Nederlandse taal en kultuur in het buitenland
Vlaanderen in de wereld.
Onlangs verscheen het eerste nummer van Vlaanderen in de wereld, het tijdschrift van het Vlaams Internationaal Centrum, dat werd gesticht ter vervanging van het Vlaams Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking.
Het V.I.C. wil met de uitgave van een reeks cahiers de Vlaamse bevolking betrekken bij de internationale politiek, het kan niet langer genoegen nemen met de Belgische internationale politiek; in Ten Geleide zegt senator E. De Facq: ‘... deze politiek was en is gedomineerd door een Brusselse Franstalige en konservatieve visie op de wereldproplemen...’. ‘Een Vlaamse staat is zeker geen utopie meer. Vlaanderen moet zich stante pede voorbereiden op een onafhankelijke taak binnen het Europese kompleks.’
In de cahiers zullen, naast artikels die een Vlaams-nationalistisch standpunt vertolken, ook bijdragen opgenomen worden van niet-partijgebonden personaliteiten uit de wetenschappelijke, joernalistieke, sociale en kulturele sektoren. De voorzitter besluit: ‘De enige bindende gedachte is de overtuiging dat de Vlamingen op het internationale vlak een rol hebben te spelen en dat een hernieuwde internationale visie noodzakelijk is om tot een betere wereld en tot ware wereldvrede te komen’.
Onder de titel Europa der volkeren. Een nieuwe kans, onderzoekt H. Brugmans de verhouding volk (meer bepaald Vlaanderen) - Europa. Hij verwerpt de stelling dat de binnenlandse dekolonisatie in strijd zou zijn met het streven naar Europese eenheid, maar waarschuwt tegelijkertijd tegen het egoïstisch nationalisme, dat blind is voor wat er in de wereld gebeurt. H. Brugmans wijst het Europa van de (centralistische) staten af en houdt een pleidooi voor een federalistisch Europa met supraen infra-nationale instellingen. In de nationaliteiten ziet hij een nieuwe impuls voor de Europese zaak. (Het antikommunistisch motief is immers verzwakt, en de grote kapitalistische concerns zijn tevreden met de stand van zaken.)
Brugmans beschrijft drie voorwaarden voor de totstandkoming van het Europa der volkeren: 1) een nieuwe vorm van parlementaire demokratie; 2) i.v.m. de etnisch-taalkundige minderheden: een handvest van de rechten der volkeren; 3) i.v.m. de sociaal-ekonomische regio's: een konsultatieve raad van de regionale eenheden. - Tegenover de unitair-centralistische staat stelt Brugmans het federalistisch Europa, waarin de volkeren elkaar in verscheidenheid ontmoeten.
Het artikel van Dr. J. Maton, ‘Vlaanderen tegenover het probleem van het wereldpauperisme’, belicht de periode 1830-1890 als die van zwarte armoede, de bron waaraan de Vlaamse Beweging ontsprongen is; het stelt meteen de onkunde en onmacht van de wereldlijke en geestelijke gezagsdragers uit die tijd aan de kaak. De Vlaamse Beweging was een strijd voor rechtvaardigheid; de Vlaming die konsekwent is moet zijn welvaart willen delen met de armen van nù: die leven immers in omstandigheden die nog pijnlijker zijn dan voor de Vlamingen van toen: een massalere bevolkingseksplosie, gebrek aan emigratiemogelijkheden en grotere verschillen in rijkdom. Prof. J. Maton geeft een reeks aanbevelingen betreffende onze houding tegenover de arme landen; ze hebben betrekking op de aard van de goederen die we eksporteren, de technologische research, de restrukturatie van de tewerkstelling, onze import, onze houding tegenover de landen waar de inkomsten wel ten goede komen aan de armere bevolkingslagen, en op de wenselijke voorkeurbehandeling van onze gastarbeiders.
J. Bohets neemt ‘Europa en de multinationals’ onder de loep. De internationalisering van het bedrijfsleven is volgens hem één van de faktoren die de enorme welvaartsgroei van West-Europa in de afgelopen 15 jaar verklaren. Zo ‘... hebben de multinationale ondernemingen... grotendeels de problemen opgelost die België zelf niet bij machte was op te lossen’. De prijs die België daarvoor heeft betaald, is dezelfde als voor de andere E.G. landen: afhankelijkheid van de buitenlandse investeringen. De belangrijkste opgave voor de komende jaren, zegt J. Bohets, bestaat er waarschijnlijk in 1) de gevolgen van die afhankelijkheid zo goed mogelijk op te vangen en 2) een zo doeltreffend mogelijke kontrole van de multinationals te organiseren. Hij ontleedt onze afhankelijkheid en stelt vast dat we ‘het ons niet kunnen permitteren ze te verliezen’. Dat het zo ver gekomen is, schrijft Bohets o.m. toe aan een gebrek aan dynamisme bij de eigen beheerselite (waarvoor hij een vierledige verklaring geeft). Hij vraagt zich ook af hoe groot de verantwoordelijkheid ter zake is van de Belgische industriëlen en financiers, van de overheid en van de vakbonden.
Een ontleding van de situatie op wereldschaal sinds 1973 legt de volgende gegevens bloot: een tendens naar een nieuwe internationale arbeidsverdeling, hoge Belgische loonkosten, maar óók hoge Belgische produktiviteit, en politieke onstabiliteit in de derde wereld. Hij konkludeert ‘dat er een tendens bestaat om in België nog het produktie-apparaat op peil te houden... en eventuele ekspansieplannen voor andere landen te reserveren.’
Wat de kontrole van de multinationals betreft is Bohets van oordeel dat deze het doeltreffendst op het niveau van entiteiten zoals de Europese Ge-