Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe Franse NederlandenHet overleg inzake regionaal-ekonomisch beleid in de grensregio Noord-Frankrijk/West-België.Deze studie wil op de eerste plaats een overzicht geven van de verschillende overlegorganen, opgericht sinds 1960, die de bedoeling hebben een grotere samenwerking bij de uitbouw van het ekonomisch beleid in de grensregio Noord-Frankrijk/West-BelgiëGa naar eind(1) te bereiken. Een gekoördineerd ekonomisch beleid is noodzakelijk om de rentabiliteit van de investeringen te vergroten. Het bestudeerde gebied vertoont inderdaad een zekere homogeniteit voor een aantal belangrijke sociaal-ekonomische kenmerken. Dat is onder meer het geval voor:
Om de evolutie van het overleg te begrijpen, werd getracht aan te tonen hoe het ontstaan van de verschillende overlegorganen rechtstreeks met elkaar verband houdt. Indien mogelijk, werd kontakt opgenomen met de personen die rechtstreeks betrokken zijn (waren) bij de oprichting van de diverse overleginstanties. De volgende overlegorganen zijn besproken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
a) Het Regionaal-Economisch Contactcomité.Voornamelijk op initiatief van de C.E.R.E.S.Ga naar eind(2) in 1960 opgericht, is het betrokken Comité het eerste officieuze en gestruktureerde overlegorgaan in de hier bestudeerde regio. Het komitee vertegenwoordigt de diverse maatschappelijke belangengroepen. Sinds 1967 vinden geen vergaderingen meer plaats. Men wilde de werkzaamheden in 1973 hervatten. Dit laatste was niet het geval als gevolg van de reorganisatie van het regionaal ekonomisch beleid in Frankrijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||
b) De periodieke bijeenkomsten van de gouverneurs van West-Vlaanderen en Henegouwen en van de prefekten van de departementen Nord en Pas-de-Calais.Naar het heet was het de bedoeling van dit overlegorgaan de reeds bestaande kontakten een meer officieel karakter te geven. Zonder de indruk te geven een daadwerkelijk overleg tegen te gaan werd aldus aan het Regionaal-Economisch Contactcomité alle initiatief tot handelen ontnomen. De werkzaamheden van het betrokken overlegorgaan vinden plaats tussen 1963 en 1968. Uit dit overleg ontstonden nooit konkrete resultaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
c) De Frans-Belgische kommissie voor de grensproblemen.Opgericht op voorstel van de O.R.E.A.M.-NordGa naar eind(3), wenste men te komen tot een betere organisatie en institutionalisering van de bestaande Frans-Belgische kontakten. Naast de plenaire kommissie onderscheidt men de regionale en sektoriële kommissies. De plenaire kommissie koördineert de door de andere kommissies geformuleerde voorstellen en legt deze aan de bevoegde ministers voor. Overeenkomend met de verschillende delen van de Frans-Belgische grens worden de volgende regionale kommissies opgericht:
De regionale kommissies kunnen voorstellen en aanbevelingen voorleggen aan de plenaire kommissie over alle specifieke problemen die zich in hun werkgebied voordoen. Verder ontstonden de volgende sektoriële kommissies:
De sektoriële kommissies bestuderen de hierboven vermelde problemen, zonder rekening te houden met de regionale implikaties ervan. De ‘vaste’ deelnemers aan dit overlegorgaan zijn allen vertegenwoordigers van de centrale overheid. Over de werkzaamheden kan het volgende worden opgemerkt:
Op deze vergaderingen werden vooral de volgende problemen behandeld:
