Vergeten straat als filmscenario.
Het lijkt erop alsof de Boon-studie langzaam op gang komt. Nadat in de jaren zestig het tijdschrift Komma in de vorm van een boekaflevering Louis Paul Boon de literaire erkenning verleende waarop de in Vlaanderen al te lang miskende en vaak verguisde auteur recht had, verschenen in allerlei tijdschriften bijdragen die een of ander aspekt van zijn omvangrijk oeuvre belichtten. In 1974 verscheen een eerste aparte studie, Het perspectief in Menuet, van Hannemieke Postma-Nelemans. En onlangs publiceerde Paul de Wispelaere, die een van de medewerkers was aan het hierboven genoemde Komma-nummer, een uitvoerig essay Louis Paul Boon, tedere anarchist, een analyse van Boons Vergeten Straat. De Wispelaeres studie, die als ondertitel Omtrent het utopia in Vergeten straat meekrijgt, brengt in de eerste plaats een strikt wetenschappelijke analyse van de struktuurelementen in Boons roman. Daarnaast gaat de essayist nader in op de meer inhoudelijke aspekten van de roroman, door Boon ten onrechte een ‘utopie’ genoemd. Hij tracht tot een definitie te komen van Boons wereldbeeld als schrijversfiguur. Tevens onderzoekt hij in hoeverre de anarchistische ideeën die de hoofdfiguren bezielen overeenkomen met die van historische anarchisten als Fourier, Bakounin, Kropotkin, e.a. In een bondig slothoofdstukje omschrijft hij tenslotte de funktie van Boons ironie.
Vergeten straat onderscheidt zich van alle andere utopieën in de eerste plaats omdat de straat als ideale samenleving niet buiten de aktuele tijd en ruimte gesitueerd is. Daarenboven staat in tegenstelling met de klassieke utopie de konfliktsituatie tussen werkelijkheid en fantasie (i.c. utopie) centraal. De opbouw van de nieuwe maatschappij enerzijds en de onmogelijkheid ervan anderzijds vormen de twee antitetische motieven waardoorvolgens De Wispelaere de onmiskenbare eenheid van vorm en inhoud wordt bepaald. Het aantonen van de organische samenhang tussen vormelementen en tematische aspekten is wat de essayist met zijn studie beoogt. De briljante manier waarop de essayist de struktuur van
Vergeten straat ontleed, maakt zijn analyse tot een model van wetenschappelijke literatuurstudie. Achtereenvolgens bespreekt hij o.m. de episodische struktuur, de spreeksituatie waarin ‘ge’ een sleutelpositie inneemt, het standpunt van de verteller, de distantiërende ironie, het gebruik van het presens en de cirkelstruktuur. De vertelsituatie in
Vergeten straat kent een dubbel standpunt: nu eens ‘kijkt’ de verteller toe, dan weer ‘weet’ hij meer dan hij ziet, waardoor hij met een vaak ironisch getint kommentaar van het gebeuren afstand neemt. Paul de Wispelaere beklemtoont het filmische aspekt van de ‘kijksituatie’ bij het romanbegin: ‘De indruk is die van een beginnende film, die door een verteller-stem wordt begeleid: vanuit een panoramische opstelling wordt het aanvankelijk globale straatbeeld, als kader van de aktie, langzaam dichterbij gehaald, toont een eerste groepje personages (de spelende kinderen en de oude Sadeleer) in middelgroot plan, om in halve close-up uit te monden bij het huis waarin de kleine Roza opgesloten zit. Zo zouden eigenlijk ook alle verdere taferelen van de roman kunnen worden opgevat als sekwenties van een scenario,
en zou de hele verhaalsituatie met filmtechnische termen kunnen worden omschreven’ (p. 16). In dit verband
Louis Paul Boon.
verwijs ik naar mijn bijdrage in een vorig nummer van
Ons Erfdeel (jg. 18, nr. 1, jan.-febr. '75),
L.P. Boon: Ik moest het gefilmd hebben waarin ik de relatie van Boon tot het filmmedium zowel op inhoudelijk als op stilistisch vlak aanstipte. De door De Wispelaere gemaakte vergelijking van de verteller met een kameraman komt beslist niet onverwacht voor wie weet dat Boon een groot deel van zijn werk aanvankelijk als filmscenario koncipieerde. In een persoonlijk schrijven (Erembodegem, 24-3-1974) meldde de auteur me letterlijk: ‘Zo is
Vergeten straat in feite als een filmscenario opgevat’, Vandaar ook de O.T.T., die nu eenmaal de tijd van de film is. De Wispelaere verklaart dit presens door het feit dat Boons verteller terzelfdertijd de romanwereld ontwerpt en voorstelt. Soms geschiedt daarnaast het vertellen vanuit het standpunt van een van de personages: naast het ‘kijken naar’ is er het ‘kijken met’. Het onderscheid hoofdpersonages-sekundaire personages hangt hier grotendeels mee samen omdat de hoofdpersonen meer van binnen dan van buiten af beschreven worden, waardoor hun stem soms samenvalt met deze van de verteller. De Wispelaere ziet