Vlaamse Beweging
20 jaar Vlaamse Volksbeweging.
Op 7 mei 1977 vierde de Vlaamse Volksbeweging (VVB) in de Brusselse Beursschouwburg haar twintigjarig bestaan. Prof. W. Dewachter, Prof. W. Prevenier en Clem de Ridder evalueerden 20 jaar VVB-werking, terwijl Prof. A. Gerlo en P. Daels met militante toespraken die op de politieke aktualiteit inspeelden, op de taken voor nu en morgen wezen.
Aan de oprichting van de VVB lag het idee ten grondslag dat de Vlaamse Beweging het best gediend zou zijn door een niet partijgebonden aktiegroep, die, door de scherpe formulering van een Vlaams eisenprogramma, pressie zou uitoefenen op de politieke partijen om dat programma in tastbare politieke rezultaten om te zetten. De VVB ontstond uit de versmelting van vier bewegingen: de Vlaamse Volksbond, die, vanaf 1951, vooral te Brugge en te Aalst, alle Vlamingen los van een politieke partij wilde groeperen; een dergelijke gedachte was ook aanwezig in de Brusselse Klub van Vlaamse Akademici waarvan P. Beeckman de voorzitter en H. Borginon de inspirator was; bij deze twee sloten zich nog aan het Grammensfonds en de Rodenbach-gemeenschap, een beweging van jongeren waaruit later het Vlaams Jeugdkomitee voor de Wereldtentoonstelling zou groeien. Men schreef toen 1956 en het jaar daarop zou de VVB met de aktie starten.
Zowel Dewachter als Prevenier en De Ridder wezen op het belang van de VVB voor de ideeënvorming en -spreiding van de Vlaamse Beweging. Door grondig studiewerk kristallizeerde ze bepaalde inzichten en spijsde ze de Vlaamse Beweging voortdurend met ideeën. Vele door haar ooit geformuleerde stellingnames en standpunten werden later gemeengoed en door politici van divers pluimage in hun partijprogramma opgenomen. Een paar frappante voorbeelden zijn de noodzaak van de industriële ontsluiting van Vlaanderen, de bescherming van de levensbeschouwelijke minderheden, de eis voor Vlaamse ziekenhuizen te Brussel, de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en het onderscheid tussen de persoons- en plaatsgebonden materies, dat tans in de kommunautaire dialoog een eis is waar alle Vlaamse politieke partijen achter staan. De VVB is er echter ook altijd van overtuigd geweest dat studie en aktie komplementair zijn. Vandaar dat ze ijverde voor de vernederlandsing van het gelaat van onze Noordzeekust, zich schrap zette tegen de talentelling, een aktiekomitee Brussel-Taalgrens opzette, de marsen op Brussel organiseerde en, in het meer recente verleden, opriep tot de betoging te Halle om Vlaams-Brabant van de Brusselse besmetting te redden.
Het referaat gehouden door W. Dewachter stelde ook duidelijk dat de VVB niet alleen maar een taalbeweging is geweest. Ze heeft ook altijd belangstelling gehad voor de sociaal-ekonomische problemen. Onder het motto ‘welvaart door werkverschaffing’ droeg ze bij tot de industrialisatie van Vlaanderen, terwijl ze meer recent opkomt voor welvaartspreiding en herverdeling van de rijkdom.
De VVB heeft vanaf haar ontstaan ook gepoogd de verzuiling te doorbreken door de beweging voor vrijzinnigen open te stellen. Die relatie met de vrijzinnigen is niet altijd zonder problemen geweest. Op het Eerste Algemene Kongres (Mechelen, 1960) mocht het repressietema, om spanningen met de vrijzinnigen te vermijden nog nauwelijks aan bod komen. Twee jaar later was een konflikt niet meer te vermijden. Een aantal vrijzinnigen trokken zich terug toen de VVB radikaal het federalisme propageerde. Toch bleef de VVB, na dit incident waartoe de aan-