Publikaties
De Franse Nederlanden - Les Pays-Bas Fançais, 1977.
Dit tweede Jaarboek is een stevig boek van 256 bladzijden geworden, met harde kaft, glanzend papier en revelerende illustraties en tabellen. Het algemeen niveau is meer dan behoorlijk: voor elk van de circa 15 artikels kon men beroep doen op specialisten ter zake uit België en Noord-Frankrijk, die veelal een oorspronkelijke en soms zelfs een grens-verleggende bijdrage leverden.
Dit bewijst dat het jonge initiatief zeer goed werd onthaald, meer zelfs, dat het de studie van de specifieke problemen van de regio Nord/Pas-de-Calais stimuleert. Belangrijker nog is de geest waarin de regionale problematiek wordt behandeld: geen zweem van nostalgie naar het verleden, geen spoor van irredentisme, maar een serene sfeer die de objektiviteit waarborgt.
Het geheel van de artikels is goed geëkwilibreerd: geschiedenis en aktualiteit krijgen evenveel aandacht. Binnen elke groep vinden we uiteenlopende tema's als regionalisme, Vlaamse Beweging, literatuur, godsdienst, beeldende kunst, demografie, toerisme, transport, dialektologie. Het Jaarboek brengt dus verslag over de meest uiteenlopende facetten van wat er leefde en leeft in de Noordfranse regio zowel op politiek, religieus, kultureel als socio-ekonomisch vlak. De artikels zijn afwisselend gesteld in het Nederlands en het Frans, elk voorzien van een samenvatting in de andere taal. Tussen haakjes: deze samenvatting loopt wel eens mank, bv. op blz. 119 waar tot twee maal toe ‘immigratie’ staat voor ‘emigratie’, of op blz. 150 waar men de indruk krijgt dat vader André Panckoucke zich in 1762 te Parijs vestigde alhoewel het artikel leert dat hij stierf in 1753.
De bijdrage van dr. E. Defoort reveleert ons de figuur van Valentin Bresle (o1892), één van de vaandeldragers van het regionalisme uit het begin van deze eeuw. Deze dynamische man, boekhandelaar en uitgever van ondermeer de Mercure de Flandre (1923), later Mecure Universel (vanaf 1931), stelde zijn tijdschrift in dienst van de strijd voor ‘la renaissance nordiste en général’ en voor een literaire en artistieke decentralisatie. De teoretikus van dit strijdend regionalisme was Georges Blachon, een geëksalteerd personage dat Bresle soms moest intomen. Bresle's opvattingen over Vlaanderen zijn rustiger en ruimer: hij ziet Vlaanderen als ‘Une et triple; Une dans sa culture et race; triple par sa séparation entre trois Etats, oeuvre de la politique et la diplomatie: la France (dont la Flandre est la racine-mère), la Belgique et la Hollande’. Deze grensoverschrijdende opvatting legt meteen Bresle's belangstelling uit voor de Vlaamse Beweging in België. Op ideologisch vlak is Bresle even open: hij geeft ruimte in zijn blad aan katolieke flaminganten als J.M. Gantois, maar zoekt persoonlijk eerder kontakt met vrijzinnigen en socialistische flaminganten. Hiermee staat hij regelrecht tegenover Marcel Janssen (1903-1963) aan wie Erik Vandewalle een artikel wijd. Deze priester, die volgens de steller van deze bijdrage de auteur is van een brochure Fransch-Vlaanderen (nr. 3, in Branding Brochurereeks, 1928), is een eksponent van diegenen die enerzijds menen dat de taal het volk is en men dus de volkstaal moet verdedigen en anderzijds dat de verdediging van de taal die van het katoliek geloof impliceert. Janssens opvattingen over Vlaanderen zijn dus kultureel en religieus, terwijl Bresle ook aandacht heeft voor de politieke en socioekonomische aktualiteit van de regio.
De amateurs van geschiedkundige benadering vinden verder nog hun gading in bijdragen gewijd aan de achttiende-eeuwse Rederijkers uit Frans-Vlaande-