Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groeien dat naar buiten breekt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wout Maters: ‘Grote dubbelspiegel I’, (brons, 1968, Eindhoven, De Bijenkorf).
schilderwerk van Wout Maters minder mals dan die op de beelden. Blijkbaar was de jonge kunstenaar het met zijn kritici eens: na enkele jaren gaf hij het schilderen op om zich uitsluitend aan de beeldhouwkunst te wijden. In 1961 bezocht hij de Internationale Sommerakademie te Salzburg, de z.g. Kokoschka-schule; de begaafde Italiaanse beeldhouwer Emilio GrecoGa naar eind(1) was daar voor ruim een maand zijn leermeester. Het kontakt met Greco verliep moeizaam, via een Italiaanse medestudente die Engels sprak. Veel intensiever dan Greco hield zijn assistent, de beeldhouwer Joseph Zensmayer, zich met de studenten bezig. Deze was opgeleid door Wotruba, was technisch uiterst begaafd (hij dreef b.v. een kop uit één vlakke koperen plaat)
Wout Maters: ‘Black Warrior’, (gepolijst brons, 70 cm, 1969).
en wist zijn inzichten over te dragen. Het verblijf in Salzburg is vooral belangrijk geweest voor het werk van Wout Maters omdat hij steeds duidelijker ging inzien dat de weg van het maniërisme, die Greco aanwees - een beeldhouwer die hij bewonderde - grote gevaren inhield.
Na zijn terugkomst uit Salzburg ging Wout Maters de anekdotische mens- en dierfiguren strenger opbouwen. Uiterlijkheden als parasols en op het hoofd gedragen manden verliezen hun bibelotkarakter en worden strukturele onderdelen van het beeld, dat naar de hoekige architektuur van Bronner evolueert. Spaanse wasvrouwen uit 1965 (brons, 40) is een goed voorbeeld van Maters' reaktie op zuidelijke maniërismen. Precies als bij zijn schilderijen hoopte Wout Maters op den duur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door een doorwrochte bouw de eenvoud te bereiken. En hij is er zeker van, dat hij zich los wil maken van de figuratie om de reikwijdte van het beeld te vergroten.
Zoals Wout Maters zich in zijn maniëristische fase bedreigd had gevoeld door onnatuurlijkheid, ervoer hij tijdens het bouwende werk omstreeks 1966 het gevaar van een te grote vanzelfsprekendheid. Hij tastte twee jaar lang de verschillende mogelijkheden af binnen het reusachtige gebied van de abstraktie. Ontevreden met het resultaat vernietigde hij zijn hele produktie van twee jaar op een handvol werken na. Een Aluminiumplastiek van 30 hoog uit 1967 ontkwam aan de vernietigingsdrang. De skulptuur lijkt een rechthoekige houtblok met een uitgewogen driedeling, door diepe groeven gemarkeerd, sterk gebouwd van karakter, met dekoratieve kwaliteiten. Uit het centrale deel steken een aantal organische vormen, als afgeknotte takken. Dit organische karakter en deze uitsteeksels zouden in de komende jaren een wezenlijk deel gaan uitmaken van de beeldhouwkunst van Wout Maters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schilden die behoeden. De spiegelbeelden.In 1967-'68 gaat Wout Maters konvekse vormen ontwerpen, schelpen of schilden, aanvankelijk steeds twee, die met elkaar een relatie aangaan; daarmee zijn de dubbelspiegels geboren. De naam is te danken aan het grote, meestal gepolijste oppervlak dat als een spiegel de omringende wereld weerkaatst. Die naam is echter geen titel die het tema van het beeld aangeeft, eerder een werktitel waarmee het objekt voorlopig onderscheiden kan worden. In 1968 ontstaat Grote dubbelspiegel I, die in 1970 wordt geplaatst op het dakterras van n.v. magazijn De Bijenkorf te Eindhoven (brons, 120×110×57). De twee reusachtige schelpen staan tegenover elkaar,
Wout Maters: ‘Grote enkelspiegel I’, (gepolijst brons, 225×70×80, Amersfoort, Elisabethziekenhuis).