Bij de bestudering van de hierboven vermelde problemen, beperkte men zich praktisch steeds tot het inventariseren; nooit werden gemeenschappelijk konkrete beslissingen genomen. Hoewel sinds 1973 ook politiek verkozenen onrechtstreeks aan de werkzaamheden van de regionale kommissie deelnemen, worden, in vergelijking met vroeger, de problemen niet op een fundamenteel verschillende wijze behandeld. - Wat de werkzaamheden van de sektoriële kommissies betreft, kan aangegeven worden dat, behalve bij de betrokken kommissie voor de waterproblemen, ook hier geen konkrete voorstellen geformuleerd werden. Na 4 jaar is de Frans-Belgische kommissie voor de grensproblemen er nog niet in geslaagd effektieve resultaten te bereiken. Dit houdt niet alleen verband met de aard van het bestudeerde uitsluitend beschrijvend), maar ook en vooral met het gebrek aan informatiedoorstroming tussen de kommissies die van het overlegorgaan deel uitmaken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
d) De permanente konferentie van de Belgische en Franse Kamers van Koophandel van het Leie-Scheldegebied.Hoofdzakelijk op initiatief van de handelskamer van Tourcoing, vonden in 1961 de eerste kontakten plaats tussen de handelskamers aan beide zijden van de grens gelegen. Aan Belgische zijde beperkte de samenstelling zich niet tot de provincies West-Vlaanderen en Henegouwen. Aan Franse zijde waren alleen de onmiddellijk bij de grens aansluitende handelskamers vertegenwoordigd. In de samenstelling van deze permanente konferentie vindt men de textielas Rijsel - Roubaix - Tourcoing - Doornik - Kortrijk - Gent terug. Het betrokken overlegorgaan was aktief tot 1970. Hoofdzake- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lijk werd de infrastruktuuruitbouw behandeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||
e) De permanente konferentie van de Franse en Belgische Kamers van Handel en Nijverheid. Dit nieuwe overlegorgaan is zowel de voortzetting als de ruimtelijke uitbreiding van de hiervóór besproken permanente konferentie.Aan de basis ervan ligt het Franse streven ook in de totale Frans-Belgische grenszone te beschikken over een overlegstruktuur waarin de handelskamers vertegenwoordigd zijn. Hoofdzaak is een gekoördineerde ekonomische ontwikkeling van de aan beide zijden van de grens gelegen gebieden. Belangrijk is dat de werkwijze vrij nauwkeurig is aangeduid. Tot nu toe ging de aandacht hoofdzakelijk naar de infrastruktuuruitbouw. Bij het bepalen van de opties inzake infrastruktuuraanleg werd echter niet het minste onderscheid gemaakt naar de belangrijkheid van de verkeersintensiteit. Alles beperkte zich tot een inventarisatie van wensen. Als konklusie bij de werkzaamheden van de diverse overlegorganen kan gesteld worden dat tot nu toe geen werkelijk overleg plaatsvond. De wijze waarop het overleg benaderd wordt, sluit a priori elke gezamenlijke beslissing inzake het regionaal beleid uit. Tot nu bestudeerde men teveel de deelproblemen zonder rekening te houden met de geheel eigen dimensie van de grensregio Noord-Frankrijk/West-België. Het blijkt onvoldoende de programma's en plannen die afzonderlijk op nationale basis werden opgesteld, op elkaar af te stemmen. Een daadwerkelijk overleg veronderstelt dat de problemen op regionaal niveau over de grenzen heen bestudeerd en opgelost worden. Dit laatste impliceert dat de bij het overleg betrokken instanties hiertoe de nodige financiële en juridische bevoegdheid zouden bezitten, hetgeen in het geheel niet het geval is. Tussen Frankrijk en België heeft men belangrijke verschillen in het regionaal beleid (regionaal ekonomisch en regionaal ruimtelijk beleid) zowel op nationaal, regionaal als lokaal vlak. Deze faktor bemoeilijkt in zéér belangrijke mate het overleg. Een meer efficiënt overleg veronderstelt een verdergaande politiek-ekonomische integratie tussen Frankrijk en België in het kader van de E.E.G. Tot dat de juridisch-politieke en ekonomische voorwaarden vervuld zijn die een daadwerkelijke koördinatie van het regionaal beleid mogelijk maken, wordt de samenwerking wellicht het meest bevorderd door het gezamenlijk ondernemen van een aantal wetenschappelijk verantwoorde studies over de ekonomische toestand in de grensregio Noord-Frankrijk/West-België. Drs. Ludwig Flament, Roeselare. |
|