| |
Muziek
Herman Roelstraete. Een portret.
Wie Herman Roelstraete ontmoet, hetzij als vriend, als leraar of als dirigent, of wie hem kent als komponist, komt onvermijdelijk tot de vaststelling voor een man te staan, die zich, wars van elke middelmatigheid, ten volle inzet voor al wat hij zegt of doet. Hij heeft enorm veel belangstellingssferen en over alles heeft hij zich een eigen mening gevormd. Hij duldt geen oppervlakkigheid en belaadt zijn hele denken en doen met een entoesiasme en een overtuiging die de diepere stuwkracht vormen van zijn werkzaamheden.
Deze bijdrage wil een overzicht geven van deze werkzaamheden, zonder de pretentie te hebben volledig te zijn. Overigens blijft dat, zelfs in een uitvoeriger studie, vrij moeilijk: Herman Roelstraete is immers op zoveel terreinen aktief en hij heeft als komponist, organist, pedagoog, dirigent en musikoloog in de voorbije dertig jaar zoveel gerealiseerd dat een grondig uitdiepen daarvan tot een uitgebreide monografie zou leiden.
Door zijn totale overgave aan elk van deze aktiviteiten en door het zich emotioneel diep verbonden voelen met alles wat leven en werk betreft, heeft Herman Roelstraete zoveel van zichzelf geëist dat hij sinds Pasen 1976 zijn beroepsbezigheden en het koncerteren en dirigeren heeft moeten stopzetten omdat hij aan volstrekte rust toe was. Intussen heeft hij zijn direkteurschap te lzegem definitief opgegeven. Zijn taak als leraar aan het Konservatorium te Brussel heeft hij (voorzichtig) weer opgevat, maar aan dirigeren is hij voorlopig nog niet toe.
| |
Studies.
Geboren te Lauwe op 20 oktober 1925 liep Herman Roelstraete kollege te Waregem en ging daarna nog enige tijd naar de normaalschool te Torhout. In
| |
| |
1942 liet hij zich echter inschrijven in het Interdiocesaan Hoger Instituut voor Kerkmuziek, beter bekend onder de naam ‘Lemmens-instituut’, te Mechelen. Daar kreeg hij een grondige musikale basis bij Henri Durieux (harmonie), Marinus De Jong (piano en kontrapunt), Flor Peeters (orgel) en Jules Van Nuffel (koordirektie en musikale estetiek). In 1946 verliet hij dit instituut met grote onderscheiding en ging zich, op aanraden van Mgr. Van Nuffel verder vervolmaken aan het konservatorium te Brussel. Hij bleef daar van 1946 tot 1950 en behaalde eerste prijzen voor zang bij Maurice Weynandt, voor kontrapunt bij Marcel Poot en voor orgel bij Paul de Maleingrau. Daarna behaalde hij nog in 1951 een eerste prijs fuga bij Prosper Van Eechaute aan het konservatorium te Gent.
Buiten deze opgesomde studies volgde Herman Roelstraete nog lessen bij René Desossez (orkestdirektie), Francis de Bourguignon (orchestratie) en Marcel Poot (kompositie). Vol interesse voor het gregoriaans ondernam hij tussen 1951 en 1961 verschillende studiereizen naar de Benediktijnerabdij van Solesmes om zich grondig te verdiepen in de geschiedenis en de techniek van deze gezangen. In 1957 bestudeerde hij dan nog de dodekafonische komponeertechnieken bij Matthyas Seiber.
Uit dat alles blijkt dat Herman Roelstraete na zijn studies de technische aspekten van de muziekwetenschap terdege meester was, namelijk komponeertechnieken (harmonie, fuga, kontrapunt, dodekafonie) en dirigeertechnieken (koor- en orkestdirektie), en bovendien als zanger of organist een loopbaan als uitvoerend musikus kon beginnen.
| |
Pedagoog.
De uitgebreide loopbaan van Herman Roelstraete als leraar ziet er als volgt uit: 1. Leraar zang Muziekakademie Harelbeke
Herman Roelstraete.
