Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Vertalingen voor Neckermann?
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De door Jürgen Hillner onder de titel Scharlatan auf Heisser Erde vertaalde werken van Jef Geeraerts (toch ook niet de eerste de beste) Ik ben maar een neger en Het verhaal van Matsombo, verschenen in 1969 in de Nymphenburger Verlagshandlung te München. Daar het blijkbaar niet gelukt is deze boeken binnen een jaar of tien op de gewone manier, via de boekhandel, aan de man te brengen, deelden ze het lot van de meeste andere Nederlandse werken in Duitse vertaling en belandden ze via de ondertussen bekende omweg op de tafels van de Bondsrepublikeinse grootwarenhuizen. In de bovenstaande gevallen betekende dit: ‘Neckermann macht's möglich’ voor 2,95 DM resp. 5,95 DM. Een blik in het verleden leert echter dat de literatuur van een klein land niet noodzakelijk onbekend hoeft te blijven in een groot land. Dit bewijst het beeld van de ‘Vlaamse’ literatuur (Streuvels, Timmermans) in Duitsland tussen de twee wereldoorlogen, waaraan ik in een latere bijdrage een apart onderzoek wil wijden. Daarmee is het probleem tevens verschoven naar de vraag of de voorlichting van het Duitse publiek over de literatuur uit het Nederlandse taalgebied dan te wensen over laat. Hier dienen allereerst twee officiële instellingen te worden vermeld: de Dienst Verspreiding van de Nederlandse Literatuur in het Buitenland te Brussel en de Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk te Amsterdam, die, zoals uit de namen blijkt, een vertaalpolitieke funktie hebben. De Dienst, een onderdeel van het Belgisch Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, werd een vijftal jaar geleden door Jan Deloof geïdentificeerd met de persoon van Karel JonckheereGa naar eind(2). Ondertussen werd deze opgevolgd door Bert Decorte. Ik ben er echter tot mijn spijt niet in geslaagd een duidelijk beeld te krijgen van de aktiviteiten van de Dienst ten gunste van de sinds 1965 in het Duits vertaalde Nederlandse literatuur. Gelukkig geldt dit niet ook voor de Stichting voor Vertalingen, die n.a.v. haar twintigjarig bestaan in brochurevorm bericht over haar struktuur, aktiviteiten en rezultaten. Daarin staat te lezen dat het bestuur van de Stichting sinds de samenwerking met België (1960) uit acht leden bestaat, die resp. vertegenwoordigen: de Vereniging van Letterkundigen, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, het PEN-Centrum voor Nederland, de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond, de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, het PEN-Centrum voor Vlaanderen en de Vereniging van Uitgevers van Nederlandstalige Boeken. Verder, dat de Stichting gesubsidieerd wordt door het Nederlandse Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en door het Belgisch Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, ‘aangezien onder Nederlands Letterkundig Werk begrepen wordt: letterkundig werk dat in het Nederlands geschreven is. Nederlands wordt door circa twintig miljoen mensen gesproken, ± 14 miljoen in Nederland (“Holland”) en ± 6 miljoen in de Noordelijke helft van België (“Vlaanderen”)’Ga naar eind(3). Dat de Zuidnederlandse schrijvers geenszins geminoriseerd worden, moge blijken uit het feit dat de direkteur van de Noordnederlandse Stichting, D.J.J.D. de Wit, zich zelf bij voorkeur een ‘Noord-Vlaming’ noemt.
Nu is het wel zo dat de vertalingen in het Duits slechts een onderdeel uitmaken van de werkzaamheden van de Stichting, die hoofdzakelijk via het Engels (als voertaal) de Nederlandse literatuur propageertGa naar eind(4). Toch zijn de rezultaten behoorlijk, al blijft de ontmoedigende vaststelling | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dat de Nederlandse literatuur in Duitsland blijkbaar geen lezers vindt. Jan Deloof illustreert dit in zijn artikel Wat is er mis met onze vertaalpolitiek? met de vermelding van verkoopcijfers: W.F. Hermans, Tränen der Akazien minder dan 500 verkochte eksemplaren (in 1972) - het boek werd tenslotte in een Amsterdams antiquariaat voor fl. 4,50 aangeboden; J. Wolkers, Eine Rose von Fleisch, 700 eksemplaren; L.P. Boon, Eine Strasse in Ter-Muren, 1200 eksemplarenGa naar eind(5). Belangrijk is Deloofs vaststelling dat de twee laatstgenoemde auteurs ondergebracht leken bij uitgeverijen die bij hun werk passen en die bovendien voor de nodige publiciteit zorgden, zodat zelfs uitvoerige, pozitieve recensies verschenen. Van een gebrekkige literaire voorlichting kan altans in deze gevallen geen sprake zijn. Toch is ook hier het sukses uitgebleven.
