Dirk Ayelt Kooiman
(Foto L. van Keulen).
van een ander en die persoon is in zijn herinnering ook zeer vaag geworden. De ommekeer vindt plaats na de regel: ‘Het verhaal laat zich snel vertellen’, de schrijver aarzelt niet langer maar vertelt een verhaal, zonder verdere bedoelingen. In een ander verhaal moet iemand zijn bed uit omdat de Derde Wereldoorlog is begonnen, maar of het nu al dan niet om een droom gaat, wordt in het midden gelaten. In het vijfde verhaal, getiteld
Uit de memoires van een mensenredder begaat een 22-jarige student geschiedenis bijna een moord op een oude vrouw die veel schilderijen bezit, alleen maar omdat de omstandigheden hem boven het hoofd groeien. Het negende verhaal,
De onbekende is autobiografisch en gaat over de verhouding tussen een vader en een zoon. Hier is de werkelijkheid literatuur geworden: de zoon laat de werkelijkheid niet tot zich doordringen, distancieert zich ervan en wordt toeschouwer: ‘Alles was betrekkelijk, het gebeurde maar “tot op zekere hoogte”: er was een andere werkelijkheid waarop de gebeurtenis geen vat had, waarin alles, wat er ook gebeurde, rotsvast bleef zoals het hoorde te zijn. Wanneer er iets plaatsvond dat ingrijpend geacht werd, iets bijvoorbeeld “waarvan je hele toekomst afhangt”, kwam de zwaarwichtigheid waarmee zo'n gebeurtenis opgenomen werd me vaak nogal overdreven en bespottelijk voor. Er was immers nog surplus aan werkelijkheid dat zich door dat soort dingen niet liet bepalen of beperken, maar onveranderlijk nieuwe mogelijkheden bleef scheppen!’ Aan de negen verhalen is een slotregel toegevoegd: ‘Ik begrijp niet waarom ik u dit vertel’. De auteur kan de lezer geen samenhangende zekerheid aanbieden.
Met De grote stilte zijn we aanbeland bij wat voorlopig beschouwd moet worden als het hoogtepunt in het oeuvre van Kooiman. De hoofdpersoon uit de (drie) even hoofdstukken, Johan, moet zijn reis na het bezoek aan een kongres in een kleine plaats, Tiimoka, gelegen in een niet nader genoemd land onderbreken, omdat de trein die dag niet verder rijdt. Hij komt terecht in het hotel waar hij twintig jaar eerder, toen met zijn moeder en tante, ook al eens was. Het verblijf toen had verstrekkende gevolgen: ‘Achteraf bleek het aanzien van zijn wereld er zo fundamenteel door veranderd te zijn, dat hij zich nauwelijks kon voorstellen hoe alles er voordien had uitgezien’. Wat er plaatsvond kon hij konstateren, maar de betekenis ontging hem: ‘Je zag tranen, maar wist niet waarom er gehuild werd, je hoorde een ruzie, maar begreep de reden niet. En later, toen de informatie druppelsgewijs begon los te komen en de ervaring hem het vermogen tot kombineren had gegeven, kon geen enkel nieuw gezichtspunt klaarheid scheppen in iets dat hij allang als duister en ondoorgrondelijk van zich had afgezet’. Het hernieuwde hotelbezoek brengt alle, inmiddels verdrongen herinneringen weer boven. Tijdens een film droomt hij van de oerscène in de film van Ingmar Bergman Ot ridet telgis. Dezelfde scène vond twintig jaar geleden ook plaats in het hotel: zijn moeder liet een vreemde man op haar kamer, de geluiden die de kleine jongen met zijn oor gedrukt tegen het deurpaneel hoort, verwarren hem, maar hij kan ze niet doorgronden. Wat de hoofdpersoon niet ziet van de film droomt hij, wat de lezers zien is a.h.w. de dubbele oerscène: in de film van Bergman en in de herinnering van de hoofdpersoon. Zowel in de film als in Kooimans roman krijgt de jongen de oerscène ‘aangekondigd’, als hij op de gang een erotisch schilderij ziet. In het vierde hoofdstuk poogt de hij-figuur zijn gedachten te
ordenen nu hij ‘in deze tijdmachine zit’. Hij slaagt daar niet in, de verwarring na het zien van de geslachtsgemeenschap tussen zijn moeder en de vreemde man heeft er in de loop der jaren toe geleid, dat hij een kille, bedachtzame figuur is geworden, die alle emoties heeft verdrongen. De relatie met zijn moeder is nooit meer verbeterd; hij groeide verder op bij zijn grootmoeder en eenmaal volwassen beperkte het kontakt zich tot een ontmoeting in een kafee of bij haar thuis, waarbij zij zich minachtend tegenover hem gedroeg. In een kafee op de avond na het bezoek aan de film ontmoet hij een meisje dat Engels studeert, hij neemt haar mee naar zijn hotelkamer: ‘Ik zal mijn plicht vervullen. De geschiedenis herhaalt zich? Wel, zij zal zich altijd herhalen en blijven herhalen’. De volgende ochtend pakt hij zijn koffers en gaat naar het station om de trein naar huis te nemen.
Deze geschiedenis onderbreekt het relaas van de ik-figuur, een schrijver, in de oneven hoofdstukken, die na de terugkeer van een reis in een identiteitskrisis geraakt: ‘Er hadden veranderingen plaatsgevonden waar ik geen raad mee wist’. Hij trekt doelloos door de stad, maakt ruzie met vrienden en vriendinnen en is niet in staat verder te