Frans-Vlaanderen: Aktualiteiten.
Publikaties:
● | Dr. Ek. J. Theys schreef over Grensarbeiders in Noord-Frankrijk in het tijdschrift van het WES (Westvlaams Ekonomisch Studie-bureau) West-Vlaanderen werkt (januari-februari 1977, p. 2-9). In 1962 was hij tot het besluit gekomen dat op halflange en lange termijn de toekomst van de toen nog 24.000 Westvlaamse (van het toenmalige West-Vlaanderen) grensarbeiders onveilig was.
Aan de hand van gegevens uit de volkstellingen van 1961 en 1970 heeft hij nu de verdere evolutie kunnen ontleden. Voor de cijfers kon hij het huidige West-Vlaanderen en het arrondissement Moeskroen (sedert 1962 bij Wallonië) onderscheiden. Dat laatste kon nog eens uitgesplitst worden in de gemeentengroepen Moeskroen-Dottenijs (vroeger bij het arrondissement Kortrijk) en Ploegsteert-Komen (vroeger bij het arrondissement leper).
We vatten hier enkele van de belangrijkste feiten samen.
1) | Het aantal grensarbeiders daalde op negen jaar tijd van 16.000 (in het huidige West-Vlaanderen) en 10.000 (in het huidige arrondissement Moeskroen) naar respektievelijk 5.076 en 4.784 in 1970. |
2) | Het aantal grensarbeiders van Franse nationaliteit ging in diezelfde periode en dezelfde gebiedsomschrijving respektievelijk van 508 naar 649 en van 1510 naar 1574. |
3) | Er is een sterke veroudering aan de gang van de grensarbeiders uit het huidige West-Vlaanderen, maar niet van die uit het naar Wallonië overgehevelde arrondissement Moeskroen. |
4) | Er is een aanzienlijke verbetering ingetreden inzake tijdsafstand naar het werk. |
5) | Het gemiddelde scholingsniveau blijft zeer laag. |
De auteur besluit dat de grens-arbeid alsmaar minder aantrekkelijk wordt. De lonen voor ongeschoolden liggen aanzienlijk lager aan de overzijde van de grens. De wisselkoers is ongunstig en altijd vlottend. De vooruitzichten tot 1981 voor de werkgelegenheid in het arrondissement Rijsel zijn ronduit somber. Zoals gebruikelijk bekijkt de auteur de feiten vanuit zuiver ekonomisch oogpunt en onthoudt hij zich van alle kommentaar die geen betrekking heeft op tewerkstelling en arbeidsmarkt. In zijn betoog steken feiten die ook een kultuurpolitieke weerslag hebben. Het betreft het groeiend aantal grensarbeiders van Franse nationaliteit. Voor het huidige West-Vlaanderen zijn er 54,1% onder hen jonger dan 30 jaar. Ze wonen hoofdzakelijk in Menen, Wervik en De Panne. Zien zij hun woonplaats als een voorlopige oplossing? Of hopen zij uiteindelijk ook in West-Vlaanderen werkgelegenheid te vinden? Hoe kijken zij tegen hun nieuwe omgeving aan? Waar sturen zij hun kinderen naar school? Dit zijn vragen die buiten het kader vallen van de opzet die J. Theys voor ogen stond, maar interessant zijn voor de Nederlandstalige gemeenschap.
Het is best mogelijk dat zij niet eens dringend de behoefte gevoelen om de taal van hun nieuwe woongemeente te leren, vooral daar hun werkkring toch over de grens ligt. Maar er is ook niet noodzakelijkerwijze sprake van onwil. De vraag is alleen welke kansen zij hebben om Nederlands te leren. Die zullen wel miniem of onbestaande zijn.
M.i. is hier een taak weggelegd voor de betrokken gemeenten. Ze zouden bv. een leraar Nederlands met goede kennis van het Frans een deeltijdse opdracht kunnen geven om voor deze inwijkelingen aangepaste kursussen Nederlands te organiseren. Met soepelheid en via veel persoonlijke kontakten - een administratief schrijven is onvoldoende - moet hier een behoorlijk resultaat te bereiken zijn.
Aan de inwijkelingen zou een onvervangbare dienst bewezen worden, doordat ze een aangepaste kans krijgen om de eerste stappen te zetten naar een eventuele integratie. Een lokaal bestuur, al dan niet in samenwerking met andere lokale besturen, moet zo'n opgave aankunnen. |
● | Een handboek geschiedenis waarin iets zinnigs voorkomt over Frans-Vlaanderen is een zeldzaamheid. Als dit dan toch het geval is en dat handboek daarenboven Noord en Zuid als één geheel behandelt, verdient het zeker onze aandacht. Zo'n handboek hebben we nu al enkele jaren. Het is van de hand van Dr. A. van Hulzen en heet Vaderlandse geschiedenis (2 delen, 408 en 413 blz., 3e druk,
|
| |
| 1974, Wolters-Noordhoff, Groningen, prijs per deel: f 29,25). Het boek is bestemd voor leerlingen van de Nederlandse kweekscholen, maar het zal evenzeer diensten bewijzen aan scholieren uit het hoger sekundair onderwijs in Vlaanderen.
Politieke, religieuze kulturele, sociale en ekonomische feiten zijn voortreffelijk verwerkt tot een geheel waarin de nadruk vooral ligt op het dagelijks leven van mensen en groepen.
