Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |
Gery Helderenberg: als de wijn...Op geen ander dichter is het bekende gezegde over de wijn zó toepasselijk als op de tans 87-jarige priester-dichter Gery Helderenberg (geb. 18-1-1891). Pas op latere leeftijd werd hij als dichter volkomen zichzelf en kreeg zijn poëzie een eigen onvervreemdbare toon. Het vroegere belijdeniskarakter maakte plaats voor een objektieve uitbeelding van de werkelijkheid. De taal is soberder en klassieker geworden, maar terzelfdertijd rijker en vaak omsluierd met het mysterie van een moderne, poëtische zeggingskracht. Zijn tweede dichterlijke jeugd zet in met de bundel Omdat ik U bemin (1951). Gery Helderenberg is dan zestig. Sindsdien volgde een hele reeks grotere en kleinere bundels, bijna alle gedrukt - en met bibliofiele zorg uitgegeven - op de persen van de Sint-Pieters- en Paulusabdij te Dendermonde, zodat elke bundel een kostbaar juweel is. Ook dat is kenmerkend voor het aristokratische dichterschap van Gery Helderenberg, dat zich eveneens kwalitatief steeds sterker deed gelden, o.a. in de hier besproken bundelsGa naar eind(1): Nacht der symbolen / contrapuntische variaties (1973), Antiquariaat (1975), Horlogium perpetuum (1976-2) en Dit uur tussen U en mij (1976). Wat maakt het wezen uit van dit dichterschap? De poëzie van Gery Helderenberg wordt in grote mate bepaald door de beleving van zijn priesterschap en van de eredienst, de liturgie. Meer en meer wordt ook duidelijk dat zich over geheel zijn oeuvre een helder wereldbeeld ontvouwt, dat iets heeft van de Gezelliaanse manier van schouwen:
Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft...
Ook Gery Helderenberg heeft een open oog voor al het geschapene, waarvan hij de innerlijke verbondenheid met en de afhankelijkheid van de Schepper ontdekt en erkent. Hij beluistert de dingen zoals ze zich aan zijn oog tonen. Zijn dialoog met ze geschiedt op basis van gevoel én rede. Zo dringt hij door tot het komplekse mysterie van het bestaan. Het leven is getekend door goed en kwaad, vergankelijkheid en groei, zonde en verlossing. De wonderen van de schepping zetten hem enerzijds aan tot Franciskaanse jubel en ekstase, dank en lofprijzing, maar anderzijds ontlokken ze een diepe weemoed om het menselijk tekort en de vergankelijkheid. Uiteindelijk wordt zijn visie echter opgevangen en doorstraald door de verlossingsidee, door Kristus' dood en verrijzenis, door de Triomf van de Dood (titel van een bundel van 1955).
Vandaar zijn heimwee naar de oorspronkelijke liturgische beleving, naar een terugkeer naar de zuivere bronnen van het kristendom, omdat dit de enige weg is om de gelovigen, verenigd door de Agape, opgenomen te zien in de werkelijke gemeenschap der heiligen. Dit heimwee naar evangelische tijden, naar waarheid en autenticiteit, treffen we o.m. aan in Antiquariaat. De 22 gedichten in deze bundel gaan alle over liturgische gebruiksvoorwerpen, waarvan de symboolwaarde hem diep aanspreekt. Zijn droefenis schuilt in de vaststelling dat zovele gelovigen - ook priesters - de zin voor die waarden verloren hebben en die voorwerpen, ten onrechte, verwijzen naar het ‘antiquariaat’. Let op de sobere en kernachtige wijze, waarop hij zijn weemoed verwoordt, b.v. in Breviarium (blz. 25), dat, zonder van navolging te spreken, een echo oproept van Den ouden brevier van Guido Gezelle.
De seizoenen, klaverblad van vier,
geurden in gemsleer naar de tijd
die ik devoot aftelde in dit brevier,
teken voor mijn bestendigheid.
Nu is de wisselende toverkleur
vergaan, verleden, een getaand tapijt.
Wat baat het dat ik er om treur?
Ik berg het boek als rariteit.
