sterke verwantschap tussen de levensfilosofie van de kunstenaar en die van de Oosterse volkeren. Zittend bij de Meditatiestenen lijkt hij een Oosterse wijze. De meditatiestenen bestaan uit een groep van acht gehalveerde marmercylinders waarvan de rechtopstaande snijvlakken een ruit vormen. Het verplaatsen van de stenen volgens een welbepaalde orde kan aanleiding geven tot het andere gebeuren, dat tot rust brengt. Het verplaatsen vraagt wel een beheersing, een vrij worden van zichzelf, van het gewone alledaagse. De leegte ‘le vide’ bereiken is erg belangrijk in het Zen-boeddhisme. Door de leegte ontstaat het gevoel van vrijheid, van hét leven in mij.
Het idee van de dynamische orde is het basisidee van alle Oosterse filosofiën en van het oeuvre van Jan Dries. Door middel van tegenstellingen: de rechte en de kromme, het volle en het lege, roept hij deze kosmische orde op onder meer in het prachtig Vol-ledig. Twee spiralen vormen het uitgangspunt van dat beeld. Het blok Carraramarmer van 250 kgr., met diameter van 60 cm., is uitgekapt tot een dikte van een halve cm. en weegt nog 2,5 kgr. In deze gedepouilleerde skulptuur bereikte Dries een sublieme synteze van wat in het Oosten wordt genoemd de ordeningsrelatie van Yin en Yang, het vrouwelijke en het mannelijke, de kromme en de rechte, het donkere en het heldere, het geborgene en het strevende.
Alles wat Jan Dries uitdrukt is geordend in het grote kosmische gebeuren. Titels zoals Aum of levensadem, Zijn, Het, Zijns gelijke getuigen daarvan.
Aum is een bol van binnen uitgekapt op rechte lijnen die van de opening in de voorkant naar de opening in de achterkant van de bol lopen. Draait men het beeld dan wordt de voorkant de achterkant en de bovenkant de onderkant: ‘Het een is het ander en het ander is het een’. Veel vroegere werken zoals
Eenmaal en
Geborgen zelf bestaan uit een marmeren
1.
Jan Dries: ‘Geboeid door het licht’ (1975).
2.
Jan Dries: ‘Vol-ledig’
(1974, carrara marmer, statuari).
cylinder één of tweemaal doorgesneden door een spiraalvormige beweging. De delen kunnen uit elkaar gehaald worden of tegen elkaar gezet. Ze worden totaal één, passen perfekt in elkaar. ‘Met twee één zijn, daar hunker ik naar, ik ben ervan bezeten’. Die bezetenheid wil de beeldhouwer niet uitdrukken als konflikt, hij wil de vrede met de dingen. De delen van het geheel kunnen dus een verandering teweegbrengen: ‘het leven in de schommel gelegd’ zoals de kunstenaar dat zo poëtisch