In tegenstelling tot Gaston DurnezGa naar eind(6) geloof ik niet dat van een grondig marktonderzoek veel heil voor de verspreiding van de Nederlandse literatuur in de Duitse Bondsrepubliek te verwachten is. Bovendien is dit mijns inziens al onrechtstreeks gebeurd, wanneer een bepaalde uitgever zijn keuze op een bepaalde titel heeft laten vallen. Na deze inleidende beschouwingen wil ik hieronder een analyse brengen van de recente Nederlandse literatuur in Duitse vertaling met het oog op de vraag: zit er nog toekomst in? Of anders geformuleerd: Gesteld dat L.P. Boon de Nobelprijs niet krijgt, is Menuet (1955), dat twintig jaar na zijn verschijnen door Barbara en Alfred Antkowiak voor het Oostberlijnse Aufbau-Verlag werd vertaald en zopas door het Hanser Verlag te München voor de Bondsrepubliek werd overgenomen, dan over tien jaar ook bij Neckermann te koop? Het als bijlage afgedrukte bibliografische overzicht bevat in kronologisch-alfabetische volgorde vrijwel alle literaire werken die in het tijdvak 1965-1977 in boekvorm voor het eerst in een bepaald Verlag verschenen zijn. Naast de vertaler wordt natuurlijk ook de uitgeverij vermeld, en bovendien tussen haakjes (zoveel mogelijk) de titel en het jaar van verschijnen van het oorspronkelijke werk. Om verschillende redenen ben ik met het jaar 1965 begonnen, hoewel een scheidingslijn natuurlijk nooit helemaal absoluut kan zijn. Aan het begin staat aldus Das Buch Alpha van Ivo Michiels, niet alleen wegens de titel, maar ook omdat met de publikatie van deze avantgardistische roman door vertaler Georg Hermanowski zelf in Duitsland voor het eerst gebroken wordt met het beeld van een regionalistische ‘Vlaamse’ literatuur in de voetstappen van Streuvels en Timmermans. Bovendien is dit boek het eerste in een reeks werken van ‘moderne’ Nederlandse auteurs die bij de bekende uitgeverij Suhrkamp verschijnen. Zo is het begonnen, om het met de titel van de Duitse vertaling van het boek van Paul de Wispelaere, Een Eiland worden, te zeggen, dat een jaar later bij Suhrkamp, eveneens in de vertaling van Hermanowski verschijnt, bijna gelijktijdig met een tweetalige poëzie-uitgave van de Vlaamse ekspressionist Paul van Ostaijen.
Hieruit mag nu echter niet afgeleid worden dat Georg Hermanowski in de tweede helft van de jaren zestig een radikale zwenking uitvoert. Een vergelijking van zijn bericht over de betekenis van Michiels' ‘roman nouveau’ met dit van Jürgen Hillner, die in deze periode als vertaler van Nederlandse literatuur debuteert, is hier zeer de moeite waardGa naar eind(7). Beiden citeren min of meer dezelfde Duitse literatuurkritieken, die weliswaar niet unaniem pozitief waren, maar er toch voor zorgden dat na anderhalf jaar de oplage van 6.000 eksemplaren nagenoeg uitverkocht was. Voor Hermanowski staat Michiels gewoon aan de spits van ‘die Mo- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
derne’ ‘innerhalb der modernen flämischen Literatur’Ga naar eind(8), terwijl Hillner een oordeel velt over Hermanowski's vertaalaktiviteiten, wanneer hij besluit: ‘Unter den zahlreichen Übersetzungen Georg Hermanowskis wird sich “Das Buch Alpha” von Ivo Michiels als seine bislang literarisch wichtigste Arbeit erweisen.’Ga naar eind(9) Uit de vertaalaktiviteiten van Hillner zal duidelijk blijken dat zijn literaire smaak van die van Hermanowski grondig verschilt. Mede daardoor ontstaat in de tweede helft van de jaren zestig in Duitsland een ander beeld van de Nederlandse literatuur.
Achteraf bekeken lijkt het wel of Hermanowski dit voelde aankomen en nog een laatste wanhopige poging deed om zijn beeld van de ‘Vlaamse’ literatuur te redden, toen hij in het voorjaar 1966 in het Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel een opstel getiteld ‘Sprachverwirrung’ publiceerde, waarvan de centrale passage luidde: ‘Zwar spricht man heute gern von den “18 Millionen Niederländisch-Sprechenden in Holland und Belgien”, doch ist dieser Begriff nur relativ zu werten, denn die Sprachunterschiede in Nord und Süd sind recht beachtich und beziehen sich keineswegs “nur auf das Vokabular”. In Holland spricht man heute als Hochsprache (neben zahlreichen Dialekten) das sog. ABN (algemeen beschaafd Nederlands); die Flamen aber sprechen flämisch-niederländisch; und dieses unterscheidet sich vom ABN genauso wie etwa das Afrikaans, das ebenfalls eine Sprachform des Niederländischen ist.’Ga naar eind(10). Dit leidde tot een ‘Klarstellung’, een poging tot opheldering van de taalkundige situatie in het Nederlandse taalgebied door 25 hoogleraren in Nederlandse taal- en literatuurwetenschap aan universiteiten en hogescholen in Nederland en België. Zij legden er de nadruk op dat zowel in ‘Vlaanderen’ als in ‘Holland’ Nederlands wordt gesproken, een zelfstandige Germaanse taal, en dat de literatuur in de Nederlandse taal Nederlandse literatuur heet, waarbij zij uiteraard gezamenlijk geen partij konden kiezen in de wetenschappelijke diskussie over de eenheid of tweeledigheid van die literatuurGa naar eind(11).
