‘Passie volgens Rubens.’
Het radiostation BRT 2 had in de loop van het voorbije Rubensjaar een reeks van tien koncerten op het programma waarin telkens één of ander musikaal verband met Rubens of zijn tijd aan bod kwam. Als laatste van deze reeks zorgde BRT West-Vlaanderen voor de kreatie van een Passie volgens Rubens voor alt, gemengd koor en orkest op tekst van Anton van Wilderode en muziek van Herman Roelstraete, uitgevoerd door Hilde Tondeleir, het Kortrijks Gemengd Koor en het Westvlaams Orkest (26 nov. '77 - O.L. Vrouwkerk, Kortrijk).
De oorspronkelijke opdracht van V. Arickx, diensthoofd BRT, aan Herman Roelstraete bestond erin om een werk te komponeren waarin het koor centraal zou staan en dat de figuur van Rubens zou belichten. Herman Roelstraete gaf er de voorkeur aan zich te beperken tot een verklanking van een reeks schilderijen en tekeningen van Rubens die de passie tot onderwerp hebben. Anton van Wilderode kreeg de opdracht om, zich inspirerend op deze werken van Rubens, de tekst samen te stellen.
Wie bij de kreatie van deze Passie volgens Rubens een hedendaagse visie, genre Penderecki bijvoorbeeld, had verwacht met schrijnende harmonisatie, hallucinant orkestgeweld, Sprechstimme... kwam bedrogen uit. Wie, misleid door de titel, met vooroordelen (Passie = Bach = monumentaliteit; Rubens=groot geweld), kwam luisteren, vond in de eenvoud en ingekeerdheid van het werk zijn gading niet. De enkele negatieve reakties die ik, naast veel positiefs, na de kreatie kon opvangen, waren inderdaad in die zin geformuleerd. De titel dekt de inhoud niet. Zoals bij zoveel zaken tijdens het Rubensjaar is de naam van de schilder er nogal bijgesleept. Anton van Wilderode is wel uitgegaan van werken van Rubens, maar het geheel is een, overigens prachtig, ‘Lijdensverhaal volgens Van Wilderode-Roelstraete’ geworden.
Van Wilderode schreef in een symmetrisch geheel een reeks van acht gedichten waarin het Golgothagebeuren met vier gedichten (Kruisdraging, Kruisiging, Lanssteek, Kruisafneming) centraal staat. Daarvoor komt de Doornenkroning, erna een Piëta, twee gedichten die op hun beurt weer in een drieledige symmetrische struktuur uiteenvallen. Een proloog (Boom en distelstruik) en een epiloog (Christus op het stro) omlijsten dit geheel. De inhoud van de teksten is deels illustratief, deels meditatief. Illustratief zijn de passages die de voorstellingen van Rubens beschrijven, meditatief zijn vooral de zinnen waar de dichter zijn eigen visie op het passiegebeuren uitdrukt. Geïnspireerd op werk van Rubens is de taal van Van Wilderode bijwijlen vrij barok en met staf- en binnenrijmen beladen (bijv. proloog). De inhoudelijke sfeer komt bij mij over het algemeen eerder over als biddende overwegingen met een melancholische ondertoon.
Ook de muziek is hoofdzakelijk in die geestesgesteldheid gedacht. De muzikale taal is uiterst eenvoudig, voor onze tijd haast reaktionair: het melodische overheerst, de harmonie kan als ‘hulde aan de drieklank’ worden genoemd, de orchestratie is sober (strijkers, houtblazers, hoorn) en koloristisch illustratief. Herman Roelstraete benadert het lijdensgebeuren zo zuiver religieus mogelijk. De gebruikte vormen hebben een symbolische betekenis: de barokvormen kanon, fuga en koraal voor de verhalend-meditatieve delen en verwijzingen naar de eerste kristentijd met lamentatie en antifonaal gezang. Het gebruik van de diepe altstem als enige solistische interventie symboliseert de drie vrouwen uit het passieverhaal: Veronica, Maria Magdalena, Maria. Symboliek zit ook in de manier waarop hij musikaal-technisch de tekstinhoud volgt. De grootse fuga van het centrale feit (Kruisiging) uigezonderd, geeft Herman Roelstraete de dramatiek van de passie niet weer in uiterlijke heftigheid. De overige delen van het werk