rechtop, als oesterschelpen die uiteengerukt zijn en nu, natuurlijkerwijze, op elkaar willen sluiten. Zo ontstaat er een spanningsverhouding; de ruimte tussen de schelpen wordt een krachtveld dat een integrerend deel van het beeld uitmaakt. De buitenvorm is glad, dof glanzend; de binnenvorm ruw. Zo is ook bol tegenover hol geplaatst, het beschermende tegenover het beschermde, het gevormde tegenover het ongevormde. Grote dubbelspiegel I openbaart het organische bestaan en de tweeslachtigheid die daaraan inherent is.
Dat de schelp inderdaad gezien moet worden als een schild ter bescherming van het kwetsbare leven, blijkt uit Black Warrior dat in 1969 ontstaat (gepolijst brons, 70). Een menselijke figuur staat op ekstreem hoge benen, eerder staken, zoals Lynn Chadwick ze in de jaren '50 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wout Maters: ‘Spiegelbol I’, (verchroomd brons, 25 cm, 1969).
vormde. Zijn hele bovenlijf is verborgen achter een glanzend dubbelschild, dat door zijn vorm suggereert één organisch geheel te zijn. Tussen de twee delen van het schild steekt de mond van een vuurwapen ver naar voren, zoals, wat minder pregnant, de navel bij veel Afrikaanse vruchtbaarheidsbeelden. Black Warrior ontleent zijn inspiratie echter niet aan de idee van de vruchtbaarheid, maar aan die van de strijd: het was de neger-auteur Angela Davis met haar strijd voor gelijke rechten van zwart en blank die Wout Maters tot het koncept van dit beeld bracht. De voorkant van Black Warrior is een simbool van agressie; achter het schild blijkt (in ruwe, eksperimentele vormen) een kwetsbaar mens verborgen.
Na de dubbelspiegel komt de enkelspiegel, na het komplekse de eenvoud. Bij Grote enkelspiegel IGa naar eind(2) (1969, brons, 225×70×80, Amersfoort, Elisabethziekenhuis) is het schild betrekkelijk laag bevestigd aan een staakvorm van 225 cm; het lijkt er dwars doorheen gestoken. Wat bij Black Warrior verklaard moest worden als de agressieve loop van een vuurwapen, zou bij Grote enkelspiegel I geïnterpreteerd kunnen worden als de stengel van 'n bloem. Een kleine wijziging in de vorm is verantwoordelijk voor een nieuwe semantiek. Omdat de holle schaal geen evenwaardig, bol antwoord krijgt, koos Wout Maters de werktitel Enkelspiegel. Toch is de konkave vorm vertikaal in tweeën verdeeld, zoals het schild van Black Warrior. Horizontaal is hij geleed door drie groeven, precies als de Aluminiumplastiek. Waar die twee elkaar kruisen, in het hart van de schaal, komt een ruwe vorm naar voren, intuïtief en vrij gemodelleerd, meeldraden in de bloemkelk. Het is het kleine, bolle antwoord aan de holte. Het ongevormde en onbewuste tegenover het streng gewelfde, dat zich overbewust uitstrekt. Het doffe en poreuze tegenover het glanzende, geslotene. Nog steeds wordt de organische binnenwereld behoed door het schild. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een eksplosie van groei. De spiegelbollen.In het oeuvre van Wout Maters kan de Aluminiumplastiek van 1967 aangewezen worden als het beginpunt van een innerlijke kontinuïteit. De vormen ondergaan geleidelijk een verandering; die wijzigt op haar beurt de inhoud. Zo werden de spiegelschalen steeds ronder tot ze, bij sommige dubbelspiegels, de bolvorm bereikten. Op dat moment was een nieuw type plastiek geboren. Na het ontstaan van de eerste bollen, in 1969, werd geen spiegel meer aan de reeks toegevoegd.