Hoe Frans-Vlaanderen een integrerend deel uitmaakt van het boek, moge blijken uit de titels van enkele hoofdstukjes: De Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen, Het Comité Flamand de France. Het Vlaams Verbond van Frankrijk, Het Komitee voor Frans-Vlaanderen (blz. 395-397, 2e deel). Vanzelfsprekend krijgt ook de Vlaamse Beweging in België de nodige aandacht. Dat dit allemaal een behandeling krijgt in een geest van openheid en begrip blijkt al uit de ingesteldheid van de auteur zoals ze naarvoren komt in zijn woord vooraf tot het tweede deel:
‘Wij maken mee hoe de huidige staatsgrenzen vervagen en hoe de Europese staten, al is het langzaam, toegroeien naar een Europese federatie. En dan is het doel natuurlijk niet, dat de Europese staten in zo'n federatie hun eigen taal en kultuur opgeven. Juist ieder volk moet door eigen taal en kultuur zijn bijdrage leveren voor onze gemeenschappelijke Europese beschaving. En het Nederlandse volk moet zich niet alleen ekonomisch, kunnen handhaven in een groter Europees geheel. Ook daarom is een zo nauw mogelijk kultureel samengaan met de Vlamingen noodzakelijk; ook daarom moeten de leerlingen op de hoogte zijn van de strijd die de Vlamingen gevoerd hebben en nog altijd voeren voor onze gemeenschappelijke Nederlandse taal en kultuur.’
Dr. van Hulzens boek verdient in Vlaanderen aanwezig te zijn, minstens in elke klassebiblioteek van het hoger sekundair onderwijs en in de persoonlijke biblioteek van elke leraar geschiedenis. |
● | De Westvlaamse heemkundige Bert Bijnens publiceerde zijn 10e Frans-Vlaamse Jaarboekje (128 blz., 1977, prijs: 145 BF, beheer: B. Bijnens, D. Boutslaan 8, 8460 Sint-Idesbald-Koksijde). Zoals gebruikelijk is dit deeltje alweer rijkelijk gestoffeerd met heemkundige gegevens, die voor de overgrote meerderheid bijeengegaard zijn door Bert Bijnens zelf. Het eindigt met een inhoudstafel op de 10 afleveringen.
De schrijver kondigt in een woord vooraf aan dat deze 10e uitgave meteen het einde betekent van de totnogtoe gehuldigde formule. In plaats daarvan komt vanaf volgend jaar een jaarlijkse uitgave Frans-Vlaams Heem in woord en beeld, dat geïllustreerd zal zijn met foto's. Bert Biinens heeft in de loop van zowat 30 jaar (of is het al meer) een indrukwekkende dokumentatie over Frans-Vlaanderen verzameld, voor het grootste deel op heemkundig gebied. Het ligt verspreid en versnipperd over talloze publikaties. Een deel daarvan is niet meer bereikbaar. Het zal wel een wens van velen zijn dat hij er spoedig toekomt alles definitief te ordenen en te bundelen in een verzorgd en goed bruikbaar boekwerk. |
● | Men kan vermoeden dat in het ledenblad van de nu al meer dan een halve eeuw oude V.T.B. (Vlaamse Toeristenbond) aardig wat informatie verscholen kan liggen. Tot voor kort was het een onbegonnen karwei zijn weg te vinden in De Toerist (het vroegere Toerisme). V.T.B.-voorzitter Jozef van Overstraeten heeft bij het 50-jarig bestaan van de V.T.B. het uitstekend initiatief genomen tot de uitgave van Inhoudstafels en registers 1922-1971 (1974, Sint-Jakobs-markt 45-47, Antwerpen, V + 121 + 127 + VI + 92 + 19 + 11 + 66 + 119 + 18 blz). Het is het werk van Steven van den Eynde (met de hulp van wijlen Prof. K.C. Peeters), Hugo Eggenstein en Jozef van Overstraeten zelf. Dank zij dit register, waarin 8 rubrieken voorkomen, moet het mogelijk zijn eens af te wegen welke aandacht Frans-Vlaanderen kreeg in het V.T.B.-orgaan. Uiteraard kan dat niet in het bestek van deze kroniek, maar we kunnen de eventuele vorser wel enkele voorlopige aanwijzingen geven.
In de auteurslijst springen drie namen naarvoren die duidelijk te maken hebben met Frans-Vlaanderenbijdragen: Bert Bijnens met 5, Vital Celen met 9 en J.M. Gantois (daarbij gerekend de direkt herkenbare pseudoniemen Testis en M.J. Geerland) met 14 verwijzingen.
Het zaakregister geeft weinig aanwijzingen. Het trefwoord ‘musea’ is onderverdeeld in een deel ‘buitenland’ en een deel ‘België’. In het eerste worden Duinkerke, Kassel, Rijsel, Sint-Winoksbergen en Valencijn vermeld. Dezelfde indeling treffen we weer aan onder het trefwoord ‘Tentoonstellingen’ en hier komt Rijsel twee keer voor. We hebmeer geluk met het plaatsnamen-register. Maar er loopt iets mis met de kenletters F en FV (voor Frankrijk en Frans-Vlaanderen). Atrecht, Belle, De Moeren, Duinkerke en Kales moeten onder de F, maar Broekburg, Ekelsbeke, e.a. krijgen FV mee. Verder is er ook het trefwoord ‘Frans-Vlaanderen’ maar men moet weten dat het bij de V te zoeken is. Nog een woord over de boekenrecensies. Van Vital Celen zijn 4 werken over Frans-Vlaanderen gerecenseerd, van Nicolas Bourgeois, Mabille de Poncheville en H. Van Byleveld telkens één werk. Publikaties van J. Deleu, A. Demedts en L. Verbeke kregen geen recensie. |
Erik Vandewalle.
|
|