hebben ook verschillen in vormgeving tot gevolg gehad. Ton Vorstenbosch schreef voor de grote scène van de schouwburg en zet, in een vernuftig dekor negen personages op het toneel. De andere auteurs beperken zich tot twee rollen en een eenvoudig dekor, zodat hun werk ook op een klein plateau kan. Daarentegen is Straks is allang voorbij kennelijk als een ‘diskussie-stuk’ bedoeld. Het stuk werd trouwens veel gespeeld voor welbepaalde publieksgroepen (vrouwenverenigingen bijvoorbeeld) die ‘het probleem van de gescheiden vrouw’ ter sprake wilden brengen en daartoe een uitgangspunt vonden in Straks is allang voorbij. Met Twee vrouwen is het enigszins anders gesteld. Hier hebben we wel degelijk te maken met een toneelstuk in de gewone betekenis: een zowel literair als teatertechnisch en artistiek verantwoord spel met een dramatische spanning die tot het einde wordt volgehouden. Een kijkspel, in tijdsduur een lange eenakter, waarin onderbreking en interventie hoogst ongepast zouden zijn. Zo is eigenlijk ook Scheiden opgevat, maar dan als volavondstuk.
Inhoudelijk hebben de hier besproken stukken dit gemeen, dat de eerste grote zorg van de hoofdpersonen is: ‘Hoe sla ik er mij materieel en financieel door? Hoe kom ik rond, nu ik de wedde van de man zal moeten missen?’. In Straks is allang voorbij slaat ‘zij’ er zich tenslotte door; in Twee vrouwen keren de nog niet-officieel gescheiden vrouwen terug naar hun man; in Scheiden loopt de lange weg die An in vertwijfeling aflegt tenslotte uit op zelfmoord.
Alhoewel er veel gemeenschappelijks zit in de drie aangehaalde stukken, toch worden we met drie verschillende toestanden gekonfronteerd. Impliciet zit in de stukken wel kritiek ingebouwd op de houding die in de maatschappij wordt aangenomen tegenover de gescheiden vrouw, hetzij door individuen (familieleden, vriendinnen, kamerverhuursters, werkgevers), hetzij door de overheid (wetgever). Maar ekspliciet komt deze kritiek niet tot uiting. Dat moet dan in een eventuele bespreking achteraf gebeuren.
In Straks is allang voorbij maken we kennis met een ‘hij’ en een ‘zij’, een niet nader bij name genoemd echtpaar dat definitief gescheiden is en in flash-back een aantal scènes uit het spaakgelopen huwelijk in schijnbare improvisaties speelt. Hij werkt hard voor vrouw en kinderen; zij moet eenzaam moedertje bij de haard spelen en verveelt zich op de duur. Er komt onenigheid, verzuring, verwijdering. Hij leert een jongere vrouw kennen en laat zijn gezin in de steek. Zij zoekt en vindt een baantje, ontwikkelt zich tot schrijfster, voelt zich stilaan zelfstandiger worden en wijst tenslotte haar man de deur wanneer deze bij haar terug wil komen. De echtscheiding krijgt haar beloop; hij en zij bekijken elkaar nu als gelijken en vrienden. Dit is het stramien, het ‘Beispiel’, de parabel. De diskussie kan beginnen.
In Twee vrouwen wordt gehandeld over Madeleine en Suzy, beide rond de veertig, die tijdelijk de man waar ze mee leefden verlaten hebben. Madeleine is een gesofistikeerde, aan de drank verslaafde aktrice. Ze is de vriendin van een regisseur, maar deze gaat nu met een jongere aktrice om. Suzy is een doodgewone huisvrouw, laat gehuwd, en dan nog tegen de zin van haar zieke vader in. Ze is van haar man weggegaan omdat die haar sloeg. Ze trekt van deur tot deur als verkoopster voor een boekenklub en komt toevallig in een villa ergens aan de kust, bij Madeleine terecht. Stilaan groeit tussen de beide vrouwen begrip en Suzy neemt tenslotte haar intrek bij Madeleine. Samen brengen ze enkele ontspannende dagen door met babbelen en plannetjes maken, profiterend van de villa die Madeleine's rijke moeder ‘tijdens het dode seizoen’ ter beschikking stelt. Maar stilaan groeit het besef dat men zonder eigen bestaansmiddelen niet verder kan. Suzy en Madeleine beseffen dat ze in feite nog steeds financieel volledig afhankelijk zijn van de man of echtgenoot die ze hebben verlaten. Kortom, de afwezige man domineert nog steeds hun hele bestaan. Wanneer Madeleine dan van haar regisseur een aanbod krijgt voor een belangrijke rol gaat ze ‘om den brode’ naar hem terug en wordt de frontvorming en verstandhouding met Suzy plots verbroken. Nu blijft er Suzy ook niets anders over dan, ontgoocheld en angstig, naar haar agressieve echtgenoot terug te gaan.
Scheiden toont aan de hand van veertien scènes het stuklopen van een vrouwenleven. An Bloem is een werkzame middenstandsvrouw. Ze helpt haar man dag en nacht in de sigarenzaak, doet het huishouden en zorgt voor twee opgroeiende dochters. Soms wil ze er wel eens uit, de boel er bij neergooien. Ze wil ook wel eens ‘leven’, nu er nog tijd is. Haar huwelijk biedt geen enkel perspektief meer. Ze denkt er over na te scheiden en spreekt daarover met zusters en schoonzuster. Maar: ‘fatsoenlijke mensen scheiden niet! Als je trouwt, dan weet je dat dat een opgave is’. Toch gaat An weg. Ze stort zich in een zee van moeilijkheden. Ze moet plotseling op eigen benen staan, een kamer zoeken en een baan en de tegenwerking van de familie trotseren. Tenslotte zal haar oudste dochter haar binnenhalen. Maar pas dan begint de vertwijfeling voor goed. An wordt opnieuw de meid voor alle werk, de huisslaaf. Ze ziet haar leven voorbijgaan in uitbuiting, vernedering en afhankelijkheid. De weg die An ten einde raad kiest is er één die dood loopt.
R. Arteel.