Van de hand van Jürgen Hillner verscheen op het hoogtepunt van zijn vertaalaktiviteiten in 1970 een bericht ‘Zur Situation der niederländischen Literatur in Deutschland’Ga naar eind(12). Van Hillner verschenen namelijk in 1967 twee Duitse titels (Hamelink, Lopez), in 1968 vier (Burnier, Hermans, Raes, Toonder), in 1969 vijf (Geeraerts, Heeresma, Niederländer erzählen, Raes, Wolkers) en in 1970 twee (Boon, Reve). De volgende uitgeverijen waren hierbij aktief: Suhrkamp, (vooral) Melzer, Nymphenburger, Fischer, Desch, Hanser en Merlin. Tegen de achtergrond van deze veelbelovende rezultaten omvatte Hillners werkschema bij de propaganda van de Nederlandse literatuur in Duitsland de volgende vier punten:
1. Er dient ‘één Nederlandse literatuur’ (uit Nederland en België) gepropageerd te worden. Aldus vermijdt men de indruk van een provinciale literatuur (regionaal image!) en krijgt men de mogelijkheid uit een groter reservoir te putten. Hillner noemt de door hem uitgegeven anthologie Niederländer erzählen (oplage 30.000 eksemplaren) dan ook uitdrukkelijk een eerste poging om de Nederlandse literatuur uit België en Nederland aan de hand van zeven belangrijke voorbeelden uit ieder land als een gemeenschappelijke, moderne literatuur voor te stellen.
2. Zowel grote als kleine Duitse uitgeverijen dienen hardnekkig overtuigd te worden van de interessante moderne Nederlandse literatuur, en wel aan de hand van goede vertalingen, omdat daar bijna nooit Nederlands wordt gelezen.
3. De moderne Nederlandse literatuur | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dient binnen een bepaalde tijdspanne door verschillende uitgeverijen opvallend massaal op de Duitse markt te worden gebracht.
4. Een ongewoon grote publiciteit dient de moderne Nederlandse literatuur op de Duitse markt te begeleiden om te vermijden dat ze in de reusachtige stroom van publikaties ondergaat. Als één van de belangrijkste vormen van publiciteit beschouwt Hillner de opname van de Nederlandse literatuur in de grote Duitse pocketseries. Dat dit helaas ook in de toekomst wellicht nog meer wens dan werkelijkheid zal blijven, kan men opmaken uit het antwoord van het Fischer Taschenbuch Verlag op een door mij in maart 1977 aan een dertigtal Duitse uitgeverijen gestuurd rondschrijven: ‘Ausser dem (...) Sammelband “Niederländer erzählen”, der 1969 als Fischer Taschenbuch (damals noch Fischer Bücherei) erschienen ist, haben wir keine niederländische Literatur veröffentlicht. Die genannte Anthologie ist bei uns nicht gut gegangen, so dass wir den Titel nicht wieder auflegen konnten. Auch für unsere Programmplanung sind keine niederländischen Autoren vorgesehen. Das hängt bei uns vor allem mit der besonderen Struktur eines Taschenbuch Verlages zusammen. Taschenbücher sind nur mit sehr hohen Erstauflagen zu kalkulieren, so dass wir vorwiegend auf Titel zurückgreifen müssen, die sich bereits in grösserem Umfang auf dem deutschen Buchmarkt durchgesetzt haben’Ga naar eind(13). Dat het inderdaad gelukt is de moderne Nederlandse literatuur op het eind van de jaren zestig, in een periode dat er veel van de ‘Tod der Literatur’ sprake was, opvallend massaal op de Duitse markt te brengen, is een enorme verdienste. Een blik op het bibliografisch overzicht, waar verschillende toen (in 1968 en 1970) door Hillner genoemde ‘kontraktueel’ vastliggende publikaties ontbreken, laat echter zien met welke moeilijkheden men in de praktijk heeft af te rekenen: 9000 Schakale schwimmen nach Boston. Gedichte von Lucebert. Suhrkamp Verlag. Erzählungen. Jacques Hamelink. Suhrkamp Verlag. Grotesken II. Paul van Ostaijen. Suhrkamp Verlag. Erzählungen. W.F. Hermans. Joseph Melzer Verlag. Zurück nach Oegstgeest. Jan Wolkers. Kurt Desch Verlag. Die Abende. Gerard Kornelis van het Reve. Merlin VerlagGa naar eind(14). Het aldaar eveneens vermelde Menuet (L.P. Boon, Carl Hanser Verlag) is, zoals wij intussen weten, via Oost-Berlijn zopas, zeven jaar later, bij Hanser uitgekomen.
