bolstaat van het feitenmateriaal, waarvan het verzamelen en naspeuren alleen al heel wat voeten in de aarde heeft gehad.
Het boek beschrijft het trieste levensverhaal van de nu 24-jarige, motorisch en door spraakstoornissen gehandikapte Gustaaf Hendrickx. Paul Koeck maakt hier evenwel geen gebruik van de gewone, lineair beschrijvende romanvorm, maar benadert de geschiedenis van Gustaaf vanuit een veelkantige optiek, bij monde van diverse personen die in zijn leven een meer of minder beslissende rol hebben gespeeld. Deze getuigenissen worden onversierd weergegeven en gaandeweg wordt, aan de hand van alternerende en elkaar kompleterende brokstukken, het levensverhaal van Gustaaf Hendrickx tot een kompleks geheel opgebouwd. Op dit procédé kom ik verder nog terug. Maar eerst: wie is Gustaaf? Wie zijn de mensen die zijn levensloop hebben bepaald? Tegen welke psychosociale achtergrond en in welk ‘dekor’ verliep dit leven?
Gustaaf krijgt bij zijn geboorte een hersenbloeding. Zijn ouders, mensen uit de sociale onderlaag, zijn niet bij machte hem een behoorlijke verzorging en opvoeding te geven en Gustaaf wordt onder voogdijschap geplaatst. Vanaf zijn zesde jaar komt hij van de ene in de andere instelling voor gehandikapten terecht. Vijf jaar verblijft hij bij de Broeders van Barmhartigheid in Aalst, waar hij een drukkers- en boekbindersopleiding krijgt, hoewel hij liever schoenlapper had willen worden. Intussen verblijft hij in het internaat van het dubieuze vakantietehuis Cantecleer, waar hij de marksistische jobstudent Jos leert kennen. Deze maakt hem bewust van de wantoestanden en de frauduleuze manipulaties in de invalidenzorg en hij krijgt het gedaan dat Gustaaf een onderkomen vindt in Midop, een alternatief tehuis voor invaliden en eks-delinkwenten, geleid door de psycholoog André Wirix en zijn vrouw Helena. Een tijdje gaat Gustaaf dan werken in een beschermde werkplaats in Antwerpen, daarna in eenzelfde instelling in Turnhout. Intussen is het alternatieve tehuis Midop opgedoekt en de Wirixen maken gebruik van Gustaafs spaargeld, een behoorlijke som, om een huis in Mariahout te kopen, waar hij bij hen mag inwonen. Hun opvattingen bestaan erin, in tegenstelling tot de paternalistische instellingen waarin Gustaaf tot-nutoe verbleef, de invalide totaal vrij te laten, hem zijn eigen gang te laten gaan, los van autoritaire geborgenheid. Deze anti-autoritaire en niet-bevoogdende aanpak slaat echter bij Gustaaf niet aan. Door toedoen van de bemoederende juffrouw Lens, die de ontspanning bij de Broeders van Barmhartigheid organiseerde en sportkampen inrichtte, en de 39-jarige Leo Boskamp, een zeer bewuste invalide die er iets wil aan doen en o.m. groepsreizen naar Tirol inricht, gaat Gustaaf inzien dat het echtpaar Wirix al dan niet te goeder trouw van zijn spaargeld ge- of misbruik gemaakt heeft. Hij gaat nu in een bejaardentehuis in Turnhout wonen, nadat een schuldbekentenis
is opgemaakt in zoveel eksemplaren als er partijen zijn... Maar wat gaat er van Gustaaf worden?
Koeck rekonstrueert het levensverhaal van Gustaaf, zoals gezegd, via het getuigenis van diverse personen, die per hoofdstuk aan het woord komen. Het interessante aan deze getuigenissen is, dat ze naast de rode draad, d.i. de informatie over Gustaaf, terzelfdertijd ook een psychisch portret schetsen van de woordvoerder. Dit portret wordt nog genuanceerder omdat een ander getuigenis dan meteen weer informatie aanvoert over de betrokken persoon, die zo opnieuw in een ander licht komt te staan. Zo verschijnt de moeder van Gustaaf via bepaalde getuigenissen als een aan drank verslaafde lichtekooi, maar als die moeder dan zelf aan het woord komt, wordt dat beeld heel wat genuanceerder en blijkt ook zij een slachtoffer van haar psycho-sociaal milieu. Hetzelfde geldt voor Liesbeth, de 19-jarige halfzuster van Gustaaf. Ook de echtelieden Wirix blijken uiteindelijk in hun alternatieve invalidenbegeleiding niet zo onbaatzuchtig.
Uit vrijwel alle getuigenissen komt het wederzijdse wantrouwen naar voren, het elkaar beloeren en manipuleren terwille van het eventuele profijt dat uit een invalide te halen valt. Zowel in de bevoogdende als in de alternatieve dienstverlening die Gustaaf geboden wordt, komt tenslotte altijd weer het bedrag te berde dat op zijn spaarboekje is geplaatst, terwijl Gustaaf, met al zijn handikaps, zijn onvermogen tot kommunikatie en intimiteit, zijn onvervulde seksuele verlangens, intussen steeds meer vervreemdt van de sociale realiteit om hem heen.
Tot de meest relevante getuigenissen rondom Gustaaf (en de invalidenzorg in het algemeen) behoren o.m. die van Leo's verloofde Linda en van een niet nader genoemd handelsreiziger. Zo leeft het meisje in een konfliktsituatie met haar ouders en familie terwille van haar samenwonen met een invalide. De zonder meer racistische opvattingen van de handelsreiziger in stofzuigers lijken mij overigens (en helaas) zeer sterk de doorsneeopinie van de lichamelijk valide medeburger te weerspiegelen.
Zo wordt, vanuit verschillende standpunten, mensopvattingen en ideologische houdingen, niet alleen de persoonlijke problematiek van Gustaaf belicht, maar het boek weerspiegelt tevens de gehandikaptenzorg in haar gehele komplekse en problematische aanwezigheid. De diverse getuigenissen ontvouwen een breed psycho-sociaal spektrum, een groepsbeeld rondom Gustaaf, een blauwdruk van heden-