Uiterlijk verschilt Spiegelbol I uit 1969 (verchroomd brons, 25) maar weinig van bijv. Dubbelspiegel IV uit 1968 (gepolijst brons, 70): een bolvorm, glanzend gepolijst, wordt vertikaal doorgesneden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wout Maters: ‘Doorbroken spiegelbol’, (gepolijst brons, 15×25, 1970).
nog altijd door twee groeven horizontaal geleed. Maar bij de Spiegelbol is sprake van een turbulent binnengebeuren: uit een ronde bres in de bol steken enkele holle stengels, niet als een bedreiging, maar alsof hun groei te ekspansief werd binnen in de veilige bol en uit moest breken. Dat moesten ook de stengels die gekronkeld afhangen of zich oprichten. Heel deze eksplosie van groei heeft zich naar buiten gewerkt, te geweldig voor de glanzende bol die haar ‘aanvankelijk’ omsloot. Zonder metterdaad gebruik te maken van het element beweging, suggereert deze plastiek die zelfs zo sterk dat de beschouwer een ontwikkeling in de tijd gaat projekteren. Spiegelbol I verbeeldt het ‘dringen’, de ‘ademloze, wrede strijd’Ga naar eind(3) van de organische wereld en is - ondanks uiterlijke overeenkomsten -
Wout Maters: ‘Doorbroken bol’, (gepolijst brons, 15 cm, 1971).
ver weggegroeid van de irenische spiegelskulpturen.
Met Doorbroken spiegelbolGa naar eind(4), (gepolijst brons, 15×25) vormt de beeldhouwer met ongeveer dezelfde elementen een geheel nieuwe plastiek. De bol is dit keer door het geweld van de groei in zijn binnenste in vijf delen uiteengerukt; als solide ringen struktureren drie daarvan het beeld. Van de twee resterende bolsegmenten geeft de kleinste, vooraan, door zijn dunne schaal de machteloosheid weer van de ‘vroegere’ bol. Ook Doorbroken spiegelbol laat een evolutie in de tijd zien. De innerlijke groei - zwellende zaden, lobben, knoesten - dringt met drie stengels door de kleine schaal heen, die hulpeloos een eindweegs lijkt meegenomen. De kracht van deze inwendige groei bepaalt de ovale vorm van het beeld. Wout Maters, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wout Maters: ‘Genesis 22’, (gepolijst brons, 35 cm, 1977).
die gefascineerd wordt door de ekspansieve kracht van de organische wereld - een grasspriet die door beton heen breekt - zal bij zijn skulpturen het innerlijk geweld steeds naar buiten brengen. Daarbij worden grenzen verbroken en vormen vernietigd. Zijn plastieken zijn daarom dragers van een sterke emotionaliteit. - In Doorbroken spiegelbol zijn opnieuw tegenover elkaar gesteld de blinkende schil tegenover de ruwe ingewanden. Het pantser van de verdediging dat uiteengerukt wordt door de krachten van het leven zelf.
De spiegelbollen van Wout Maters vertonen enige overeenkomst met de bronzen beelden van Arnaldo PomodoroGa naar eind(5) (1926). Ook die bieden een glanzende buitenwereld en gedetailleerd bewerkte binnenvlakken. Beheerstheid tegenover emotie, dynamiek. Pomodoro's gestruktureerde oppervlak heeft echter een duidelijke band met het bijou, met het metier van de edelsmid. Ook werkt Pomodoro in eenzelfde periode aan verschillende basisvormen, tevens verschillende plastische problemen, terwijl Wout Maters vanaf Grote dubbelspiegel I, 1968, steeds ‘in dezelfde richting gehoorzaamde’, zoals Nietzsche het formuleerde. Zijn grote preokkupatie bleef het, de kracht van het organische leven zichtbaar te maken.