Men kan nu het bibliografisch overzicht vanuit verschillende oogpunten onderzoeken. Het lijkt mij interessant eerst de aktiviteiten van de uitgeverijen eens nader te bekijken. Drie grote uitgeverijen in de Duitse Bondsrepubliek steken boven alle andere uit: Verlag bibliotheca christiana (7 titels tussen 1965-1967), Suhrkamp Verlag (8 titels tussen 1965-1975) en Melzer Verlag (11 titels tussen 1967-1970). Het is hier niet de plaats om uitvoerig aandacht te besteden aan de reeks ‘Flämische Autoren’ van het Verlag bibliotheca christiana, aangezien deze reeks juist nu afgesloten wordt. Voor de Vlaming Ivo Michiels wendde Georg Hermanowski zich bovendien zelf tot het Suhrkamp Verlag, dat vier jaar later nog een tweede werk van deze auteur in de bekende regenboogreeks ‘Edition Suhrkamp’ opnam. Toen in het voorjaar 1975 een aantal titels uit deze reeks werden geschrapt, behoorden daartoe ook So hat es begonnen (P. de Wispelaere) en Orchis Militaris (Michiels). De in dezelfde reeks verschenen grotesken van Van Ostaijen en de verhalen van Hamelink bleken net als | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Das Buch Alpha goed gegaan te zijn. Toch heeft Suhrkamp blijkbaar geen haast met de (volgens Hillner in 1970) voorziene verdere werken van beide auteurs. Voor de geplande Lucebert-uitgave werd in 1972 blijkbaar aan de vertaling van Ludwig Kunz de voorkeur gegeven. In 1975 verscheen van Lodewijk de Boer The Family nadat ‘de charlatan van het Nederlandse toneel’, zoals hij zichzelf heeft gekarakteriseerd, via opvoeringen in Düsseldorf het Duitse teater had weten te veroverenGa naar eind(15). Nadat bleek dat dit sukses nogal van korte duur was, heeft men zich niet aan een reeds geplande tweede stuk van De Boer gewaagd.
In tegenstelling tot het Suhrkamp Verlag, dat binnen één decennium zeer voorzichtig een bescheiden programma met Nederlandse auteurs opbouwde (de deeltjes uit de ‘Edition Suhrkamp’ verschenen in een oplage van 6.000 eksemplaren en kostten 3, - DM, later 4, - DM), publiceerde ‘de jonge, ekspansieve Joseph Melzer Verlag (...) die gelooft dat een geabsorbeerde erotiek en een agressief politiek engagement ook een niet gemakkelijke avant-garde zal helpen doorbreken’Ga naar eind(16) alleen in 1968 naast het tweede boek van Jan Cremer en het provo-bericht van Hans Tuynman niet minder dan vier Nederlandse romans in de vertaling van Jürgen Hillner (Burnier, Hermans, Raes, Toonder). Na het sukses van Hugo Raes' roman Ein Faun mit kalten HörnchenGa naar eind(17) verscheen het jaar daarop nog Club der Versuchspersonen. In het voorjaar 1968 kon het Melzer Verlag nog boordevol optimisme schrijven: ‘Der Melzer Verlag hat seine Arbeit mit dem neuen Programm begonnen, in einer bewussten Gegenbewegung zur Niveauwalze der Buchfabriken, wir haben bewusst das Risiko gesucht und “opinion making”-Publikationen sind verkauft worden, wie überhaupt jeder Titel der neuen Produktion seine Deckungsauflage erreicht hat, d.h. alle entstandenen Kosten wurden eingebracht. Womit also bewiesen wäre, dass Konzentrationstendenzen, Konzerne, Buchfabriken etc. die Chance der kleinen engagierten Verlage nicht zerstören, sondern eher vergrössern können, wenn die Konzeption stimmt’Ga naar eind(18). In 1971 kwam door faillissement een einde aan het door Jörg Schröder opgebouwde nieuwe programma (1967-'71). Meteen wordt duidelijk waarom de aangekondigde Erzählungen van W.F. Hermans nooit verschenen zijn. Het huidige Melzer Verlag in Darmstadt heeft met het vroegere ‘nicht viel mehr als den Namen gemeinsam’Ga naar eind(19). Op zoek naar de eveneens in het vooruitzicht gestelde publikatie van Wolkers' werk Zurück nach Oegstgeest kreeg ik van het Theater-Verlag Kurt Desch het antwoord dat de bevoegde afdeling van het Buch-Verlag Kurt Desch niet meer bestaat. (Wolkers bestseller Turks Fruit verscheen in 1975 in de vertaling van Mrotzek bij Kiepenheuer und Witsch). Het ziet er evenmin naar uit dat het Merlin-Verlag Reves roman Die Abende nog zal uitbrengen; hier heb ik op mijn herhaalde vraag geen antwoord gekregen. Wanneer men nu kan konkluderen dat van de drie genoemde grote uitgeverijen in de toekomst alleen van Suhrkamp af en toe de publikatie van een Nederlands werk in vertaling mag worden verwacht, dan dient hier vastgesteld te worden dat ‘de moderne Nederlandse literatuur’ twaalf jaar na haar eerste verschijnen op de Duitse markt in tegenstelling tot ‘de Vlaamse literatuur’ in de jaren vijftig en zestig en tot ‘Vlaamse’ schrijvers als Streuvels en Timmermans in de periode tussen de twee wereldoorlogen bijzonder moeilijk doorbreekt. Is dit slechts een puberteitskrisis?
