gemeester van Rotterdam, reikte ten slotte in de op twee na laatste ronde (onder meer bijgewoond door Prins Claus) de volgende prijzen uit: een eerste aan de Amerikaanse klarinettist Edward Johnson, een tweede aan de Nederlandse fluitist Harrie Starreveld, een derde aan de Kanadese blokfluitist Peter Hannan, een vierde aan de Engelse pianist Philip Mead en een vijfde aan de Engelse hoboïst Robin Canter.
Het publiek kon in de pauze voorafgaande aan dit eindoordeel eveneens zijn stem bepalen. Ook hier loog het applaus voor de los-virtuoze klarinettist er niet om, men vond ook hier dat Sydney Hodkinsons The Dissolution of the Serial waarin Johnson op teatrale wijze ekselleerde als hors concours kon worden beschouwd.
Toch was er dit jaar in wezen geen enkele bijdrage in die slotronde van uitzonderlijke kwaliteit. Goed, Johnson die ook komponeert en een opvallende kennis voor het teatervak heeft (hij komponeerde reeds een tweetal opera's en in The Dissolution of the Serial heeft hij heel wat bokkesprongen te maken niet alleen op zijn instrument) kan boeien, maar zijn spel-sec heeft vooralsnog niet het buitengewone niveau van pakweg een Harry Sparnaay.
En ook de vier andere heren ontliepen elkaar niet veel. De jury stond voor een moeilijke taak.
Nee, het niveau was weliswaar niet laag, maar nogal gelijkmatig, zonder echte uitschieters.
Jammer dat de ensembles het niet haalden. Mijns inziens kunnen zij het best de mentaliteit van de hedendaagse muzikus vertegenwoordigen. Ligt niet de kracht van vandaag in de workshops, in de samenspelaktiviteiten, in de improvisatiegroepen?
Hoort niet de grote ‘virtuoos’ thuis in een reeds lang achter ons liggend tijdvak?
Ernst Vermeulen.