Twee Haagsche Tragedies.
In 1800 ging Schillers Maria Stuart in wereldpremière, in 1977 speelt de Haagse Comedie deze tragedie, vertaald door Gerrit Kouwenaar, in de regie van Jo Dua. Het dekor is van Harry Wich, de kostuums van Has Noordhoek-Hegt, terwijl Jurriaan Andriessen voor de klank zorgt. Anne Marie Heyligers als Elisabeth en Anne-Wil Blankers als Maria Stuart, spelen de hoofdrollen.
Waarom brengt De Haagse Comedie dit ‘klassiek’ treurspel? Wil ze hiermee twee topaktrices naar voren schuiven en de rest van de mannelijke groep gelegenheid tot virtuoos toneelspel bieden? Wil ze laten zien dat klassiek repertoire alleszins de moeite van het aanhoren en het aanzien waard is? Wil ze de historie levend houden? Of wil ze een boodschap, een visie geven?
Het stuk geeft een interpretatie van een machtsgeschiedenis waarbij twee vrouwen een hoofdrol spelen. Ze spelen deze vrouwelijke rol op een zeer mannelijke wijze, gedreven door mannelijke ideeën van macht, bezit, recht (van de sterkste) en kristelijke deugden als eer en geweten en gerechtigheid. Maar bovenal gaat het om macht en gezag, orde en bezit en het volk mag zich alleen als huilende massa op de achtergrond laten horen, en de omhooggevallen staatssekretaris (goede rol van Bas ten Batenburg) moet als de ‘schuldige’ die het vonnis doorgaf, worden gestraft. Maria Stuart, de boetvaardige martelares, komt er als een heldin uit te voorschijn en Elisabeth is de maagdelijk gekwelde (hier sta ik, ik kan niet anders) die de huilende wreekster speelt. De mannelijke intriganten zijn ondertussen afgereisd en de oude graaf van Shrewsbury ziet het niet meer zitten. Hij heeft tevergeefs een bemiddelende rol gespeeld.
De opvoering was kwa spel, mise-en-scène, dekor en kostumering bijna perfekt, in sommige delen ontroerend (o.a. de troonzaalscène: Elisabeth met Franse gezanten en de parkscène: ontmoeting van de twee rivalen), soms langdradig (o.a. het eerste bedrijf), soms smartlapperig (o.a. het vijfde bedrijf: afscheid van Maria Stuart voor haar terechtstelling), voor het grootste deel mooi ouderwets toneel. Maar het blijft wat glad en uiterlijk en niet scherp geaksentueerd, zodat de vraag blijft waarom deze Schiller?
Een tweede historiestuk dat De Haagse Comedie dit seizoen op het repertoire heeft genomen is Lorenzaccio van Alfred de Musset, in de vertaling van Loek Schaareman, de regie en de bewerking van Pierre Laroche. Voor het dekor en de kostuums zorgt Germinal Casado en voor de muziek Jurriaan Andriessen.
Het stuk brengt ons naar Florence begin zestiende eeuw. Voor de pauze is er een warreling van verwarde scènes waar de toeschouwer nauwelijks raad mee weet, na de pauze zit er wat meer lijn in rond de moordaanslag, maar de oplossing daarna is toch weer te snel. De vrijheid van de republikeinen gaat niet door en de opvolger van de vermoorde Alessandro komt snel opdagen. Met een enkel zinnetje dat alleen de studenten iets gewaagd hebben, maar nu vermoord zijn, kan men wel een parallel trekken met de mislukte Parijse revolutie van 1830 (De Musset schreef het stuk in 1834), of die van 1968 wat het programmaboekje doet, maar dat zegt de Nederlandse toeschouwer anno 1977 niet veel, en via het stuk wordt hem dat waarschijnlijk ook niet duidelijk. De figuren komen nauwelijks uit de verf. Met name de hoofdpersoon, de moordenaar Lorenzaccio, bleef, altans in de voorstelling die ik zag, voor mij een schimmige melodramatische en patetisch gespeelde figuur. Alleen de kardinaal (Eric van Ingen) en de markiezin (Anne-Wil Blankers) kwamen duidelijk naar voren. Het geheel was wel fraai om te zien met de kleurrijke schilderij-achtige draperieën en de weelderige kostuums. Ook de muziek klonk indrukwekkend. Het leek soms wel een opera waarin niet werd gezongen maar wel slecht en protserig werd geakteerd.
Piet Simons.