Een andere gezichtshoek van waaruit men het bibliografisch overzicht kan bekijken, is die van de verschillende landen, waarin de uitgeverijen gevestigd zijn: de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Bondsrepubliek Duitsland, de DDR, Oostenrijk en Zwitserland. Hoewel bijna alle uitgeverijen zich in de Bondsrepubliek bevinden, is deze onderscheiding toch zinvol. Er blijkt immers uit dat Oostenrijk van de ‘moderne Nederlandse literatuur’ geen notitie schijnt te hebben genomen en alleen maar oog heeft voor de ‘Vlaamse’ literatuur. De Oostenrijkse Hermanowski heet Paul Wimmer. Als wij van Multatuli voorlopig even afzien, en daarom hier Zwitserland onbesproken laten, dan zou men kunnen stellen dat in de DDR de ‘moderne Nederlandse literatuur’ tien jaar later dan in de Bondsrepubliek, eveneens met een Vlaams auteur haar intrede doet. Wanneer men op de door de Stichting voor Vertalingen in 1975 gepubliceerde lijst met ‘resultaten’ (+ aanvaard werk dat nog niet werd gepubliceerd) mag afgaan, dan schijnt Boon hier de gangmakersrol van Michiels tien jaar geleden op zich te hebben genomen. Na Menuet is door het Aufbau-Verlag De Bende van Jan de Lichte gepland, door het Berlijnse Volk und Welt Verlag een bloemlezing moderne Nederlandse poëzie (Claus, Van Ostaijen, Achterberg, Lucebert) en een bloemlezing moderne Nederlandse verhalen (Van Aken, Biesheuvel, Boon, Jeroen Brouwers, R. Campert, Carmiggelt, Geeraerts, Hamelink, Heeresma, Hermans, Mensje van Keulen, Kuijer, Raes, Robberechts, Roelants, Vanderschaeghe, Van de Velde, Verstegen, Waasdorp, Walravens, Wolkers) en ten slotte door het Paul List Verlag te Leipzig eveneens een bloemlezing Nederlandse verhalen, waarvan de inhoud in 1975 nog onbekend wasGa naar eind(20).
Ook in de Bondsrepubliek zijn er een paar lichtpunten die hoopgevend zijn voor de toekomst. Zo is het de verdienste van kleinere uitgeverijen als de Eremiten-Presse, het Atelier- en het Relief Verlag de moderne Nederlandse lyriek in Duitsland te hebben bekendgemaakt. Baanbrekend werk werd hier verricht door de eerder genoemde Lucebert-vertaler Ludwig Kunz, die reeds in 1957 de Vijftigers naar Duitsland had gebrachtGa naar eind(21). In 1965 verschijnt in hetzelfde Eremiten-Verlag een tweede door hem samengestelde antologie Junge Niederländische Lyrik. Daarin werden opgenomen Jan G. Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert en Bert Schierbeek, verder Sybren Polet en Simon Vinkenoog, de Vlamingen Hugo Claus en Gust Gils en twee Nederlanders uit de jongste lichting Hans Sleutelaar en Hans Verhagen. De in Bregenz geboren, in Dordrecht wonende vertaler Heinrich G. Schneeweiss publiceerde in 1972 in het Atelier Verlag een antologie sociaal-geëngageerde nieuwe lyriek uit België en Holland: Lied zwischen den Zähnen. Ze bevat gedichten van J. Bernlef (o1937), Patricia Lasoen (o1948), Johnny the Selfkicker (o1944), Hans Vlek (o1948), Eddy van Vliet (o1942) en Riekus Waskowski (o1932) onder het prachtige motto van Cees Buddingh': ‘Der Text ist wichtiger als / der Schriftsteller, aber / der Mensch ist wichtiger als / die Literatur’. Een jaar later verscheen bij het Relief Verlag een keuze uit de poëzie van Cees Buddingh' uit de jaren zestig in de vertaling van Schneeweiss onder de titel: Reptilien wieder erhältlich. De moeilijkheden van een kleine uitgeverij die strijdt om haar levensbehoud worden treffend geïllustreerd door het antwoord van W. Eilers op mijn circulaire van 2 maart: ‘es ist kaum rezensiert worden; d.h. eigentlich unter den Tisch gefallen wie so viele Bücher, die eigentlich einer Würdigung wert wären (...) / Der Absatz bis jetzt: knapp 300 Ex.- Auflage: 1000 Ex. / Auf Lager: ca. noch 400 Ex. / Ladenpreis unverändert seit Erscheinen. (12, - DM) / Werbemittel: a) Prospekt (anbei) / b) Kopien der Rezensionen soweit einsatzfähig, im Buchhandel und im Direktvertrieb’Ga naar eind(22).