(1947-50). 2. Direkteur Muziekakademie Izegem (1950-1977). 3. Leraar Muziekakademie Izegem: muziekgeschiedenis (1950-'72), harmonie (1950-71), zang 1950-'70), orgel (uiteenlopende perioden). 4. Leraar muziek en muziekestetika aan het Sint-Jozefskollege en het Lyceum de Pélichy te Izegem en aan het Lyceum Onze-Lieve-Vrouw-van-Vlaanderen te Kortrijk (1955-'70). 5. Leraar praktische harmonie aan het konservatorium te Brussel (1969-heden).
Tijdens zijn direkteurschap te Izegem voerde hij enkele pedagogische vernieuwingen in: verlaging van de minimum leeftijd voor beginnende leerlingen, het oprichten van nevenafdelingen en het invoeren van een nieuwe notenleermetode. Daarnaast bouwde hij het niveau van de akademie sterk uit, het aantal leerlingen steeg enorm, het aantal kursussen werd uitgebreid en een koncertvereniging werd opgericht.
| |
Musikoloog.
De belangstelling van Herman Roelstraete voor de muziekgeschiedenis is altijd zeer groot geweest. Naast zijn omgang met de muziekgeschiedenis als leraar, hield hij talrijke lezingen over dit onderwerp op diverse plaatsen in de provincie. Maar vooral was hij al die tijd zelf voortdurend op zoek in archieven, vooral kerkarchieven, speurend naar gegevens over het orgel en over de kapelmeesters. Tastbare resultaten daarvan zijn onder andere het opstellen van de geschiedenis van de orgelbouwersfamilie Anneessens en het herontdekken en in ere herstellen van de voornaamste Vlaamse komponist van religieuze muziek uit de 18de eeuw, Frans Jozef Krafft. Over deze laatste publiceerde Herman Roelstraete verschillende artikelen onder meer in Vlaanderen (1966) en in Het Madrigaal (1968). Daarnaast verzamelde hij nog een schat aan gegevens over andere Vlaamse komponisten-kapelmeesters uit de 18de en 19de eeuw, materiaal dat op verdere uitdieping en eventuele publikatie wacht. Wat echter voor onze generatie van belang is, is het werk dat Herman Roelstraete levert om deze oude archief-partituren om te zetten in bruikbaar werkmateriaal door ze opnieuw in partituur te brengen, eventureel verloren partijen aan te vullen en door de basso continuopartijen van de 18de-eeuwse muziek uit te werken. Dat hij deze laatste punten op stilistisch verantwoorde wijze weet te realiseren, garandeert zijn vakkennis als komponist en de jarenlange omgang met partituren uit deze tijd. Zo meent Herman Roelstraete: ‘Wat betreft archiefpartituren, waar bijvoorbeeld in de loop der eeuwen uit een Missa de altpartij is zoek geraakt, is het nog altijd beter om deze partituur weer uitvoerbaar te maken door deze partij er stijlgetrouw bij te komponeren, dan dat het geheel in een biblioteek onbekend en onbruikbaar blijft liggen’. Aldus heeft hij van Krafft reeds een 25-tal partituren (missen, motetten, klavierwerken) in partituur gezet, de basso continuo
uitgewerkt en zo nodig gerekonstrueerd of gereorchestreerd. Verschillende van deze
| |
| |
realisaties werden op koncerten uitgevoerd waar de bijval telkens bewees hoe zinvol deze arbeid wel is. Naast het werk aan dit Krafft-revival realiseerde Roelstraete ook de uitwerking van een handschrift uit 1689, bewaard in de Koninklijke Bibliotheek en getiteld ‘De memoria passionis’ of een reeks koren en sologezangen omtrent het passieverhaal op een Nederlandse tekst.
Als musikoloog was Herman Roelstraete gedurende verschillende jaren redakteur en medewerker van het tijdschrift West-Vlaanderen (later Vlaanderen) en publiceerde hij bijdragen in Ons Erfdeel, De Praestant, Het Madrigaal, Meer Schoonheid, Muziek en Woord en andere tijdschriften.
| |
Dirigent.
