herhaalt dat die vernieuwing dringend is, ‘want morgen is er al’. Het is een duidelijk profetisch geschrift, dat daarenboven tot vertrouwen oproept, want sommige tekenen van vernieuwing zijn er al en de auteur roept zijn lezers op om ze te onderkennen en ze duidelijker uit te tekenen.
We beleven het einde van een kristelijk ‘kollektief bewustzijn’, een onmiskenbaar pluralisme is binnen de muren van de Kerk - als men nog van muren mag spreken - aanwezig, meer nog in de etische - dan in de pure geloofsproblematiek. Dat leidt tot een soort van identiteitsverlies, waar men voorlopig moeilijk schijnt onderuit te komen. De auteur schetst dit moeizame proces op de doordringende wijze, hem eigen. Dit zoeken naar een nieuwe identiteit zal steeds meer persoonlijke opgave worden voor steeds meer christenen. Met Karl Rahner weet hij ‘dat de Kerk er slechts zal zijn in zover ze steeds nieuw wordt door de vrije geloofsbeslissing en gemeentevorming van enkelingen in een niet meer a priori kristelijk gestempelde profane samenleving’ (p. 25).
Van enorm belang in dit opzicht is de groepsvorming, groter dan het kerngezin van drie of vier leden, niet veel groter dan twintig à veertig, samenkomend zoals de eerste kristenen ‘in een of ander huis’ (Hand. 2, 46) om de toekomst voor te bereiden, want ‘wellicht staan wij in Vlaanderen, na meer dan 1500 jaar kristendom, nog maar aan het begin van wat Jezus bedoelde met het Rijk Gods’ (p. 11).
In een reeks kleine en steeds vlot leesbare hoofdstukken onderzoekt Kerkhofs dan een aantal aspekten van het vernieuwingsproces: de vrouw-man-verhouding in de kristelijke gemeenschappen, de decentralisatie en het medezeggenschap in de Kerk, de rol van de volksreligie, de liturgische vernieuwing, de pastoraal van de eenzamen in de grootstad, de houding tegenover ‘diegenen die anders denken’, de verantwoordelijkheid van de kristen bij het bewoonbaar maken van onze wereld, enz... Het beperkt zich niet tot vrijblijvende beschouwingen; het boek bevat een aantal konkrete suggesties, die voortdurend de man van de praxis verraden. Men kan verwijzen naar het pleidooi voor een nieuwe volksreligie, die inspeelt op wat velen nog verlangen: dat een aantal sterke momenten van het menselijk leven religieus moeten gevierd worden. Gebruiken bij een verjaardag, bij pensionering, de heilsbetekenis van een aantal chansons, ook bedevaarten: zoveel kan gebruikt worden om de evangelische boodschap te laten horen aan mensen, die niet meer traditioneel kerkelijk zijn (pp. 101-107). Een andere waardevolle suggestie vinden we op p. 155: de auteur is realistisch, wanneer hij laat opmerken dat weinig mensen nog bereid zijn zich voor het leven te engageren (men leeft ook langer dan vroeger!): zou men bijv. niet moeten zorgen dat missionarissen, priesters en leken, die zich voor 5 of 10 jaar willen inzetten, bij hun terugkeer een levende basisgemeenschap vinden, waarop zij kunnen terugvallen?
Dit bij wijze van voorbeeld. Om er attent op te maken dat een Kerk van kleine groepen in de ogen van Kerkhofs helemaal geen elite-kerk hoeft te zijn. Ze wil alleen uit het keurslijf van het sociologisch katolicisme losbreken.
Tenslotte willen we nog even de aandacht vestigen op de uiteenzetting over het pluralisme in de Kerk (pp. 41-47). De pluriformiteit wordt niet alleen gekonstateerd, maar ook gewaardeerd. Meestal heeft men in de geschiedenis van de kerk het centrale en onaantastbare geloofsgegeven niet voldoende van allerlei randverschijnselen onderscheiden: niet-vergelijkbare dingen werden met dezelfde onverbiddelijkheid geürgeerd. Aan etische stellingname werd vaak ten onrechte vanuit het Evangelie eeuwigheidswaarde verleend. Nu is men tot het besef gekomen dat verscheidenheid niet noodzakelijk de eenheid in het gedrang brengt, maar vaak verrijkend kan werken. Niettemin echter zijn er aan het pluralisme duidelijke grenzen en Kerkhofs zet dit terecht in volle evidentie. Een pluralistische Kerk dient een evangelische Kerk te blijven. Met een aantal basiswaarheden en evangelische oproepen is eenvoudig geen kompromis te sluiten. De auteur somt er een aantal op: wellicht is hier niet naar volledigheid gestreeft, maar men had toch graag het Verrijzenis-gegeven vermeld gezien.
Het centrale geloofsgegeven moet in verdraagzaamheid, maar ook in alle duidelijkheid gepredikt worden. Hier is geen aanpassing mogelijk: ‘het evangelie toont ons een zeer open, maar zeer partijdige Jezus’ (p. 55).
Vrijmoedigheid en openheid: grondkentrekken van het evangelisch Woord. Ook van het Woord dat hier wordt gesproken. Het is een bewogen én een nuttig boek en het zou verkeerd zijn de verdiensten van de auteur voor de Kerk in Vlaanderen te onderschatten.
Guido Maertens.
Kerkhofs Jan, Morgen is er al, Blauwdruk voor een alternatieve Kerk in Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 1976, 160 blz.