Janacek-cyklus bij het Residentie-Orkest.
Het type apartheidsserie zie ik voorlopig wel als een noodzakelijk kwaad. Sympatiek is het niet, zo'n melaatsenkolonie, want daar doet het mij nog het sterkst aan denken, die bijeenkomst van insiders, snobs, musici-die-het-destrot-uit-komt en nog enkele verdwaalde en meestal verdwaasd reagerende, argeloze ‘inlopers’.
Heeft het zin om voor Janacek een serie op te zetten zoals in november 1976 gewijd aan Anton Webern?
Nee, natuurlijk niet, zìjn muziek wordt volop gespeeld, Janaceks opera's zijn bijna gemeengoed geworden.
Maar er is wel een ‘maar’ bij, evenmin als we van pakweg Tsjaikowsky alles kennen, zo blijft de ‘hele’ Janacek verborgen. Het zijn altijd eenzijdig belichte portretten die het publiek voorgezet krijgt.
Evenals bij de serie ‘Vanuit Webern’ werd ook in deze ‘Vanuit Janacek’ niet alleen zijn muziek gespeeld, maar ook de werken uit zijn omgeving belicht. Zo klonk op het derde koncert Moessorgsky's ‘In de kinderkamer’ samen met de 18 kinderversjes van Janacek. Bijna altijd is muziek voor en over kinderen hoogst kinderachtig. Zo niet bij deze meesters.
Wat mij betreft is een mars voor de blauwkieltjes voor piccolo (zeer schitterend voorgedragen door Koos Verheul) en piano uit dezelfde tijd als de kinderversjes voor kamerkoor en 13 instrumenten, begin twintiger jaren - wat een tijd! - verre te verkiezen boven een groots opgezette lyrische kantate als Amarus. Het betreft een ‘jeugdwerk’ van een 43-jarige uit 1897, vol van de sfeer van dromerige kloostertuinen en angstige schaduwen van oude huizen, maar ook van het verheffende, het zuivere, het hogere.
Het is natuurlijk intriest dat Janacek voor de realisaties van werken als Amarus afhankelijk was van goedwillende maar slecht toegeruste amateurs. Uiteraard werd er nu alle aandacht gegeven aan zijn ideeën, voor de autentieke kleur was zelfs het Slowaaks Philharmonisch Koor er voor overgekomen.
De AVRO zond de cyklus op vier achtereenvolgende zaterdagmiddagen in januari uit.
Ernst Vermeulen.