Gust Gils: binnenwaartse buitenstander.
Jaren na De röntgenziekte (1966) en Berichten om bestwil (1968) publiceerde Gust Gils opnieuw een bundel grotesk proza: Dank voor de blijdschap. Paraproza III. Intussen werd overigens reeds een vierde verzameling paraproza aangekondigd: Binnenwaartse buitenstaanders. Gust Gils opnieuw aan het korte proza? Zeker, want Dank voor de blijdschap bevat reeds heel wat recente stukjes, daterend uit 1975 en '76. De hele bundel bestaat uit 69 ‘transludieke verhalen’, waarvan er 40 ontstonden tussen 1965 en 1972 en 29 in '75 en '76. Twee elementen verdienen een nader onderzoek. Ten eerste: wat gebeurde er in de periode tussen 1972 en 1975? Ten tweede: is er een relevant verschil tussen de stukjes uit de eerste en die uit de tweede periode?
Om de eerste vraag te beantwoorden, kunnen we een beroep doen op een interview dat W.M. Roggeman in juli 1974 van Gils afnam. Op dat ogenblik beschouwt de auteur zijn paraproza-periode als voorbij. Hij vermoedt dat de vorm van het groteske korte verhaal zijn ‘typisch uitdrukkingsmiddel tijdens een jaren durende geïntroverteerde periode’ was. Hij voorspelt dat een en ander definitief tot het verleden behoort. De tijd dat hij literatuur nodig had als Ersatz voor het leven, is voorbij. De vlucht in een zelfgeschapen taalwereld, hoeft voor hem niet meer, omdat de verzoening met de werkelijkheid nadert, en het sociaal kontakt met de anderen verbetert. Gust Gils zoekt het dan ook meer in artistieke genres die een direkt kontakt met een ruimer publiek mogelijk maken. Hij voert nu verbosonische eksperimenten uit, schrijft haikoe's begeleid door elektronische muziek en gaat de songtoer op in het swing-genre. Bekeken vanuit dit interview, mag Gils' paraproza III dan ook als een volkomen verrassing worden beschouwd. Een vergelijkende studie tussen de stukjes geschreven vóór '72 en die na '75, maakt echter veel duidelijk. Niet dat de recentste prozatekstjes meer zouden ‘swingen’, hoewel dat had gekund - denk maar aan het jazz-proza van Willy Roggeman. Maar het paraproza '75/'76 is minder wrang en ‘verneinend’ van ondertoon. Niet toevallig is Dank voor de blijdschap opgedragen aan Oliver Hardy en Stan Laurel, die ook op de omslag figureren, rondtoerend en toeterend op het Romeinse Sint-Pietersplein. Hier staat een soort slapstick-humor voorop. In genoemd interview situeert Gils zijn paraprozaverhalen ‘in een geluidloze wereld; het was een soort van stomme film’. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het heilige vuur er bij Gils wat uit is en dat de semantische geladenheid én gelaagdheid - die zijn vroegere grotesken kenmerkt - nu afwezig blijft. Spel is
hier louter spel geworden en draagt niet langer het waarmerk van de onderliggende ernst. Hoewel ik me bij de lektuur niet koncentreerde op de ontstaansdata, kwam ik er toch toe de 69 teksten te splitsen in een tweetal groepen, die grotendeels korresponderen met de twee onstaansperiodes. Die vóór '72 zijn een illustratie van Gils' egelstelling tegenover de wereld. Het komt er daar op aan stand te houden in een wereldop-zijn-kop, een wereld waarin alle zin zoek is, een wereld waar je ziek van wordt. De teksten zijn krachtig van stijl en gekoncentreerd van tematiek; ieder ander auteur zou boeken nodig hebben om hetzelfde te zeggen. Hier komt een buitenstaander aan het woord, die alleen nog binnenwaarts kan blikken. De teksten van na 1975 bevatten meer vrijblijvende lol, spel om het spel. Dat kan wijzen op een genezingsproces (?) van de auteur, die er nu allemaal om kan lachen. Meteen worden de stukjes echter ook vaak een pure kode: je draait een facet van de maatschappij even om, en klaar is Kees, of liever: gereed is Gust. De stukjes van de tweede soort kun je vergelijken met vuurwerk: de toeschouwer wordt erdoor verblind, zegt ‘oh’, maar ziet daarna niet beter. Integendeel: na het opflitsen ziet hij niets meer. Om Gust Gils, een miskend en belangrijk schrijver, beter te leren kennen als ‘binnenwaartse buitenstaander’, zal het er vooral op aan komen enige van zijn beste stukjes (meestal geschreven vóór '72) nader te bekijken, er het tema en de metode uit te distilleren.