Herman Roelstraete kan reeds terugblikken op een meer dan dertig jaar lange werkzaamheid als dirigent. Het aantal koren en orkesten dat gedurende die periode onder zijn leiding heeft gemusiceerd is zeer aanzienlijk. Hij was vast dirigent van verschillende Westvlaamse gezelschappen als het Westvlaams Kamerorkest (1950-59), Koor- en Orkestvereniging Peter Benoitkring uit Izegem (1952-58), koor Reuzegom uit Harelbeke (1953-61), Kamerkoor Pierre de la Rue uit Izegem (1961-63), en was medestichter en jarenlang raadsman van het gemengd koor Die Boose en het mannenkoor Scola Cantorum Cantemus Domino beide uit Izegem. Daarnaast trad hij op als gastdirigent voor het BRT-orkest, het Westvlaams orkest, het Orchestre Symphonique de Liège en Les Solistes de Liège. Vele van deze gastdirekties waarop Roelstraete werk dirigeerde van onder andere Krafft, Tinel, Benoit, Hanssens... werden door de BRT uitgezonden of waren geprogrammeerd in het Festival van Vlaanderen. Sinds 1969 is hij dirigent van het Kortrijks Gemengd Koor (130 uitvoerders) waarmee hij optrad te Brussel, Antwerpen, Brugge, Kortrijk, maar ook in Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Zij werkten reeds verschillende malen mee aan het Festival van Vlaanderen en realiseerden de opname van twee fonoplaten met werk van respektievelijk Krafft en Roelstraete.
| |
Komponist.
Dat Herman Roelstraete tot de voornaamste Vlaamse toondichters behoort, staat voor wie zijn werken kent, buiten twijfel. Musikaal-technisch zeer degelijk geschoold, beheerst hij het métier van komponist volkomen en dit zelfs in zowat alle stijlperiodes. Hoewel hij de hedendaagse schrijfwijzen aanwendt waar het hem bruikbaar lijkt, is hij toch nogal afkerig van eksperimenten. Zijn muziek is zelden atonaal, wel zeer dikwijls polytonaal en enkele keren dodekafonisch. Tevens grijpt hij vrij geregeld terug naar de verworvenheden van het verleden. Zo is er modale invloed terug te vinden in sommige instrumentale werken (o.a. Sonatina Dorica, Fantasia voor orgel) maar vooral in zijn vokale werken (bijv. Missa brevis) mede onder invloed van het gregoriaans. Ook in zijn vele stijlimitaties komt die invloed uit het verleden terug, soms het hele werk door (bijv. Zeer klassieke ouverture; Studies in barokstijl voor orgel), soms slechts als een citaat in één enkele passage (bijv. Vierde Symfonie). Maar vooral komt die kennis van de voorbije stijlen tot uiting in de vele rekonstrukties die hij verwezenlijkte van oude handschriften of de uitwerkingen van basso continuopartijen (bijv. Vanden Gheyn, Loeillet, Krafft).
Deze gedegen technische kennis paart Herman Roelstraete aan een sterke uitdrukkingsmogelijkheid van innerlijk leven. Zijn zijn werken door hun technische kwaliteiten interessant voor verstandelijke ontleding, ook voor een meer op het gevoel gerichte benadering onthullen ze een rijke inhoud. Wie de gevoelsmens Roelstraete kent, verbaast het niet in zijn werken een overwicht te vinden van elegische, meditatieve melodieën. Die zorg voor het melodische is trouwens één van de hoofdkenmerken van zijn komposities, zelfs wanneer deze melodieën slechts zijn opgebouwd uit kiemcellen van enkele noten die in cyklisch principe uitgewerkt worden of wanneer hij zijn melodieën laat dialogeren tussen twee instrumentengroepen. De muziek van Herman Roelstraete kan tot in de jaren zestig tot het neoklassicisme gerekend worden, of een overwegend klassieke vorm met een ekspressionistisch beladen inhoud. De laatste jaren heeft hij die klassieke struktuur behouden, maar zijn taal grijpt eerder terug naar de postromantiek, waarbij een strenge versobering in technische middelen wordt doorgevoerd maar een des te dieper gaande inhoud wordt bereikt. In zijn allerlaatste komposities overweegt een kleurrijke bitonaliteit, een soort impressionisme maar dan met moderne harmonische verworvenheden (bijv. liederen op tekst van Ria Scarphout).
| |
Enkele vokale werken.