De bollenciklus - die nog niet afgesloten werd en ongeveer veertig eksemplaren telt - werd in 1971 verrijkt met een Doorbroken bolGa naar eind(6) (gepolijst brons, 15). Tussen bol en ovaal in is de vorm die drie maal door een diepe insnijding onderbroken wordt. Er schjnen schijven losgeraakt en verschoven, zelfs grote delen van de kern verdreven te zijn. De binnenwereld breekt dit keer naar buiten in de vorm van vijf stengels, spits en agressief als kogels omhoog gericht. Hun groei heeft blijkbaar de bol zó fundamenteel ontwricht, dat de delen nog slechts in wankel evenwicht op elkaar gestapeld blijven liggen, zo suggereert de skulptuur. Doorbroken bol heeft met zijn hanekam een martiaal karakter; hij laat opnieuw zien hoe het onvolwassene het volkomene vernietigt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De harmonie bevestigd. De genesis-reeks.In 1973, tijdens de zwangerschap van zijn vrouw, ontwierp Wout Maters het eerste beeld met de titel Genesis, eindelijk een titel die naar de tematiek en zelfs naar de inspiratie verwijst. De genesis-reeks telt voorlopig ongeveer dertig beelden en bevindt zich in volle ontwikkeling. Zij is verbonden met de spiegelciklus doordat veel beelden de vorm hebben van een schijf, in twee delen verdeeld zijn en, evenals de Enkelspiegels, een centrum hebben, bijv. een bol, of een organisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wout Maters: ‘Genesis 24’, (gepolijst en gepatineerd brons, 90 cm, 1977, Rhenen).
uitsteeksel. De band met de spiegels is het grootst vanwege het irenische karakter van beide reeksen. Met de Spiegelbollen is er de overeenkomst van het glanzend gepolijste deel tegenover het bewerkte, het geribbelde als een strand bij eb. Bij de Spiegelbollen was deze tegenstelling gegrond op een idee, de idee van het perfekt gevormde organisme dat de wildgroei in het eigen innerlijk onvoldoende in bedwang kan houden. Bij de genesis-beelden heeft de antitese een dekoratieve funktie: het gepolijste en het gestruktureerde deel wijzen slechts naar hun kontrast. Zo is bij Genesis 22 (gepolijst brons, 1977, 35) de voorkant glanzend gepolijst, de achterkant gestruktureerd. De twee delen waaruit de plastiek bestaat, sluiten onder hecht aaneen, ‘groeien’ boven uit elkaar. De zaden, nu eindelijk onderworpen aan de orde van de stapeling, vormen het centrum van de skulptuur. Ze breken zichtbaar naar buiten, maar treden niet uit het organisme dat hun omvat. Dat onderscheidt de genesis-skulpturen wezenlijk van de Spiegelbollen. Het natuurproces dat verbeeld wordt, ontwricht de harmonie niet langer, maar bevestigt die.
Bij Genesis 24 (gepolijst en gepatineerd brons, 1977, 90, Rhenen, apoteek Deys) zijn het linker- en het rechterdeel van elkaar losgemaakt, al maken ze ook bij dit beeld onder het meeste kontakt. Twee gelijkwaardige vormen richten zich op. Ze vullen elkaar aan: de een strekt zijn positieve vorm naar het negatief van de ander, evenwichtige gesprekspartners met reverentie voor elkaar. Zo is Wout Maters weer teruggekeerd bij zijn uitgangspunt, de dubbelspiegel, waarbij twee gelijkwaardige vormen een aangename spanningsverhouding aangaan. Organische vormen, intuïtief en emotioneel opgebouwd, met tegenzin onderworpen aan een rationele verantwoording achteraf.
Samenvattend kunnen we het volgende konstateren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biografische gegevens:
Adres: Catharijnesingel 79, Utrecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verspreiding werkenGa naar eind(*):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van 76 werken in privé-bezit kon het spoor getraceerd worden; daarenboven van 5 dubbeleksemplaren. Van één ontwerp vervaardigt Wout Maters hoogstens 2 tot 4 eks.
Er is werk van Wout Maters te bezichtigen bij galerie Fagel, de Stichting Kunst en Bedrijf en de Stichting Beeldende Kunst, alle drie te Amsterdam; voorts in galerie De Beerenburght te Eck en Wiel (Gld.) en in De Hoge Hees te Eersel (N.-Br.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Individuele (i) en groepstentoonstellingen:
(*) Er is gestreefd naar volledigheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieGa naar eind(*):
|
|