Scheps inventariseert.
Omdat het aandeel van de socialistische beweging in het verzet onvoldoende wordt gewaardeerd in de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog heeft J.H. Scheps in twee boekdelen een poging tot herwaardering ondernomen. Een bijdrage tot de geschiedschrijving is het echter niet geworden, veeleer een autobiografie die, gezien Scheps een kroongetuige in het verzet is geweest, wel de belangstelling van historici kan wekken.
Voor de oorlog was Scheps predikant. Zo was hij in de jaren twintig in Vlaanderen werkzaam tot hij door zijn oversten omwille van zijn pro-Vlaamse houding en zijn kritiek op koning Albert I, die hij smalend de ‘veelbelover’ noemde, werd ontslagen. Terug in Nederland zette hij zijn werk als straatprediker verder en voerde hij direkte aktie waar er sociaal onrecht werd gepleegd. Dit signaleer ik alleen omdat het kontakt dat hij op die wijze met het gewone volk had hem in een ongewone positie in het verzet bracht. Scheps organiseerde het verzet vanuit de basis.
Vandaar dat zijn herwaardering mikt op wat socialistische burgers aan de basis, door het kolporteren van brochures en het sensibiliseren van de bevolking door middel van spreekbeurten, hebben verricht. De kopstukken van de Sociaal Demokratische Arbeiderspartij (de S.D.A.P.; na de oorlog omgevormd tot PvdA) en vooral de socialistische organismen als de VARA, de N.V. de Arbeiderspers, die het dagblad Het Volk uitgaf, en het Instituut voor Arbeidersopleiding worden daarentegen door Scheps sterk gekritiseerd omdat ze niet inzagen dat de Duitse taktiek erin bestond in de veroverde gebieden een grote massabeweging achter hun vaandel te scharen. Om dat te bereiken hadden de Duitsers natuurlijk meer belangsteling voor de socialistische beweging als voor de hen ideologisch verwante NSB, NSNAP of Nationaal Front, die bij de basis toch geen respons hadden. Wat de socialistische leiders volgens Scheps hadden moeten doen, was alle organisaties officieel ontbinden en ondergronds verder werken. Scheps beperkt zich niet tot de socialistische beweging. Hij bespreekt ook uitvoerig hoe H. Colijn het verzet schaadde met zijn in het anti-revolutionaire dagblad De Standaard gepubliceerde artikel Het einde, waarin hij de vestiging van een regering in Londen ongrondwettelijk noemde. Verder staat hij ook lang stil bij de rampspoedige invloed van D.J. de Geer op het verzet, toen deze, na zijn ontslag uit de regering te Londen, in Nederland zijn houding verantwoordde in een brochure De Synthese in de oorlog, die omwille van de propaganda ten gunste van een groot Europa volledig in de Duitse kaart speelde.
Voor de Nederlander met interesse voor de Tweede Wereldoorlog biedt dit boek wellicht weinig nieuws. Het originele van dit boek is dat het geschreven is vanuit het standpunt van het verzet. Het werk zou echter interessanter geweest zijn indien Scheps zich beperkt had tot de in bijlage afgedrukte brochures, die hij tijdens de bezetting zelf geschreven en gekolporteerd heeft, en die, om de lektuur ervan te vergemakkelijken, van een stevig inleidend woord had voorzien. Op die manier zou de lezer enerzijds niet nog een keer een aantal evidenties hebben moeten lezen en anderzijds zou hij van de minitieus geregistreerde persoonlijke gebeurtenissen en anekdoten, die vooral in het tweede deel voorkomen, gespaard zijn gebleven.
Jammer dat het werk, doordat het in slordig Nederlands is geschreven, zich zo moeizaam laat lezen.
Werner Duthoy.
J.H. Scheps, Scheps inventariseert, deel I, uitg. Semper Agendo B.V., Apeldoorn, 1973, 736 blz.; deel 2, uitg. Op Korte Golf, Den Dolder, 1976, 692 blz. Beide delen zijn te bestellen bij J.H. Scheps, Op Korte Golf, Baarnseweg 36, Den Dolder, post Bilthoven, tegen de prijs van respektievelijk f 29,75 en f 34.