De Franse Nederlanden
4e Frans-Vlaamse Veertiendaagse te Nieuwpoort.
Op 25 maart 1978 ging te Nieuwpoort de vierde Frans-Vlaamse veertiendaagse van start. Opvallend dit jaar was dat de Frans-Vlaamse stad Belle bij de organisatie van de veertiendaagse, die liep tot 9 april, nauw werd betrokken.
In dit verslag moet ik me uiteraard uit het grote aanbod van aktiviteiten beperken tot het belangrijkste. Te onthouden uit de openingstoespraak van burgemeester-senator Georges Mommerency is dat de verleden jaar op de kultuurdag te Waregem opgerichte werkgroep voor de inventarisatie van alle grensoverschrijdende problemen met zijn werk ver is gevorderd. De eerste rezultaten zullen op de komende kultuurdag bekendgemaakt worden.
Op zaterdag 1 april werd te Belle door de plaatselijke burgemeester Jean Delobel en Georges Mommerency een vergadering voor burgemeesters belegd waaraan er 7 uit de Frans-Vlaamse en 4 uit de Westvlaamse Westhoek deelnamen. Daar werd betoogd dat de verbreiding van het Nederlands onderwijs in Frans-Vlaanderen voor de industriële sektor een noodzaak is. Bedrijven die op de Vlaamse en Nederlandse markt willen komen, zien zich, bij gebrek aan Nederlandssprekende Fransen, verplicht Vlamingen en Nederlanders aan te werven of zelf een taalkursus in te richten. De verbreiding van het Nederlands op de middelbare school zou aan de behoefte van de industrie tegemoetkomen en van de betrekkingen waar de buitenlanders nu mee gaan lopen, zouden dan ook de Frans-Vlamingen kunnen genieten.
Een heel interessante aktiviteit was de door ongeveer 70 aanwezigen bijgewoonde debatavond La Flandre aux temps modernes. De twee organisaties, Menschen lyk wider en de Michiel de Swaen-kring die respektievelijk een socio-ekonomisch en een kultureel regionalisme aanhangen, lichtten hun standpunten toe. Ze erkenden wel dat hun visies sterk van elkaar verschilden maar dat er een rivaliteit zou heersen werd door hen ontkend. Ook hier kwam het onderwijs van het Nederlands ter sprake. Burgemeester Delobel zei vanuit de zaal dat een regionalisme om vele redenen niet wenselijk is en dat in plaats van politieke twisterij die alleen tijdverlies betekent, alles moet worden gezet op het stimuleren van het Nederlands onderwijs. Hij zei ook dat de Belgische en de Franse overheid tot een akkoord zouden moeten komen voor de uitwisseling van leerkrachten. Ook het paneellid Eric Vanneufville stelde zijn hoop op de Belgische overheid voor de oprichting van een Nederlands Instituut. Dat instituut zou hij bij voorkeur opgericht willen zien in de Westhoek, wat mijns insziens getuigt van een vrij naïeve opvatting over de funktie van zo'n instituut. Alleen de metropoolstad Rijsel, al ligt die niet in het gebied waar nog een Nederlands dialekt wordt gesproken, kan hiervoor in aanmerking komen.
Tot slot wil ik een aantal andere aktiviteiten niet onvermeld laten: de toneelvoorstelling door het Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen o.l.v. Flor Barbry, de toeristische uitstap naar Frans-Vlaanderen, de beiaardkoncerten, de sportieve ontmoetingen Nieuwpoort-Belle en de ontspanningsnamiddag voor de Derde Leeftijd uit Belle en Nieuwpoort. Al bij al een geslaagde veertiendaagse die op verschillende niveaus de uitwisseling van mensen en ideeën heeft bevorderd.
Werner Duthoy.