Lichtbericht voor mensen, opus 47 (1961) voor vierstemmig gemengd koor, op tekst van Jacques Coryn, is een werk dat op vokaal-technisch gebied hoge eisen stelt aan de uitvoerders: toonzuiverheid, ritmiek en interpretatie stellen elk hun eigen problemen. De ekspressionistische klankentaal, op een vrije tonale basis, bestaat uit vele korte motiefjes, die soms tot het obsederende worden herhaald in een zenuwachtig ritme. De melodie maakt gebruik van glissando's, zoemkoor en spreekstem. De uiteenlopende gevoelssferen van de tekst komen door de analytische tekstverklanking ook in de muziek diametraal tegenover elkaar te staan: lyriek, dramatiek,
| |
| |
vreugde, droefheid... Het geheel is een kontrastrijk werk waarin de komponist op uiterst ekspressieve en soms hallucinante wijze de levensloop van de mens, gebonden aan wetten van ‘rode en groene lichten’ heeft geëvoceerd.
Exodus, opus 103, gekreëerd op 22 maart 1975 kreeg als ondertitel Gebeden en gepeinzen bij de uittocht ter memorie van Antoon Vander Plaetse. Het is een werk voor gemengd koor, koperblazers, vibrafoon, piano en orgel, waarin Herman Roelstraete opzettelijk twee uiteen lopende toonspraken heeft gebruikt. De koorgedeelten vertegenwoordigen het gebed in de dood over de eeuwen heen en zijn in sobere Palestrinastijl opgevat met uitzondering van het vijfstemmig slotkoraal dat eerder in een licht geromantiseerde barokstijl is uitgewerkt. De schrijnende polytonale tussenspelen verklanken de klacht om het verlies bij de dood, in bijzonder door een treurende hoornsolo. In het slotgedeelte komen deze beide elementen samen: na een angstaanjagende trompetsonnerie weerklinkt, aanvankelijk vrij improvisatorisch, het koraaltema in de kopers, waaruit het koor het koraal aanheft terwijl de kopers zwijgen. Uiteindelijk wordt het koraal herhaald, nu met begeleiding van de kopers, aldus symboliserend hoe gebed en klacht samenkomen in de verheffing tot de heerlijkheid.
| |
Enkele instrumentale werken.
Terzet in b, opus 44 (1961) voor viool, altviool en cello. Hoofdkenmerken van dit werk zijn een strenge lineaire schrijfwijze, een zeer soliede struktuur en een kontrastrijke stemming. De lineariteit komt vooral tot uiting in het eerste en derde deel die dodekafonisch gebouwd zijn. De sfeer van het werk is zeer gevarieerd: na de gespannen atmosfeer van het eerste deel volgt een verstrooiend tweede deel met een meditatieve middenpassage. Na het strenge derde deel vormt het vierde in rondovorm een speels dynamisch geheel dat op zijn beurt door een ‘misterioso’ wordt afgewisseld. Het geheel eindigt met een rustig mediterend ‘larghetto religioso’, Wat de struktuur van het werk betreft, komen reminiscenties terug uit verschillende periodes van de muziekgeschiedenis: er zijn dodekafonische principes in het derde deel, de 18de-eeuwse rondovorm met refrein en variërend tema in het vierde deel en renaissance-elementen in het slotgedeelte waar kanonvorm en omgekeerde kreeft worden toegepast.
Vierde Symfonie, opus 82, (1971). Deze tweedelige symfonie heeft een streng toegepaste dodekafonische schrijfwijze met toepassing van klankclusters, met echter in de tweede beweging een abrupte onderbreking door twee volksliederen in strikt tonale barokstijl die na drievoudige herhaling weer uiteenspatten naar de dodekafonie. Met deze struktuur wil Herman Roelstraete het spel tussen ruimte (of oneindigheid) en begrenzing (of tijd) weergeven. De zogenaamde ruimte is dodekafonisch uitgewerkt in een orchestratie die inderdaad enorme ruimtescheppende en weidse klankeffekten weet te bereiken, en de begrenzing wordt voorgesteld door de binding aan de tonaliteit en de stijlimitatie van de 17de eeuw.
