storm op de heide in King Lear tevens een innerlijke storm voor de hoofdpersoon betekent. Op het magische eiland zullen Prospero en zijn vijanden zich weer met elkaar verzoenen. Tussen Alonso's zoon Ferdinand en Miranda ontstaat er bovendien een zuivere, ongeschonden liefde, zodat de regeneratie en loutering volledig zijn. Daarna kan het gezelschap weer naar de gewone wereld terugkeren.
Prospero verblijft echter sedert twaalf jaar op het eiland. Met hem schiep Shakespeare een man die de hoogst mogelijke menselijke sereniteit en waardigheid heeft bereikt. Hij is het dan ook die de anderen zal leiden op de weg van de haat naar de verzoening, van de chaos naar de harmonie. Het hele stuk laat zich als een nauwgezet ritueel door de magiër-regisseur Prospero ontvouwen. De karakters zijn eerder allegorische dan psychologisch verantwoorde figuren. Zo is er Caliban, half-mens, half-monster, die duidelijk het kwaad en de primitieve, grove natuur in de mens voorstelt. Tegenover hem staat de wereld van de beschaving, die enerzijds in hoge mate superieur aan hem is (Prospero bijvoorbeeld), maar anderzijds ook boosaardiger en corrupter (Antonio en Stephano bijvoorbeeld). De ideale mensen in deze mikrokosmos zijn Miranda en Ferdinand. In hen verenigen een natuurlijke eenvoud en een naïeve onschuld zich met het intellekt en de beschaving. Prospero was immers Miranda's leermeester.
Miranda en Ferdinand zijn de enige karakters die inderdaad volkomen vrij van schuld blijven. Want Prospero, doordat hij zich liever verdiepte in studie en filosofie, verwaarloosde zijn taak als hertog van Milaan. Het lijkt dat ook hij de noodzakelijke menselijke kwaliteit van nederigheid moet herwinnen. Ook hij ondergaat op het eiland dus een loutering. Kunst, vernuft en beschaving vervullen een heilzame rol, maar mogen de mens niet tot overmoed leiden. Menselijk geluk heeft Prospero in zijn magie en macht niet gevonden. Aan het slot breekt hij dan ook zijn toverstok om met de anderen naar Milaan terug te keren.
Het gezelschap van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg te Brussel bracht in het begin van dit jaar een voortreffelijke, vrij estetiserende produktie van De Storm, geregisseerd door Pierre Laroche. Johan Boonen zorgde voor een nieuwe Nederlandse vertaling.
Het dekor (Dietlind Bertelsmann) bestond uit een draaiend cirkelvormig vlak, waarin een reusachtige kop, die zowel dier als mens suggereerde, een dominerende plaats innam. Deze skulptuur vertoonde een sterke gelijkenis met (en was wellicht geinspireerd door) de mysterieuze beelden die men op het Paaseiland aangetroffen heeft. De cel van Prospero bevond zich eveneens op dit centrale vlak dat een geheel vormde van als door eeuwen erosie gladgestreken rotsen en steenblokken. Dit dekor, hoewel estetiserend uitgewerkt, droeg toch direkt bij tot de betekenis van het stuk. Het bracht de toeschouwer namelijk onmiddellijk in de sfeer van het elementaire, waar het in De Storm om gaat. Achteraan het toneel hing een reusachtig, over de hele oppervlakte gedrapeerd plastiek-doek, waarachter een stel touwen: zo werd het door de storm op hol geslagen schip gesuggereerd.
Senne Rouffaer speelde de rol van Prospero wel op een heel eigen manier. Vanaf de aanvang tot het slot van het stuk was hij een gekwetst man. De woorden van vergeving en verzoening schenen deze Prospero wel erg moeilijk te vallen, want een diepe verbittering bleef steeds in zijn stem doorklinken. Steeds sprak hij in een traag, soms bijna slepend ritme. Wanneer hij in het begin Miranda het verhaal doet van de machtsursupatie van zijn broer hoorde men in zijn toon een diepe verachting. Zelfs op de momenten waarop hij over vergiffenis sprak, bleef hij bitter gestemd. Het leek wel alsof bij deze Prospero de ontgoocheling en een modern pessimistisch levensgevoel het haalden van de wil tot verzoening en serene aanvaarding van het menselijk lot.
Om uitdrukking te geven aan de mysterieuze, onwezenlijke sfeer die dit stuk overheerst, had Pierre Laroche een beroep gedaan op Oosters aandoende, eksotische elementen. De muziek (die trouwens in De Storm als leken van het bovennatuurlijke en van de perfekte harmonie een sterk symbolische kracht heeft) was van Oosterse inspiratie en klonk erg eterisch. De figuur van Ariël werd voorgesteld door een Balinese danseres (Bora Chey Nuon) die door uiterst gestileerde mime de op klankband opgenomen tekst onderstreepte. Haar balletachtige bewegingen sloten aan bij de geest van deze produktie: verfijnd, estetiserend, zonder ooit in louter dekoratieve of goedkope effekten te vervallen. Ariël stelt elk regisseur voor een lastige opgave. In acht genomen dat dit karakter een luchtgeest is die bovendien een enorme gratie en beweeglijkheid ten toon moet spreiden, was dit een voortreffelijke oplossing. Wanneer Prospero Ariël voor het eerst tot zich riep, verscheen de luchtgeest helemaal bovenaan het toneelbeeld, op de centrale, reusachtige skulptuur. Veel meer dan in andere produkties kon men in deze Ariël een verpersoonlijking van de kunst en de verbeelding zien, die zo lijnrecht tegenover de animale Caliban staat. Vele kritici hebben natuurlijk de allegorische interpretaties van The Tempest al te ver gedreven, maar de parallel tussen de tovenaar Prospero en de kunstenaar Shakespeare die de verbeelding volledig beheerst is wel aantrekkelijk, temeer daar