Tinelkoncert te Kortrijk.
Een koncert, integraal gewijd aan een Vlaams komponist, blijft (helaas) in ons land een zeldzaamheid. Gebrek aan traditie, een vergelijkingsmanie met grote namen uit het buitenland, een misplaatst minderwaardigheidsgevoel en onvoldoende stimulans van het officiële koncertleven zijn verschillende historisch gegroeide redenen daarvoor. In veel gevallen ligt de programmatie van dergelijke koncerten dan ook bij plaatselijke verenigingen of bij idealistisch ingestelde dirigenten.
Zo heeft in dat verband het Kortrijks Gemengd Koor in de voorbije jaren een ware traditie aan zijn naam verbonden: Benoit (Requiem, Te Deum, De Leie), Tinel (Marialiederen, Franciscus), Krafft (Requiem, Magnificat), Roelstraete (Lichtbericht, Exodus) zijn enkele namen uit hun repertorium die deze faam bevestigen. Getrouw aan de traditie zette het koor een verdere stap in het bekend maken van weinig gezongen Vlaamse koorbladzijden door de uitvoering van een Tinel-programma (30 april 1977, Sint-Rochuskerk): Geestelijke Gezangen op. 33, Missa in honorem Beatae Mariae Virginis de Lourdes op. 41. Orgelsonate op. 29 en Improvisata voor orgel.
Dat dit gebeurde terwijl als Kortrijks onderdeel van het Festival van Vlaanderen in april-mei het 15de Internationaal Koorfestival (met slechts twee koorkoncerten) liep, stemt tot nadenken. Overigens hadden noch de festivalorganisatie, noch het koorbestuur aan enige samenwerking gedacht. Maar dat ook een plaatselijke vereniging, met bescheiden middelen en zonder ronkende buitenlandse namen van komponisten of uitvoerders, een koncert kan inrichten waar een talrijk publiek een avond musikaal genoegen wordt geboden, is een vaststelling waardig te worden afgewogen tegenover de vedettenkultus van sommige koncertorganisaties.
Een volledig Tinel-koncert, met a capella koormuziek en orgelwerk vraagt zowel van de uitvoerders als van de luisteraars een speciale ingesteldheid. Tinel heeft met zijn muziek een dermate innerlijke religieuse gebondenheid dat hij meer dan eens als een mystiek komponist wordt aangeduid. Dit is terecht, al is het mijns inziens meer een mystiek met een menselijk gelaat, in tegenstelling bijvoorbeeld met zijn leerling Ryelandt wiens oratorium Agnus Dei, een pure mystieke geloofsbelijdenis bevat. Tinel sluit de menselijke gevoelens niet uit, maar hij weet ze te milderen door een strenge schrijfwijze die het al te uiterlijk vertoon tempert, zelfs in het Gloria of in het Hosanna. Die stijlstrengheid houdt een melodische lyriek in, gepaard aan een klassieke polyfonie, waarbij Tinel eerder aanleunt bij Bach dan bij de steriele neo-Palestrinastijl die in de religieuse muziek van de 19de eeuw opgang maakte. In Kyrië en Agnus Dei bereikt hij daarmee een weergave van religieuse gevoelens waarin godsgerichtheid, hemelstreven en andere ethische idealen voelbaar worden. Aldus wordt begrijpelijk wat Tinel bedoelde toen hij over deze Mariamis zei dat ze meer gebeden dan gekomponeerd was. Ook de zes Geestelijke Gezangen op teksten van Gezelle, die de zieke Tinel schreef voor zijn afreis naar Lourdes, dragen een sfeer van mystiek, van berouw tegenover de Gekruisigde. Klaar bloed en 'k Lag ter aarden zijn zwaarbeladen met smartvol medevoelen. Deze gezangen zijn emotioneel doorleefd. De persoonlijkheid van Tinel, zijn kompositorisch vakmanschap en de verhevenheid van zijn inspiratie zijn er duidelijk in te voelen. Deze eigenschappen geven deze partituur een hoge religieuse en estetische waarde.
Tinel komponeerde slechts twee werken voor orgel: een korte, romantisch gekleurde Improvisata en de grootse Orgelsonate op. 29. Dit magistraal werk, waar klassieke vormgeving en weidse romantische vlucht zijn verenigd, werd reeds bij zijn ontstaan aanzien als ‘een der