De voor de moderne Nederlandse litera- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||
tuur misschien wel belangrijkste Duitse uitgeverij in de nabije toekomst, lijkt mij het Limes Verlag te zijn dat in 1972, alweer in de vertaling van Schneeweiss, onder de titel Ohne Namen een keuze uit Gerrit Kouwenaars poëzie uit de jaren zestig op de markt bracht. In 1976 verscheen een keuze uit de poëzie van de Vlaamse dichter-schilder Paul Snoek: Gedicht mit Stille geschrieben (vertaald door Siegfried Mrotzek). Voor de herfst 1977 zijn verder gepland: proza van Mark Insingel, Spiegelungen (Hillner) en twee novellen van Hester Albach, Het Debuut en Een gezonde Relatie (Mrotzek)Ga naar eind(23).
Wanneer men ten slotte in het bibliografisch overzicht vooral kijkt naar de namen van de vertaalde auteurs, dan kan men stellen dat omstreeks 1970 de periode van een halve eeuw ‘Vlaamse’ literatuur in Duitsland min of meer is afgesloten. In 1966 verscheen bij Ferdinand Schöningh in Paderborn in een kleine oplage nog een boekje, getiteld ‘In Flandern blinkt der Himmel blau’, Flämische Dichtungen von Guido Gezelle und seinen Zeitgenossen. Het was de bedoeling van de uitgeverij daarmee de vertaler Ferdinand Wippermann, professor voor Nederduitse filologie, een soort afscheidsgeschenk te biedenGa naar eind(24). Ludo Simons schrijft in het woord vooraf: ‘Wenn ein Neunzigjähriger eine Anthologie flämischer Dichtung herausgibt, wird man nicht rechtens erwarten können, dass er darin die jüngste Generation zu Worte kommen lässt und den Stilexperimenten gerecht wird, die vor allem seit dem Expressionismus das Bild der flämischen wie der gesamteuropäischen Dichtung geprägt haben. Der Verfasser dieser Anthologie entstammt jener grossen und gewichtigen Reihe von Niederdeutschen, welche, von Hoffmann von Fallersleben und Klaus Groth angefangen, eine auf Sprachverwandtschaft und seelischem Gleichklang fussende Liebe zu Flandern erfüllte und deren letzter Spross er zugleich ist. Er ist der letzte der Generation von Franz Jostes, Konrad Borchling, Franz Fromme, Hans Friedrich Blunck, die um die Zeit des ersten Weltkriegs herum Flandern und den flämischen Freiheitskampf kennen und lieben gelernt haben und von ihrer niederdeutschen Muttersprache her eine Brücke zum Nachbarvolk zu schlagen wussten’Ga naar eind(25). In 1967 gaf Mira Dinger-Hinterkausen in het Verlag Jakob Hegner een antologie Flämische erzählungen uit, die in 1971 in tweede oplage verscheen. Op 1 januari 1975 is het Jakob Hegner Verlag als uitgeverij opgehouden te bestaanGa naar eind(26). Karel Jonckheere, die in zijn nawoord Auge in Auge mit Flandern enerzijds uitdrukkelijk stelt: ‘Die Sprache Flanderns ist nicht Flämisch, sondern Niederländisch, die gemeinsame Sprache von Nord- und Süd-Niederland’, spreekt anderzijds bij voorkeur van een ‘moderne flämische Literatur’ om schrijvers als Van Aken, Boon en Michiels aan te duidenGa naar eind(27).
Georg Hermanowski maakte in 1970 een einde aan zijn vertaalaktiviteiten met een grootse antologie Gedichte aus Flandern 1920-1970, een door Hermann Zapf verzorgde bibliofiele uitgave, die in een oplage van 825 eksemplaren verscheen en 90, - DM kostte. Er bevinden zich na zeven jaar nog circa 500 eksemplaren bij de uitgever, die het boek nu voor 48, - DM aanbiedtGa naar eind(28). Het boek werd destijds met lof bedacht door Marcel Coole, voorzitter van de Vlaamse PEN-clubGa naar eind(29). Een andere Vlaming, Jos Vinks, betreurt weliswaar de afwezigheid van de ‘völkische Bekenntnis- und Kampfdichtung von Wies Moens, Ferdinand Vercnocke, Karel Vertommen, Albe, Peleman, Beerten und Ranke’, maar beveelt deze uitgave niettemin ‘allen Freunden Flanderns in Deutschland’ warm aanGa naar eind(30). Naar de matige verkoop te oordelen heeft het allemaal niet veel mogen baten... | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Andere tijden, andere zeden mag men wel zeggen, als men vaststelt dat het gros der moderne Nederlandse schrijvers in de Bondsrepubliek wordt aangevoerd door Jan Cremer en Esteban López! Zij zijn er inderdaad in geslaagd hier sinds 1965 niet minder dan drie werken op de markt te brengen. Cremer verscheen bij het Gala Verlag, bij Melzer en bij März, López bij de beide laatstgenoemde uitgeverijen. Maar ook dit spoor schijnt nu te zijn vastgelopen, sinds het März Verlag Jörg Schröder KG bankroet is gegaanGa naar eind(31).
