naal Vlaams perspektief! En dat terwijl de auteur langdurig verwijlde bij de Franse invloeden op de Belgische omwenteling van 1830.
Als hij op blz. 177 schrijft: ‘Maar hoe het ook zij, het rechtstreekse aandeel van Vlaanderen aan het buitenlandse beleid bleef zeer onbeduidend’, dan kan het pure willekeur lijken dat hij precies voor dat onderwerp zo'n groot hoofdstuk en zo'n belangrijke plaatsruimte vrijhield. En toch is dit het boeiendste hoofdstuk geworden. Het gedeelte Vlaanderen en de partijen, in het biezonder het besluit is dan weer een weinig overtuigende afronding van deze drie boekdelen.
Het is duidelijk dat men de tekst niet los mag zien van het illustratiemateriaal. En dit is allervoortreffelijkst, biezonder overvloedig (533 nummers in het derde deel) en vaak origineel.
Deel 10 (1973) is gewijd aan letterkunde (B.F. Van Vlierden), toneel (Carlos Tindemans), muziek (Fr. Van den Bremt en A. Vander Linden), koncertleven (J. Cosaert), opera (R. Verbruggen), dans en ballet (Piet Deses), kreatieve fotografie (K. Van Deuren) en film (Joz Van Liempt). Een soort van kompendium dus van wat op het terrein van schone (min plastische) kunsten gepresteerd is in Vlaanderen. Men heeft geen moeite om zich bjj voorbaat voor te stellen hoe dit allemaal in een beknopte vorm gegoten is. Het is meer dan goed als B. Kemp (B.F. Van Vlierden) bijv. naast het adjektieven gooien naar namen, nog plaats vindt voor goede situeringen. Neem er het degelijke illustratiemateriaal bij en men kan vaststellen dat het rezultaat nog zo mis niet is. En de 35 p. die C. Tindemans toegemeten kreeg om over toneel te schrijven zijn het lezen overwaard, met hun puntige schrijftrant en die kritische maar niet vernietigende kijk op het hedendaagse toneelgebeuren.
Aan de geschiedenis van wetenschap en wetenschapsbeoefening in Vlaanderen is een kompleet 12e deel (1974) voorbehouden. De stof is kronologisch ingedeeld in vier onderdelen: Middeleeuwen (Albert Derolez), Renaissancistisch-humanistische periode (Marcel A. Nauwelaerts), de zeventiende en achttiende eeuw, de 19e en 20e eeuw (beide laatste onderdelen van de hand van R.A. Blondeau). Deze laatste, schrijver van een belangrijke en hier eertijds besproken monografie heeft hier een indrukwekkend kompilatiewerk op zich genomen. Het rezultaat is een vlot leesbare sinteze geworden, waarin de mens met zijn omgeving en de tijdsgeest nooit vergeten is. Zo is ook telkens het verband gelegd tussen Vlaamse Beweging en wetenschapsbeoefening.
Onder de titel Vlaamse figuren gaan twee delen schuil. In deel 13 (1976) gaat het om beroemdheden vanaf de Middeleeuwen tot in de 19e eeuw. In deel 14 (1976) zijn uitsluitend figuren uit de 20e eeuw samengebracht. De redaktie vond het blijkbaar niet nodig (of vond zij het onmogelijk?) aan dit gedeelte een verantwoording mee te geven. We kunnen niettemin raden dat het de bedoeling was een grote variatie aan mensen die op artistiek, kultureel, wetenschappelijk of politiek gebied aan betekenis hebben gehad, voor te stellen. Een serie van namen die niet door het nageslacht vergeten mogen worden. Niemand zal het boek opzij leggen zonder herkenningspunten. kijk maar naar enkele namen: Antoon Spinoy naast Reimond Tollenaere, Jozef Cardijn naast Frits van den Berghe, August van Cauwelaert naast Gustaaf Sap, Dom Modest van Assche naast Leon Bekaert, enz. Figuren uit de Vlaamse Beweging, meer bepaald uit het Vlaams nationalisme, zijn zeker niet ondervertegenwoordigd.
In welke mate had de redaktie de hand in beide delen? Van de vele medewerkers zijn er onvermijdelijk een aantal die ontsnappen aan de opgelegde normen en bovendien garanderen de best geformuleerde normen daarom nog geen gelijkvormigheid of kwaliteit. Zo ruikt het stuk over Prosper Poullet lichtjes naar de mottebollen, terwijl schetsen van Louis Franck (René Victor) of Hans Van Werveke (Walter Prevenier) uitmunten door een zakelijkheid die de simpatie niet uitsluit. Zo was het een vergissing de tekst over E. Anseele sr. onder deze vorm op te nemen, als men ziet wat M. Claeys-Van Haegendoren maakte over Herman Vos en Hendrik De Man. Voor een keer dient ook aangestipt te worden dat het illustratiemateriaal van deel 14 niet altijd zo ideaal is als in de overige delen. Een karikatuur, een kranteartikel, een pamflet, een tekst ‘over’, waren interessanter geweest als foto's van H. De Man of G. Sap of E. Van Dievoet op diverse leeftijden.
Intussen zijn belangrijker delen verschenen, zoals De Vlaamse Beweging I van 1830 tot 1914 (deel 4), (1974), en De Vlaamse Beweging II, van 1914 tot 1940 (deel 5), (1975), beide van de hand van A.W. Willemsen (zie de recensies van L. Wils in O.E., 17/5 1974, p. 789-793 en O.E., 18/5, p. 793-794) en moeten nog zes delen verschijnen. De voorlopige balans is pozitief.
Erik Vandewalle.
Twintig Eeuwen Vlaanderen, delen 2 (1972), 3 (1973), 10 (1973), 12 (1974), 13 (1976) en 14 (1976; onder hoofdredaktie van M. Lamberty, R. Van Roosbroeck, M. Vandekerckhove, K. Van Isacker, L. Roppe, A.W. Willemsen; bureauredaktie: Frans Van der Auwera en Marcel Beerten; uitgeverij Heideland-Orbis, B-3500 Hasselt; prijs: 1.095 fr. per deel; elk deel telt ruim 400 blz. en bevat overvloedige zwartwit en kleurenillustraties.