NRC-interview - ‘dat ik moreel verplicht was om te weigeren, anders had ik die collega's voor schut laten staan...’ En tegen mij: ‘Ik vind dat het uitreiken van een prijs als deze niet mag plaatsvinden in een sfeer van gekijf en gekrakeel.’ Zij voelt zich geen slachtoffer of speelbal van wie dan ook, maar voorlopig heeft zij als kop van Jut gediend, dank zij het gekijf en gekrakeel van haar kollegiale kollega's. Vergeet het maar, en ga De Gave lezen, de vertaling die ‘de besmette Nijhoffprijs’ van alle blaam zou hebben gezuiverd, en die al het gekijf en gekrakeel had kunnen doen verstommen. Want bij zo'n vertaling past alleen maar een eerbiedig zwijgen. En luisteren... stil-lezend, maar nog liever hardop, ieder woord wegend, proevend, net zoals de vertaalster dat moet hebben gedaan. | |
Tóch een prijs?Zoals reeds min of meer te voorspellen was, moest de solidariteit van Anneke Brassinga met haar minder begaafde zusters en broeders toch op de een of andere manier beloond worden. Dat wisten we al uit het zondagsschoolboekje uit onze kristelijke jeugd, getiteld ‘Toch een prijs, waarvan de moraal was dat een arm meisje dat iets opoffert daar alleen maar beter door kan worden. En gelukkig heeft ook deze geschiedenis van de arme Anneke een gelukkig slot gekregen. Want wat vertalers en uitgevers moeilijk konden doen: een aktie tot schadeloosstelling op touw zetten - dat kon wél door een buitenstaander op het terrein van vertalingen in het Nederlands geschieden. En dat is ook werkelijk gebeurd. Alle on- | |
[pagina 548]
| |
dertekenaars van de Open Brief hebben een soort bedelbrief ontvangen met de oproep het arme solidaire meisje schadeloos te stellen door een bedrag te storten op een bepaald rekeningnummer. De initiatiefnemer zou dan wel voor de rest zorgen, als kontaktfiguur en informant. Maar dat kán toch helemaal niet, zult u nu wellicht zeggen. Iemand die geen enkele kompetentie heeft op het gebied van vertalen-in-het-Nederlands kan toch geen geld inzamelen voor een geweigerde prijs? En als dat wél kan, dan kan Anneke Brassinga zo'n ‘verlate Nijhoff-prijs’ toch nooit aanvaarden? Want als er ooit over de prijs van de kwaliteit gesproken zou kunnen worden, dan toch zeker niet in dit geval. Het geld dat inderdaad is bijeengebracht door de solidaire ondertekenaars (en dat waren ze plotseling lang niet allemaal meer!) is ook nog door Anneke Brassinga aanvaard! Zij vond dat zij de Nijhoffprijs niet verdiend had omdat er geen ‘open konkurrentie’ was e.d. Maar zij was zeer ontroerd toen zij deze ‘poedelprijs’ mocht ontvangen. | |
Vooruitzichten.Ondanks alle problemen die uit de laatste weigering voortvloeiden, is de jury van de Martinus Nijhoff-prijs gewoon blijven zitten. Tot grote verontwaardiging van de tegenstanders die nu reeds fluisteren dat de komende prijswinnaar wel een vriend(innet)je van een van de juryleden zal worden, een niet-ondertekenaar van de Open Brief. Maar de jury is natuurlijk ook van dergelijke geruchten op de hoogte en zal zeker - ook nu weer - in de eerste plaats op de kwaliteit letten. Er zijn ontwikkelingen gaande die misschien tot een oplossing zullen leiden. Maar hoe het ook zij: wij zien met belangstelling uit naar de naam van de volgende prijswinnaar die een dezer dagen bekend gemaakt zal worden. |
|