Aan het begin van de moderne Nederlandse literatuur staat Multatuli (Eduard Douwes Dekker, 1820-1887), wiens werken omstreeks de eeuwwisseling in de vertaling van de tot de anarchistische kolonie van Friedrichshagen behorende Wilhelm Spohr door het J.C.C. Bruns Verlag te Minden (Westfalen) in het Duitse taalgebied en van hieruit in vele andere Europese landen bekend werden gemaakt. In 1965 bracht het Zwitserse Manesse Verlag (Zürich) in zijn reeks ‘Manesse Bibliothek der Weltliteratur’ Spohrs in de vergetelheid geraakte vertaling van de Max Havelaar weer op de markt. In 1972 verscheen in het Paul List Verlag te Leipzig een door Gerhard Worgt herziene uitgave van de vertaling van Erich Stück (1948) van deze roman.
De Multatuli van vandaag heet Louis Paul Boon en is een ‘tedere anarchist’ zoals Paul de Wispelaere hem in konsensus met de auteur in zijn onlangs verschenen studie ‘omtrent het utopia in ‘vergeten straat’ heeft genoemdGa naar eind(32). Peter Jokostra begon zijn bespreking zeven jaar geleden met de woorden: ‘Mit seinem 400-Seiten-Roman “Eine Strasse in Ter-Muren” erschienen im Carl Hanser-Verlag, München, erbringt der 58-jährige Flame Louis Paul Boon den Nachweis, dass die sogenannten “kleinen Literaturen” durchaus Grosses hervorbringen können’Ga naar eind(33). Voor Wolfram Schütte was Boons roman een belangrijke ontdekking, die hem aan Jean Paul deed denken: ‘Würde man den poetischen Ort beschreiben wollen, den Louis Paul Boon mit seinem Mosaikroman des zeit- und gedankenverschränkten Ineinanders aufgesucht hat, so würde man nicht weit davon auf eine Figur wie Jean Paul treffen. Mit dessen “niederländischen Idyllen” trifft sich diese verdunkelte, späte Idylle eines Niederländers - auch in ihrem schwärmenden Spieltrieb, der ihrem oft verzweifelten Pessimismus Widerstand leistet.’ De hoop spoedig Boons overige werk te leren kennen, werd echter overschaduwd door de twijfel of een Duitse lezer in 1970 29,80 DM voor een roman zou kunnen uitgeven. Daarbij werd opgemerkt dat ‘eine niederländische Institution’ (de Stichting voor Vertalingen) bovendien de prijs reeds had helpen drukkenGa naar eind(34). Wolfram Schütte had dubbel gelijk, zowel wat de kwaliteit van het boek als de prognose voor de verkoop betreft. Naast Eine Strasse in Ter-Muren (oplage in 1970 3.300 eks., prijs 29,80 DM) is nu bij het Hanser Verlag ook Menuett (oplage 2.200 eks., prijs 19,80 DM) verkrijgbaar. Op 25 maart 1977 verscheen een uitvoerig portret van Louis Paul Boon door Jürgen Hassel in Die Zeit: ‘Der empfindsame Anarchist’, waarin niet alleen de beide Duitse uitgaven, maar ook Pieter Daens en De Zwarte Hand werden besproken. Zijn bespreking van Menuett wordt ingeleid met de woorden: ‘Das Buch ist eine Übernahme vom Aufbau Verlag in Ostberlin. An eigene Übersetzungen wagte sich der Hanser Verlag nach dem Misserfolg der “Strasse in Ter-Muren” nicht mehr heran. Es fehlt offenbar der verlegerische Weitblick, die Einsicht, dass man auch einen so wichtigen Autor wie Louis Paul Boon nicht ohne Anstrengung auf dem deutschen Büchermarkt bekanntmachen kann; Anstrengung heisst hier nicht nur Reklame, sondern vor allem verlegerische Kontinuität’Ga naar eind(35). Hoe | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||
verheugend het ook is dat Duitse journalisten bereid schijnen te zijn hun bijdrage tot het bekendmaken van de Nederlandse literatuur in Duitsland te leveren, toch wordt juist hier nog eens de kloof duidelijk tussen wens en werkelijkheid. En wat voor een rol speelt nu een eventuele Nobelprijs? Misschien worden de wensen dan voor één auteur werkelijkheid en valt het zoeklicht in het beste geval een jaar lang ook op een paar andere auteurs uit het Nederlandse taalgebied... De Nobelprijs is uiteraard een belangrijk etiket op de literatuurmarkt, het is alleen een beetje moeilijk te verkrijgen. Het ongeduldige wachten met Boon als gemeenschappelijke kandidaat van Nederland en Vlaanderen heeft voor 1977 het aantal ‘Vlaamse’ kandidaten alleen al tot vier doen stijgen: eks-diplomaat-schrijver Marnix Gijsen (gesteund door de Fakulteit Germaanse Talen van de Universiteit van Göteborg), Gerard Walschap (gesteund door de Koninklijke Akademie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde), Hugo Claus en Louis Paul Boon (beiden gesteund door de Vlaamse PEN-club)Ga naar eind(36). Mooie verdeeldheid dus weer en geen gebrek aan kandidaten!