Het eigene in het werk van Gery Helderenberg is de wijze waarop hij aan zijn visie poëtisch gestalte geeft. Van grote betekenis is het beeld, het symbool, in de | |
[pagina 265]
| |
echte zin van het woord: beeld dat een zin openbaart. De dingen van de aarde zijn tekenen die verwijzen naar boven en een metafysische dimensie openen. Heel de natuur - planten, dieren en delfstoffen - openbaart haar sakraal karakter: overal ontdekt Gery Helderenberg symbolen die verwijzen naar Bijbel en/of liturgie, evenveel richtingwijzers voor de mens op weg naar zijn eindbestemming. Nacht der symbolen / contrapuntische variaties is een tweeledige bundel van 23 en 21 eveneens achtregelige gedichten. In het eerste deel zijn emblematische voorstellingen uit de klassiekheidense en de Bijbelse wereld uitgangspunt om de diepere zin van de geloofsgeheimen te onthullen, b.v. in Lier (blz. 26):
Orfeus op de porfieren sarcofaag
de zilvren lier op de linker knie.
Van zeven snaren stijgt de harmonie
die 'k uit Priscilla's tomben draag.
De tijgerkat ligt hem te voet
betoverd door zijn lied.
Zie, Christus treedt in Zijn gebied
Die tokkelend de lammeren hoedt.
Het tweede deel bereikt zijn innerlijke éénheid in de muzikale motieven die de grondtematiek doorruisen en harmonisch samengaan met de vele liturgische symbolen. Meer dan vroeger is de doodsgedachte in deze gedichten aanwezig, echter niet doorhuiverd met angst, eerder gedragen door een jubelende berusting: een leven dat zijn eindbestemming nadert in een bovenaards perspektief, want:
Daar komt de tuinman die de rozen dunt
uitgepuurd naar Oméga, Gods orgelpunt (blz. 77).
In zijn 85e levensjaar verscheen Dit uur tussen U en mij. Opnieuw roept de titel reminiscenties op aan Gezelle, aan Dien avond en die roze. Deze verzameling van nogmaals 22 gedichten staat echter niet in het teken van een menselijke, aardse vriendschap, maar van een steeds sterker voelbare aanwezigheid van een buitenaardse werkelijkheid. Hoe nader de dichter God (en het levenseinde) weet, hoe meer hij afstand doet van al het andere en hoe duidelijker God zich in symbolen aan hem openbaart. Tematisch sluit de bundel bij het vorig werk aan. Opvallend is de graad van intensiteit waarmee hij zijn religieuze ervaring onthult en hij het uiteindelijke ‘uur tussen U en mij’ tegemoettreedt of -ziet. Opmerkelijk ook is de helderheid en de vormbeheersing die zich vaak uit in een verrassend speels ritme (b.v. in Ludens coram eo... en Marana Tha). Die beheersing valt ook op in Horlogium perpetuum, geschreven in 1972 en waarvan in 1976 een tweede druk verscheen. Het is een suite van 24 gedichten van telkens 12 regels: XXIV glasramen voor een verrijzeniskerk. Voor ieder uur van de dag en nacht (nogmaals een cyklus van 24!) is er een soort poëtische meditatie bij de verschillende stadia van Jezus' lijden, dood en verrijzenis. Hierbij worden eksistentiële vragen opgeroepen en beantwoord in de lijn van het religieuze wereldbeeld van Helderenberg, zoals dit hierboven werd omschreven. Hoopvol kan hij de bundel besluiten met het gedicht Tertia Die, waarvan de slotstrofe:
Ik moet de kaarsen ontsteken,
ergens. De mist scheurt als rag.
Wij eten brood, ik ledig de beker
en wij vertellen de derde dag. (blz. 42)
Zo sluit ook deze suite uitstekend aan bij een poëtisch bouwwerk met steeds indrukwekkender allures. Het vers van Gery Helderenberg doet altijd nieuw aan door de beeldspraak, maar het behoudt overal de klassieke gestrengheid van ritme, rijm en strofenbouw. Het weerspiegelt de geestelijke ascese van de dichter die een barokke beeldenweelde weet op te vangen in een heldere, gregoriaanse eenvoud en een gedisciplineerde vormgaafheid. De meeste bundels zijn trouwens gebouwd op een sterk volgehouden éénheid van struktuur, waarin het aantal versregels en het metrum vaak een dominerende rol spelen. Achter deze geordende (taal)wereld gaat een nederig en eenvoudig mens schuil, de auteur van een dichtwerk dat in de religieuze poëzie der Nederlanden nog niet de erkenning geniet, waarop het op grond van zijn intrinsieke waarde recht heeft. Rudolf van de Perre. |
|