eerste plicht maakt. In dit Vlaanderen en uit dit volk ziet men omstreeks de jaren 1500 een eerste Cleenewerck verschijnen, een gezette burger van het florissante Caestre (tussen Kassel en Belle). Het stadje heeft een ‘commanderie’ van de Orde van Malta, een gerechtshof, een Rederijkerskamer. Het naburige Belle waar de Cleenewercks zich zullen vestigen in de 17e eeuw maakte eertijds deel uit van de Vlaamse Hanse en voerde zijn linnen uit zowel naar het nabije Londen als naar het verre Novgorod.
De voorouders van M. Yourcenar behoren dus tot de klasse der ‘Herren’, bezitters van een klein domein waarop meerdere boeren en eventueel enkele wevers werkzaam zijn. Zij zien er angstvallig op toe dat hun kinderen trouwen met hun klassegenoten: de Van Castres, de Van der Walles, de Van Palmaerts, enz. alles samen een paar dozijn families die drie eeuwen lang onder mekaar zullen huwen.
Of er Spaans bloed stroomt door deze Vlaamse aderen? Vergeten we niet dat de legers van de hertog van Alva of van Alexander Farnese vooral bestonden uit Duitsers, Albanezen, Hongaren en Italianen. Het zal wel iets heel bijzonders zijn geweest dat een fiere Aragonese officier of een trotse Castiliaanse kapitein zijn hart definitief verloor aan een Vlaamse schoonheid. Nee, de Spaanse afkomst waarop zovele Vlaamse families zich beroepen is meestal een naïeve legende.
In tegenstelling met zovele andere families betaalden de Cleenewercks geen tol aan de godsdienstoorlogen. Het ziet er naar uit dat ze steevast de zijde kozen van de machthebbers van het ogenblik. Deze pragmatische houding leeft nog bij Edmond de Coussemaker (o1805 - †1876), neef van één der overgrootmoeders van de auteur en samensteller van Les chants populaires des Flamands de France (1856): hij heeft helemaal geen begrip voor de onbetwistbare moed der ‘ketters’ en keurt de slachtingen die de autoriteiten onder dit ‘gepeupel’ aanrichten zonder meer goed.
Anderzijds ontsnappen de Cleenewercks niet aan de vele oorlogen die de grootmachten hier komen uitvechten. Belle wordt geplunderd en platgebrand in 1582 en in 1589 door de Spaanse horden, in 1657 en in 1689 door de Franse benden.
De rust wordt pas hersteld bij het Verdrag van Utrecht (1713) dat een einde maakt aan de Spaanse Successieoorlog en het Verdrag van Nijmegen (1679) bekrachtigt waarbij dit gebied bij Frankrijk werd gevoegd. Vanaf dat ogenblik wordt Frans-Vlaanderen geleidelijk aan verfranst. Het Frans was wel sinds lang de kultuurtaal en de taal van een zekere kaste: de briefwisseling bv. in de 16e eeuw, tussen Belle en de Regentes der Nederlanden gebeurde kwasi altijd in het Frans. Maar tot ver in de 18e eeuw blijft het Nederlands de taal van de notariële akten, van de familiekronieken en van de inskripties op de grafzerken. Terzelfdertijd ziet men hoe de Vlaamse patriciërs een Frans verlengstuk aan hun naam toevoegen; Cleenewerck de Crayencour, Bieswal de Briarde, Baert de Neuville, enz.
De Vlaamse heren van Belle en Kassel zoeken dus meer en meer toenadering tot de heren van Bethune en van Rijsel die van oudsher Frans spreken. Beide groepen hebben eeuwenlang dezelfde oorlogen ondergaan en dezelfde meesters gehad, toch lijken ze tot een ander ras te behoren. Voor de Cleenewercks, de Coussemakers en de Bieswals is het Nederlands tot ver in de 19e eeuw de taal der kinderjaren en het Frans de kultuurtaal, voor de groep van Rijsel en van Bethune is het Frans, zij het dan een dialekt, een aloude traditie. Deze ‘Franse’ groep wordt gekenmerkt, volgens Marguerite Yourcenar, door een vinnigheid, een bekrompenheid en een schraperigheid die onbekend zijn bij de trage maar solide en vitale ‘Vlaamse’ groep.
De Franse Revolutie keert dit kleine wereldje onderste boven: de heren vluchten naar het buitenland en hopen dat hun pachters het domein zullen opkopen met assignaten om het dan later, als de storm is gaan liggen, weer aan de meesters over te maken. Van dan af valt de geschiedenis van Frans-Vlaanderen meer en meer samen met die van Frankrijk. Ook in de leidende klasse van het Noorden vindt men de opsplitsing tussen de aanhangers van de republiek en die van de monarchie. De industriële revolutie stelt de renteniers voor nieuwe problemen; zullen zij zich gewaardigen zaken te doen? In ieder geval ontsnappen ze niet aan de kwalijke gevolgen van de industrialisatie: Rijsel wordt een vuile stad met grauwe gevels en verkrotte wijken waar zwarte armoe heerst.
Dit relaas over het dagelijkse leven in Frans-Vlaanderen, dat ons voert van de oertijden tot aan de drempel van de Eerste Wereldoorlog, is een boeiend boek, onder meer omdat de auteur ver uitstijgt boven de familie van de Cleenewercks en het verhaal schrijft van de verrassend stabiele mensengroep die samen heeft geleefd onder zovele wisselende meesters in een zelfde uithoek aan het Noordzeestrand.
Deze rekonstruktie is bovendien ook geschreven met het diepe begrip voor de konkrete mens, met de historische kompetentie en de zin voor het treffende détail waarvan de auteur in Les Mémoires d'Hadrien (1971) reeds had blijk gegeven.
Prof. Vic. Nachtergaele.
Marguerite Yourcenar, Archives du Nord, Gallimard, 1977, 376 blz.