De Franse Nederlanden
XXXe Frans-Vlaamse Kultuurdag te Waregem.
Op zondag 17 september 1977 werd te Waregem de dertigste Frans-Vlaamse kultuurdag gehouden. De aktiviteiten van de werkgroep geschiedenis waren de dag ervoor al begonnen met een kollokwium dat in het teken stond van het hondervijfentwintig jarig bestaan van het Comité flamand de France. Geen van de beide referaten beantwoordde echter ten volle aan dit opzet, want Prof. L. Trenard uit Rijsel beëindigde zijn kauserie precies bij de oprichting van het Comité en in het waardevolle referaat van drs. Michiel Nuyttens kwam Lootens voorzitterschap van het Comité maar heel even ter sprake. Hij had het over de socio-politieke overtuiging van Looten en de invloed ervan op diens visie op het regionalisme.
In de sektie onderwijs gaf Francis Persyn een gedetailleerd overzicht van de stand van zaken i.v.m. het onderwijs van het Nederlands in de Franse Nederlanden. De toestand aan de universiteit noemde hij bevredigend nu sinds 1974 het Nederlands als hoofdvak kan worden gekozen en vanaf dit akademisch jaar de licentie Nederlands is ingericht. De infrastruktuur is nu volledig uitgebouwd maar het aantal studenten blijft gering omdat het Nederlands in het sekundair onderwijs, het rekruteringsveld van de universiteit, onvoldoende is verbreid. De vrije kursussen die tans in 9 plaatsen aan 180 leerlingen worden gegeven, kunnen voor het officieel onderwijs stimulerend werken.
Prof. J. Smeyers behandelde in de sektie literatuur de 17de-18de-eeuwse literatuur uit de Franse Nederlanden. Opvallende karakteristieken zag hij in de trouw aan de eigen taal en het algemeen-Nederlands besef (men spiegelde zich immers aan Noordnederlandse voorbeelden). Daarna sprak Karel Berquin over het werk van Grimminck, een van de hoogtepunten uit die periode naast Andries Steven en Michiel De Swaen.
In de sektie ekonomie en overheidspersonen hield Palmer Ruysschaert een pleidooi voor een grensoverschrijdende samenwerking tussen de grensgemeenten van de Franse Nederlanden en West-Vlaanderen om de gemeenschappelijke problemen via een eigen overlegorgaan op te lossen. Zijn voorstel een werkgroep op te richten om een inventaris van de bestaande problemen te maken, werd door de vergadering aangenomen. G. Mommerency en J. Delobel, respektievelijk Burgemeester van Nieuwpoort en van Belle (Frans-Vlaanderen) zegden hun medewerking toe.
Naast bovengenoemde sektie vergaderingen waren er nog deze over familiekunde, jeugd en informatie.
In de namiddagzitting bracht André Demedts hulde aan Leo Vanackere die om gezondheidsredenen als voorzitter van het Komitee voor Frans-Vlaanderen moest aftreden (zie ook Ons Erfdeel, 4/77, 661-662). Daarna kwamen twee Frans-Vlamingen aan het woord. Nick Neyrinck legde een intentieverklaring af over de Michiel De Swaen-kring en Eric Vanneufville bracht verslag uit over de eerste Vlaamse Volkshogeschool die op 2, 3 en 4 september 1977 te Hazebrouck had plaats gevonden en die in Ons Erfdeel (4/77, 663-664), uitvoerig werd belicht. Na de toespraak van de minister van Nederlandse kultuur werd door Camille Taccoen de uitslag van de 12de taalprijsvraag voor Frans-Vlaanderen bekendgemaakt en aan de laureaten werd een boekenpakket overhandigd. Interessant was vervolgens het vertonen van de film Eén mond, twee talen waarin werd aangetoond hoe tweetaligheid in Friesland funktioneert. C.G. Sluyter uit Eindhoven die de film inleidde, vergeleek de Friese taalproblematiek met de Frans-Vlaamse. Tenslotte kwam Marten Heida aan het woord met een beschouwing over het Taalunieverdrag en de mogelijkheden tot samenwerking tussen Noord en Zuid die, als het door de wetgevende kamers geraakt, eruit zullen voortvloeien.
Vermelden we nog dat het Komitee in de persoon van Daniël Merlevede, die de namiddagzitting kundig voorzat, een waardige opvolger heeft gevonden voor Leo Vanackere.
Werner Duthoy.