Via Vite, opus 99 (1973) voor viool, altviool, cello en piano. Dit pianokwartet is een overweging over de bereikte leeftijd waar in de vier delen ook vier levensperioden, niet beschrijvend, maar eerder filozofisch worden benaderd. Het eerste deel (Vreugden) is van een ritmisch frisse levensblijheid, polytonaal en gebouwd op twee thema's die na een doorwerking in omgekeerde volgorde herhaald worden. In het tweede deel (Ruimten) daarentegen overheerst een lyrische beschouwing in dialoogvorm tussen snaren en piano behandeld: terwijl in de ene groep de klank stagneert, brodeert de andere groep verder aan het thema. Het derde deel (Frenetiek) start in een obsederend hamerend ritme in unisono tot een klimaks die uitmondt in een nieuwe dialoog tussen de twee groepen waaruit een fugato resulteert die op zijn beurt na een hoogtepunt afbreekt in een laatste ritmische stuiptrekking. Volledig in kontrast daarmee volgt in het vierde deel (Gepeinzen over het einde) een langzaam gedragen tema met meditatief karakter dat na door elk instrument afzonderlijk vanuit dezelfde cel te zijn uitgebouwd, uitvloeit in uiteindelijke berusting in de brede slotakkoorden.
In 1877 kreeg Benoit de opdracht tot het komponeren van een Rubenskantate voor het Rubensjaar. In 1977 kregen Peter Welffens en Herman Roelstraete een dergelijke opdracht. Op 26 november wordt aldus in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Kortrijk de Passie volgens Rubens gekreëerd die Herman Roelstraete komponeerde op gedichten van Anton van Wilderode voor alt, gemengd koor en orkest. Ook voor het Festival van Vlaanderen heeft hij enkele werken gekomponeerd in opdracht: Schützherdenking (Leuven, 1973) en Geuzenliederen (Gent, 1975). Zijn Octuor opus 60, was een opdracht van de BRT en Lichtbericht voor mensen werd door het Ministerie van Kultuur op fonoplaat uitgebracht.
Dit zijn slechts enkele aspekten die wijzen op een officiële erkenning. Het muzikaal genoegen dat Herman Roelstraete in zijn talrijke hoedanigheden gedurende de voorbije jaren aan zovele leerlingen, orkestmusici en koncertbezoekers wist te bezorgen is uiteraard niet te meten, en in het geven van dat genoegen vindt de kunstenaar en de mens Herman Roelstraete de grootste voldoening.
Hendrik Willaert.
| |
| |
| |
Opuslijst:
Wat hier volgt is een greep uit de lijst die tans 120 nummers omvat.
