Vigenon. Ook de gebruikte kollagetechniek wil zoveel mogelijk autentieke feiten en uit het leven gegrepen gebeurtenissen in het boek betrekken. Tussen 10 mei in Rosas, en 26 augustus in Baarle-aan-de-Leie wordt het hele pak verzamelde dokumenten, knipsels en foto's doorgenomen, terwijl Eleonore haar wedervaren nog eens op de taperekorder vastlegt. Jef Geeraerts heeft niet kunnen nalaten Eleonores memoires te retoucheren en haar tekst - in de veronderstelling dat die er ooit geweest is - flink gemanipuleerd kwa ideeën en stijl. Alleen een komparatief komputeronderzoek zou hier een beslissend oordeel kunnen vellen. Hoe dan ook, Eleonore wisselt, net als Jef Geeraerts, schitterende bladzijden vol levensvreugde af met triviale gemeenplaatsen, het instampen van open deuren, een soort literaire cafépraat. Wanneer ze afspreken beiden hun versie van de feiten te geven, zal Jef zich beperken tot het evoceren van de heerlijke nu-momenten, terwijl Eleonore inderdaad op de droeve tijd ingaat. In die zin zou Eleonore kunnen beschouwd worden als een alibi-ik van Geeraerts zelf, met het oog op het beschrijven van de nachtzijde van hun leven. Dat laat Jef toe, in zijn versie een Gangreen 1- achtige reeks heerlijkheden op de lezer los te laten. In dergelijke fascinerende kamp tegen de dood, dit uitzuigen van het leven tot de droesem, is Geeraerts op zijn best. Geeraerts kan opbouwen, niet afbreken. Hij kan feestelijk beschrijven, niet aanklagen. Zijn Dood in Bourgondië is in de beste gedeeltes een ‘Leven in Rosas’ geworden. De kollage is niet gewikt en gewogen, de auteur moest te snel werken, klaar zijn tegen de vervaldatum die zou toelaten het boek op de markt te brengen op de Boekenbeurs. De notities die Jef Geeraerts in een revanche-koorts nam tijdens de doktersbezoeken, het onderzoek, de operaties... werden te los verwerkt zonder zin voor struktuur. De auteur heeft zijn
wraakgevoelens - ‘dr. Rixen in de grond boren’ - niet kunnen kanalizeren, integreren, waardoor het boek-als-aanklacht zijn doel mist en alleen het boek over het boek - de nu-momenten - overeind blijven. Dood in Bourgondië kan niet ‘alle hypocrisie met bijtend zuur wegbranden’, daarvoor is het zelf te oneerlijk, niet genoeg doordacht, te haastig geschreven en te eenzijdig, zonder zelfkritiek. Het haastige van de kollage blijkt ekstra uit het ‘Postscriptum’, waarin de lezer een dubbel dessert opgediend krijgt: een beschrijving van de uiteindelijke ingreep van dr. Togo en wat bewijsmateriaal over het ongelijk van dr. Rixen aan de hand van telefoongesprekken en interviews met andere gynekologen. Ofwel zijn deze beide stukken noodzakelijk voor het boek en dan moesten ze erin verwerkt worden, ofwel zijn ze niet noodzakelijk, en dan hebben ze geen reden van bestaan.
Gelukkig zijn er weer die vitale passages die dromen van een zuiver leven, rein als dieren, maar veredeld door muziek en literatuur. Opnieuw in Rosas, na het avontuur, kan hij schrijven: ‘De vervreemding is stilaan geweken zonder te hoeven forceren. Grote rust is in de plaats gekomen. Door middel van sensuele hobo-, blokfluit-, dwarsfluitmuziek, samen praten, van de zon genieten, fijne gerechten klaarmaken, nieuwe cocktails kreëren, aandachtig de goede momenten inhaken in de geborgenheid van het huis, de rotsmuren, de terrassen, balkons, gewelven, zuilen, trappen, tuinen’. Dan is de wereld voor hen alleen. Dan heerst de euforie, die de doodsangst moet overwinnen. Het zelfgeschapen paradijs beleven als de maringouins, hagedissen en gekko's uit hun schuilplaatsen komen, dan dineren bij kaarslicht en luisteren naar motetten van Schütz. Daarna ‘madly in love again’. Na hun wedervaren, na de adem van de dood, hebben ze immers gezworen ‘samen van elk moment zoveel mogelijk te genieten, bewust, systematisch, exclusief, egocentrisch, tot elke prijs’. In iedere paring de dood overwinnen, ijlen door de tijd. Als jonge goden drinken ze het leven.
Jef Geeraerts heeft een ambigu boek geschreven, dat meeslepende, sterk bewustmakende passages bevat over het volle leven tegen de dood, maar dat als geheel overkomt als een ongearticuleerde aanklacht, die luidschreeuwend, zeker van het eigen gelijk, en daardoor inautentisch op ons afkomt.
Hugo Bousset.
Jef Geeraerts, Dood in Bourgondië, Manteau, Brussel / Den Haag, 1976, 226 blz, gmp 117.