29 april besloten met een optreden van het Belgisch Kamerorkest. De evolutie van dit ensemble, dat sinds het overlijden van zijn stichter Georges Maes nu al een jaar geleid wordt door Rudy Werthen, blijft interessant om volgen. Meer nog dan onder Georges Maes musiceren zij met een dynamiek, een zwierig elan en een haast feestelijke klankrijkdom die gezamenlijk wellicht getuigen van uitbundige musiceervreugde en die als hun eigen kenmerkende speelwijze het ensemble wereldfaam hebben bezorgd. De vaart waarmee zij, met Werthen als virtuoos solist, de reeks koncerto's uit Vivaldi's Jaargetijden muzikaal uitjubelden was in dat verband typerend. Daarnaast bleek echter ook dat een dergelijk musiceren een groot gevaar voor kleine slordigheden, oppervlakkigheid en gebrek aan homogeniteit insluit. Zowel in Vivaldi als in werk van De Croes (zwakke vioolsolo van Paul Malfait) en Hummel (een pluim voor hobo-solo van Ivan Dudal) werd de grens tussen ‘uitbundig en klankrijk musiceren’ en ‘onstuimig-er-op-losspelen’ wel eens overschreden langs de negatieve zijde. Een Belgisch Kamerorkest op zijn best was daarentegen te bewonderen in Muziek voor strijkers door Marcel Poot in 1963 opgedragen aan het orkest en aan Georges Maes. Het is een tweedelig werk (Lento Pavane - Allegro vigoroso) waarvan elk deel uit twee kontrasterende gedachten bestaat. In de Pavane verloopt de eerste geleding streng kontrapuntisch en ze evolueert van sereniteit tot dramatiek. In de tweede geleding treedt vooral de cellosolo op de voorgrond met een elegisch, golvende melodie. Het allegro vigoroso berust op de wisselwerking tussen een vitaal ritmisch kernmotief en een meer lyrische frase.
●
Haast lijnrecht tegenover de programmatie van het Festival te Kortrijk, stond een koncert op 3 mei te Harelbeke: eigen uitvoerders met de Philharmonie van Antwerpen onder leiding van André Vandernoot en de Waalse Nadine Delsaux (piano) en de Vlaming Dirk Vermeulen (viool) als solisten, louter Belgische werken (2 Vlamingen, 2 Walen) en een volle zaal met talrijke prominenten uit het Belgisch muziekleven. Het werd bovendien een gebeurtenis die uitgroeide tot echte propaganda voor de Belgische muziek en waar een algemene geestdrift de toehoorders herhaaldelijk aanzette tot minutenlange ovaties. Initiatiefnemer en bezieler Jan Decadt verdient alle lof en steun voor zijn verdere plannen om in Harelbeke een traditie te laten groeien inzake dergelijke koncertprogrammatie.
Het koncert opende met Fanfare van Albert Huybrechts (1899-1938), wellicht de meest begaafde en veelbelovende komponist van de Waalse school voor Wereldoorlog II. Ondanks de beperkte bezetting (kopers en slagwerk) is dit een werk waar harmonisatie en orkestratie een ware ekspressie en kleurrijkdom laten horen in een sterk stuwende beweging. Het mogelijk eerder pejoratieve van de titel Fanfare wordt aldus door het haast bereiken van het volle orkestpalet gelogenstraft.
Vic Legley schreef zijn tweede vioolkoncerto in opdracht van de Elisabethwedstrijd voor de finale van de vioolwedstrijd in 1967. Een moeilijke opgave dus voor de solist. Dirk Vermeulen, pas 25 en reeds een hele reeks onderscheidingen en een internationale loopbaan, zorgde echter voor een meesterlijke vertolking. Met de Philharmonie bracht hij in een gepaste dozering tussen briljante solopartij en orkestinterventies een uitvoering waar virtuoze techniek en interpretatieve rijpheid op de voorgrond traden.
De bekende en voor de solist veeleisende Symfonische variaties voor piano en orkest van César Franck werden gespeeld door Nadine Delsaux (geboren in 1953, hoger diploma Konservatorium Mons). Technisch zeer bekwaam en muzikaal begaafd, belooft zij, met wat beheersing en rijpheid, een vooraanstaande pianiste te worden.
Grote openbaring van het koncert werden de Variaties voor orkest uit 1962 van Norbert Rosseau. Eens te meer bleek uit een dergelijke magistrale kompositie welke meesters onze komponisten zijn inzake orkestratie en hoe de produktie van velen onder hen gerust de vergelijking kan doorstaan met wat tijdgenoten uit de buurlanden voortbrachten. Meteen komt weer een oud zeer naar boven: hoe is het mogelijk dat een kompositie die na uitvoering unaniem als een meesterwerk wordt betiteld zo weinig bekend is en er zo weinig kans op ruime verspreiding, ook in het buitenland, bestaat. De Variaties van Rosseau staan terzake uiteraard niet alleen en klachten over koncert- en kultuurpolitiek zijn haast zo oud als de Belgische staat.
Het kan ons dus alleen maar verheugen dat een koncert als dit te Harelbeke op alle punten tot een overweldigend sukses kon uitgroeien. Voor de talrijke aanwezige komponisten, direkteuren van konservatoria en akademies, verantwoordelijken van SABAM en BRT (allen persoonlijk door Jan Decadt uitgenodigd) moet een zo'n grote bijval een duidelijke aanwijzing zijn voor de toekomst.
Hendrik Willaert.