| |
1. Orkestwerken:
Kleine triptiek, op. 1, 1942. |
Sinfonia brevis voor strijkorkest, op. 21, 1953. |
Zeer klassieke ouverture voor strijkorkest, op. 24, 1954. |
Sinfonia concertante voor positief en strijkers, op. 36 Nr. 1, 1957. |
Sinfonia concertante voor trompet en strijkorkest, op. 36 Nr. 2, 1957. |
Sinfonia piccolo voor blaas- en slaginstrumenten, op. 36 Nr. 3, 1959. |
Symfonie in e, op. 39, 1959. |
Serenata per archi, op. 41, 1964. |
Zomerdivertimento voor houtblazerskwartet en strijkorkest, op. 63, 1967. |
Sinfonia voor houtblazerskwartet, vibrafoon en strijkorkest, op. 64, 1967. |
Symfonie voor harmonieorkest, op. 75, 1969. |
Divertimento secondo, op. 81, 1971. |
Vierde symfonie, op. 82, 1971. |
| |
2. Kamermuziek:
Sonatine in C voor viool en piano, op. 6, 1948. |
Sonate in C voor bazuin en piano, op. 11, 1950. |
Sonatine in C voor trompet en piano, op. 36 Nr. 2, 1957. |
Voorspel en Rondedans voor altviool, op. 42, 1960. |
Terzet in b voor viool, altviool en cello, op. 44, 1961. |
Octuor voor fluit, hobo, klarinet, fagot en vier strijkers, op. 60, 1965. |
Sonatina per violino e violoncello, op. 67, 1967. |
Partita Dorica voor beiaard, op. 71, 1968. |
Partita piccola voor hobo en piano, op. 88, 1972. |
Via Vitae, pianokwartet, op. 99, 1973. |
-Sonatina Dorica voor gitaar, op. 102, 1973. |
Strijkkwartet, op. 116, 1976. |
| |
3. Orgelmuziek:
Sonate in b, op. 13, 1951. |
Preludium en fuga in F-lydisch, op. 27, 1954. |
Sonate II in e, op. 50, 1964. |
Sanata III, op. 76, 1969. |
Studies in barokstijl, op. 79, 1969. |
Praeludium en Passacaglia, op. 84, 1971. |
Drie Fantasias, op. 95, 1972. |
Tria Cantica, op. 110, 1975. |
Kleine suite, op. 111, 1976. |
Verder: Vijfentwintig kleine stukjes voor orgel, drie koraalvoorspelen, enz... |
| |
4. Liederen:
Twee liederen voor hoge stem en piano, op. 5, 1947-'48. |
Het aards bedrijf, liederencyklus voor tenor en piano (Paul Devree), op. 19, 1951. |
Kringloop, cyklus voor hoge stem en piano (E. Mattelaer), op. 85, 1971. |
Overwegingen, middenstem en piano (J. Coryn), op. 90, 1972. |
Eindgezangen, cyklus voor lage stem en piano (E. Mattelaer), op. 91, 1972. |
Nachtland, cyklus voor mezzo en piano (Ria Scarphout), op. 92, 1972. |
Voorbij de tuinen, cyklus voor mezzo en piano (Ria Scarphout), op. 93, 1972. |
Verder: liederen op teksten van I. Michiels, Fr. Meyland, Fr. Eykens, R. Defeyter, e.a. |
| |
5. Oratoria:
De Caritate Christo voor sopraan, tweestemmig vrouwenkoor en eenstemmig groot koor, Orffinstrumenten, vierhandig klavier, sopraanblokfluiten, strijkers en orgel, op. 54, 1963. |
Kersthallel, oratorium voor tenor-alt, driestemmig mannenkoor, instrumentaal ensemble (Albe), op. 48, 1963-66. |
| |
6. Religieuze koormuziek:
Missa prima voor drie gelijke stemmen en orgel, op. 20 Nr. 1, 1942. |
Missa in honorem Sancti Amandi voor twee gelijke stemmen en orgel, op. 9, 1948. |
Missa recitata voor driestemmig mannenkoor, op. 10, 1948. |
Missa Salvatori voor drie gemengde stemmen en orgel, op. 16, 1952. |
Missa Quinta voor vier gemengde stemmen en orgel, op. 33, 1956. |
Missa de Sancta Magdalena voor vier gemengde stemmen, op. 52, 1963. |
Drie oud-Nederlandse kerstliederen 3-stemmig gemengd), op. 72, 1968. |
Cantiones Sacrae voor H. Schütz (4-6-stemmig), op. 86, 1972. |
Missa Pia (4-stemmig + orgel), op. 87, 1972. |
