Publikaties
Oorlogsdagboeken over leper.
Oorlogsdagboeken over leper leest men niet zoals andere oorlogsdagboeken. Men volgt er de langzame doodstrijd in van een niet banale provinciestad. Niet banaal, wegens zijn wereldberoemde monumenten, die systematisch en moedwillig vernield worden, maar ook wegens de mentaliteit van zijn bewoners: een welgestelde bevolking, zeer sterk beïnvloed door de decennia lange aanwezigheid van de elitetroepen die de kavalerie waren, en die letterlijk en figuurlijk hun sporen nalieten in de burgershuizen met huwbare, en de andere huizen met huurbare dochteren...
Als zevende in de reeks ‘Bijdragen tot de Geschiedenis van West-Vlaanderen’ en tweede in de reeks ‘Oorlogsdagboeken over leper (1914-1915)’, bevat dit boek het tweede stuk van het oorlogsdagboek van pastoor Camiel Delaere, over de periode na de verplichte evacuatie van de stad door de burgerbevolking (5 mei 1915) tot het begin van de wederopbouw (1920).
Dit tweede stuk bevestigt de indruk van het eerste, in de vorige aflevering verschenen. Indien één leperling het verdiende een standbeeld te krijgen (en het niet kreeg) voor wat hij gepresteerd heeft voor de bevolking van zijn stad, tijdens de maandenlange beschieting, voor de redding van de kunstwerken, en - tot maart 1918! - voor de redding van het door de bewoners in de grond gestopte privé-bezit, evenals voor de bescherming en de opvoeding van de schoolkinderen en oorlogswezen, dan is het wel pastoor Delaere. Zestig jaar na datum werd hem dit monumentum aere perennius door de goede zorgen van Jozef Geldhof geschonken, door de publikatie van het zakelijke, nuchtere, nauwkeurige maar indrukwekkende oorlogsdagboek van een man die blijkbaar geen vrees kende, en die zijn eigen gevoelens angstvallig verbergt.
Veel persoonlijker en gevoeliger is het tweede hier opgenomen dagboek, van Aimé Van Nieuwenhove, kanthandelaar en sekretaris van het Comité provisoire, waarover straks meer, terwijl als derde een vrij onbeduidend dagboek volgt van een verdienstelijke onderwijzeres Maria Van Uxem, die uitgerekend over dat wat men van haar verwacht: haar ervaringen met een schooljeugd die leeft te midden van de beschietingen en de vreemde soldaten, niets meedeelt. Het is opvallend hoe al deze dagboeken geen aandacht besteden aan de algemene militaire evolutie.
Bijzonder boeiend zijn de verslagen van de zittingen van het Comité provisoire, - een komitee dat spontaan gevormd werd door in de stad gebleven burgers, nadat alle stadsmagistraten (burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden) waren gevlucht. Men krijgt er een meer algemeen beeld van de problemen die zich stellen in een stad in de vuurlijn, maar ook van de administratieve rompslomp die zelfs dan nog triomfeert, en van de latent aanwezige politieke spanningen die zich uiten in een gezagskonflikt met de gevluchte burgemeester die aan terugkeren denkt, en later zelf de leiding zal nemen van een Comité définitif, ter vervanging van het eerste. In zijn inleiding had de uitgever wel mogen stilstaan bij de politieke konstellatie van de stad. Hij beperkt er zich toe de lijst van de gemeenteraadsleden op te sommen.
De zorg die Jozef Geldhof besteedt aan het annoteren van zijn teksten, laat hem, helaas, kompleet in de steek bij het verbeteren van de drukproeven. In het deel gewijd aan deze verslagen (pp. 145-284) komt nagenoeg geen enkele bladzijde voor zonder minstens één drukfout. Op p. 267 is zelfs een paragraaf tweemaal afgedrukt! Wij hadden dezelfde slordigheid al opgemerkt in het eerste deel van deze leperse oorlogsdagboeken, dat naast het reeds vermelde eerste stuk van Delaere's dagboek, ook de bijzonder boeiende oorlogsherinneringen van Gustaaf Delahaye en het vrij onbeduidende dagboek van Remy Duflou bevatte. Misschien zou de uitgever er goed aan doen, in het vervolg liever alleen de boeiende bladzijden uit de minder belangrijke oorlogsdagboeken te publiceren.
De brok ellende en verdriet waarmee men in deze dagboeken soms brutaal gekonfronteerd wordt, ook mede dank zij het uitstekend fotomateriaal -, beperkt zich niet tot de mensen, maar doet ons de stad leper ervaren als een levend wezen, dat langzaam wordt vermoord.
Luc Schepens.
Oorlogsdagboeken over leper (1914-1915) uitgegeven door Jozef Geldhof, deel 2, Brugge, Genootschap voor Geschiedenis, 1977, 472 p., ill., prijs: 700 BF.