Het belangrijkste blijven ook in de toekomst de aktiviteiten van de Duitse vertalers zelf: Jürgen Hillner, Siegfried Mrotzek, Heinrich G. Schneeweiss, Carl Peter Baudisch en Paul Wimmer, om alleen de belangrijkste te noemen. Zij kunnen enerzijds op steun uit België en Nederland rekenen en hebben anderzijds als Duitstaligen wel de beste mogelijkheden tot kontakt met Duitse uitgeverijen. Omdat zowel de uitgeverijen als de vertalers verschillend zijn, kan men alleen maar wensen dat iedereen zo aktief mogelijk is: dit komt de verspreiding van de Nederlandse literatuur ten goede en bovendien ontstaat aldus in het Duitse taalgebied geen eenzijdig beeld van die literatuur. Dat hierbij ook de tijdschriften een belangrijke rol kunnen spelen, weten de vertalers maar al te goed.
In de besproken periode hebben de volgende tijdschriften uitvoerig aandacht besteed aan de Nederlandse literatuur: Egoist (15, 2/1968, Frankfurt/M.), Dokumente. Zeitschrift für übernationale Zusammenarbeit (2/1974, Offenburg, p. 145-156), Akzente. Zeitschrift für Literatur (5/1974, München) en Literatur und Kritik, Österreichische Monatsschrift (100, november 1975).
Egoist ontdekte in een speciaal nummer de nieuwe Nederlandse en Belgische literatuur voor de Bondsrepubliek, berichtte over de situatie van de beeldende kunst in Nederland, publiceerde provodokumenten en manifesten, een opstel van Paul de Wispelaere over Moderne niederländische Literatur nach 1950 en meer dan dertig bijdragen van Nederlandse en Belgische auteurs, gekozen door Jürgen Hillner, vertaald door Hillner en Heinz Noah.
Dokumente publiceerde gedichten van Adriaan Morriën, Riekus Waskowsky, Ellen Warmond, Hans van de Waarsenburg, Hans Vlek, W.A. Wilmink, Pierre van Vollenhoven, Wim de Vries en proza van Bert Schierbeek, Eduard Visser, Mensje van Keulen en Jan Wolkers. Zij worden ingeleid door een korte karakterisering van Kees Fens Niederländische Literatur der Gegenwart en zijn gekozen en vertaald door Siegfried Mrotzek (1930), lid van de ‘Werkkreis Literatur der Arbeitswelt’ (‘Werkstatt Dortmund’).
Het aan de Nederlandse literatuur gewijde nummer van het tijdschrift Akzente (oplage 6.200 eks., prijs 5,70 DM), dat in het Carl Hanser Verlag verschijnt, bracht naast proza van Jef Geeraerts (Anovlar, uit Indian Summer, 1969) en Marnix Gijsen (Schmerzliches Debut eines Archäologen, uit Allengs gelijk de Spin, 1962) in de vertaling van Carl Peter Baudisch | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||
veertig bladzijden informatie over Nederlandse lyriek met talrijke voorbeelden, vertaald door Schneeweiss. Martin Mooij, Christian Linder en Hans Magnus Enzensberger (in gedichtvorm: ‘(Hommage à Paul van Ostaijen)’) berichten over ‘Poetry International’, het poëziefestival dat sedert 1970 jaarlijks in de maand juni in Rotterdam wordt gehouden, terwijl Cees Buddingh' onder de titel Sich der Dämonen erwehren een poging doet om de Nederlandse dichter te karakteriseren.
Het nummer 100 van het Oostenrijkse tijdschrift Literatur und Kritik was eigenlijk een België-nummer met ‘Belgische Dichtung in Übersetzungen aus dem Flämischen und Französischen’ / ‘Belgische Literatur deutscher Sprache’ / ‘Lyrik aus Österreich über Belgien’. Hier was vooral vertaler Paul Wimmer aktief. Er ontstaat een beeld van de Belgische poëzie in drie talen van Guido Gezelle, Karel van de Woestijne, Paul van Ostaijen, Emile Verhaeren (vertaald door Stefan Zweig) tot heden, waarbij opvalt dat Frans- en Nederlandstalige dichters door elkaar worden gepresenteerd en dat ook van de uit Zeeuws-Vlaanderen (Oostburg) afkomstige Nederlander Willem Enzinck een gedicht wordt opgenomen, ‘weil es sich da eben auch um Flämische Poesie handelt, nur eben aus Holland’Ga naar eind(37).
Ten slotte lijkt het mij niet ondenkbaar dat in de nabije toekomst ook jonge Duitsers die in het raam van hun studie van de neerlandistiek in de Bondsrepubliek en West-Berlijn de Nederlandse literatuur hebben leren kennen, als vertaler-promotor van deze literatuur voor hun land nieuwe ontdekkingen zullen doen. Als bovendien het stijgende aantal studenten in de neerlandistiek en de doorbraak van het Nederlands als vak op de middelbare scholen op lange termijn ook het aantal Duitse lezers van de Nederlandse literatuur zal doen toenemen, zullen in de toekomst steeds minder Nederlandse schrijvers die in het Duits vertaald worden, met tien jaar vertraging via de grootwarenhuizen worden verspreid. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: Bibliografisch overzicht.1965:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1966:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1967:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1968:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1969:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
1970:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1971:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1972:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1973:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1974:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1975:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1976:
| |||||||||||||||||||||||||||||
1977:
Berlijn, juni 1977. |
|