Missa de Beata Maria (4-stemmig), op. 100, 1973. |
Missa Brevis (4-stemmig), op. 101, 1973. |
Exodus (gemengd koor, kopers, slagwerk, orgel, piano), op. 103, 1973. |
Drie Marialiederen, op. 106, 1974. |
Verder: Een twintigtal motetten, offertoria en geestelijke zangen voor alle mogelijke bezettingen. |
| |
7. Profane koormuziek:
Gezelletriptiek voor gemengd koor op. 8 nr. 3, 1949, Van Pietje Putter in Herte Vrouwe voor mezzo, bariton, gemengd koor en piano (ook voor drie gelijke stemmen), p. 38, 1958. |
Lichtbericht voor mensen voor gemengd koor, op. 47, 1962. |
Middeleeuwse triptiek voor driestemmig mannenkoor, op. 49, 1962. |
Paul-van-Ostaijentriptiek voor vierstemmig gemengd koor, op. 55, 1963. |
Lente (J. Coryn), vierstemmig gemengd koor, op. 83, 1971. |
Oud-Nederlandse liederen, op. 104, 1974. |
Geuzenliederen (gemengd koor), op. 108, 1975. |
De andere oever (E. Mattelaer), vierstemmig gemengd, op. 115, 1976. |
Verder: Een zestigtal bewerkingen van oud-Vlaamse volkliederen. |
| |
Diskografie:
In Vlaanderen. Volksdansen en volksliederen in een bewerking van Herman Roelstraete, uitgevoerd door de volkskunstgroep ‘Die Boose’ uit Izegem gem. Richesse du folklore Nr. 10 (Riviera 321.022, Parijs). |
Noëls de Flandre. Oud-Vlaamse kerstliederen in een bewerking van Herman Roelstraete, uitgevoerd door de volkskunstgroep ‘Die Boose’ uit Izegem. Richesse du folklore Nr. 4 (Riviera 231.116, Parijs). |
‘De kwaede stiefmoeder’ voor mannenkoor, door Jeugdkoor der Normaalschool te Torhout (Uitgave Norma, Torhout). |
‘Posthume Hommage aan M. Weynandt’, vokalise met pianobegeleiding (Uitgave Pro Civitate - Gemeentekrediet). |
Ode aan Jozef Haydn voor beiaard, uit ‘Concert de carillon’ door Ghislain Pouseele (Riviera 421.027 S., Parijs). |
Nederlandse Paasmis, door het knapenkoor Ons Dorado, mannenkoor Scola Cantorum Cantemus Domino en Chris Dubois, orgel (De Wijngaard, Brugge). |
Lichtbericht voor mensen, door het Kortrijks Gemengd Koor (Cultura, Ministerie van Nederlandse Cultuur, 5075-V-2). |
Sonatina Dorica voor gitaar, uit ‘Hedendaagse gitaar’ door Gonzalez Mohihno (Duchesne, Luik, DD6057). |
Missa di Requiem en Magnificat van Fr. J. Krafft, door het Kortrijks Gemengd Koor onder leiding van Herman Roelstraete (Arion, Parijs, ARN 38247). |
Drie avondkantieken voor orgel uit ‘Salve Sancta Parens’, Gregoriaans door de Scola Cantorum ‘Cantemus Domino’ met orgeltussenspelen van en door H. Roelstraete (eigen beheer Scola Cantorum Izegem). |
| |
Bibliografie:
Verzamelwerken:
H. Janssens, HR, in Algemene Muziekencyclopedie, deel 6, Antwerpen-Amsterdam, 1963. |
H. Sabbe, HR, in Winkler Prins Encyclopedie voor Vlaanderen, deel 5, Brussel, 1974. |
M. Boereboom, Handboek van de Muziekgeschiedenis, deel 4, p. 134, Antwerpen, 1973. |
| |
Tijdschriften:
Kamiel D'Hooghe, HR, in West-Vlaanderen, Xe jg., 1961, p. 455-457 (met bespreking van o.a. Sinfonia Brevis, Het Aards Bedrijf...). |
Jean Vanderschaeve, HR, in Ten Mandere, IIe jg., 1962, p. 42-46. |
Hugo Heughebaert, HR, in Harop, 1967, p. 131-138. |
Hendrik Willaert, HR vijftig, in Gamma, 1975, nr. 5, p. 190-193. |
Hendrik Willaert, HR vijftig, in Ten Mandere, XVe jg., p. 151-171. |
Nota: Voor het samenstellen van deze bijdrage hebben wij enkele alinea's overgenomen uit ons laatst vermelde artikel in Ten Mandere.
|
|