rechtsbesef van de inheemse gemeenschap, dat zijn chef de resident zijn voorgestelde procedure kon volgen noch billijken. Hermans maakt zich hier met een onwaardige sneer van de hele Nieuwenhuys af (die elders nog wel al Hermans' gal op zijn brood gesmeerd kreeg), poneert dat Multatuli's kennis van de adat niets met het geval te maken heeft, konkludeert en passant ‘dat Douwes Dekker in de werkelijke Lebak-zaak gehandeld heeft op een manier die een smeriger zaak waardig zou zijn geweest’ en besluit alsof het Westeuropees paragrafenland van Thorbecke en de Oostaziatische archipel van traditionele vorsten- en regentengeslachten vergelijkbare grootheden zijn, met de volstrekt onzinnige uitspraak: ‘Als een Nederlandse burgemeester maar een deel zou hebben misdreven van wat de regent misdreef, zou hij niet alleen ontslagen zijn, maar ook vele jaren in de gevangenis hebben moeten doorbrengen.’
Met betrekking tot de toenmalige Gouverneur-Generaal Duymaer van Twist en de eerdergenoemde resident Brest van Kempen, weet Hermans alweer met stelligheid te vertellen wat Multatuli nooit heeft gedacht, nl. ‘dat Van Twist Brest van Kempen zou overplaatsen en de regent toch gevangen laten nemen’. Kan Hermans gedachten lezen en dan van meer dan een eeuw terug? Heeft hij niet 's goed de befaamde ontwerpbrief van Multatuli aan diezelfde Van Twist gelezen die Du Perron voor het eerst in zijn Man van Lebak openbaar heeft gemaakt en waaruit kan worden verondersteld dat Multatuli misschien wel degelijk op zo'n ontslag van zijn chef heeft gerekend en er mogelijk, met het doel zelf orde op zaken te kunnen stellen, zijn taktiek op heeft afgesteld?
Wat Hermans over de ingewikkelde zaak-Lebak zegt zijn goedkope dooddoeners. Zoals het ook goedkoop is dat hij in zijn boek (en alweer elders) nog 's Nieuwenhuys in de hoek zet omdat deze had geschreven dat de Raad van Indië destijds had geadviseerd Multatuli te ontslaan, terwijl in werkelijkheid die raad alleen had voorgesteld hem te ontheffen van zijn assistent-residentschap van Lebak. Het ontslag had Multatuli dan, na zijn overplaatsing naar een ander ressort van de G.G. te hebben vernomen, zelf gevraagd. Ook hier doet Hermans' opgeheven schoolmeesterswijsvinger weinig ter zake. Letterlijk had de Raad van Indië voorgesteld de te voortvarend en ondisciplinair optredende assistent-resident ‘als ongeschikt voor die betrekking van derzelver verdere vervulling eervol te ontheffen’, waaronder Van Twist toen eigenhandig schreef dat ‘de proef kan worden genomen of hij niet na ernstige teregtwijzing en waarschuwing voor het binnenlandsch bestuur kan worden behouden.’ Welnu, het moet toch duidelijk zijn dat de Raad van Indië Multatuli wilde verwijderen uit het Indische bestuurskorps en zich daarbij niet over het ambtenaarschap sec uitsprak, maar dat de G.G. hem ook als bestuursambtenaar wilde handhaven. Zowel in de ambtelijke als in de omgangstaal heet dit nog altijd ontslag.
In de manier waarop Hermans zijn panoptikum hanteert, valt er meer aan irritants aan te wijzen. Hij mag wat mij betreft om zijn verhaal leesbaarder te maken lektuurverwijzingen en ander bewijsmateriaal grotendeels achterwege laten, maar dan moet hij, wil hij geloofwaardig zijn wel met argumenten overtuigen. Ik lees bij hem bijvoorbeeld dat ‘aangenomen’ mag worden dat de jonge Eduard Douwes Dekker vroeg gespeend werd, dat ‘men’ op de lagere school zich zorgen ‘schijnt’ te hebben gemaakt over zijn verstand, de ‘galoofd’ mag worden dat hij al vroeg blijk gaf van impulsief medelijden, dat ‘men’ het ervoor houdt
W.F. Hermans (links).
dat hij met betrekking tot een later kastekort als Indische ambtenaar onschuldig was (zonder de aan dit geval gewijde studie van Stuiveling te noemen), dat ten aanzien van Multatuli's huwelijk mag worden ‘aangenomen’ dat het gelukkig was, enzovoort. Zo overdondert de schoolmeester zijn klas, maar ook daar wordt het niet overal meer voor zoete koek geslikt.
Naast die hinderlijke vaagheid is weer de stelligheid van uitspraken over zaken waarvan Hermans veel te weinig weet, ronduit ridikuul. Een zin als ‘De Javanen vereerden de regenten zoals de meerderheid van de Russen hun tsaren aanbaden en later Stalin zouden aanbidden’, slaat nergens op, noch op een Javaanse noch op een Russische werkelijkheid. Dat die regenten de helft van de rijstoogst in beslag namen om daarmee de landrente te betalen, kan hoogstens in die hele korte periode van het Engelse tussenbestuur onder Raffles in het begin van de vorige eeuw hebben plaatsgevonden. Van het zg. Cultuurstelsel zeggen dat het een sisteem was waarbij de Nederlandse overheid bepaalde welke produkten de bevolking moest verbouwen en in