K. Langvik-Johannessen.
eigen land. Zo publiceerde hij daar in 1975, samen met Hans Henrik Holm,
Frå Borg og Torg Solum Forlag A.S.), een boek over het toneel in de Middeleeuwse Nederlanden. De professor schreef de (zeer heldere) inleiding, de dichter was verantwoordelijk voor de vertaling van de geselekteerde teksten, en het werd een boek dat geheel terecht op de steun van het Belgisch Ministerie van Nederlandse Kultuur kon rekenen.
De wordingsgeschiedenis van dit gezamenlijk werk is iets bijzonders. Dichter en professor leerden elkaar kennen tijdens de oorlog en al bijna even lang geleden beslisten ze samen een bundel Middelnederlands toneel te publiceren. Hans Henrik Holm is een groot, zij het in zijn land nog altijd omstreden dichter, wiens debuutwerk Jonsoknatt Midzomernacht - 1933) het begin betekende van een oeuvre dat Langvik-Johannessen noemt ‘een visionair, universeel dichtwerk, uniek in onze literatuur, en wellicht in de wereldliteratuur’. Hij typeert de dichter verder in de volgende bewoordingen:
‘H.H.H. woonde zijn leven lang in Oslo, in de Karl Johansgate, Holm-gården, waar zijn grootvader en vader (hoedenmakers) hun hoedenzaak hadden. De zaak werd een paar jaar geleden ontbonden, maar Holm woont nog in zijn artistiek ingerichte zolderwoning. In zijn jeugd was hij een tijd lang in Setesdal, de meest geïsoleerde streek van Noorwegen, waar ook de taal zeer archaïsch is. Hier leerde hij de volkstaal, die in feite tot vroegere tijden behoorde, en drong tot diep in de volksziel door. Hier ligt de sleutel zowel tot zijn werk als tot zijn taal. Zijn taal is geen “setesdalsk”, maar een literaire kunsttaal die mede onder de invloed staat van het “setesdalsk”. Men zou het enigszins kunnen vergelijken met de taal van Guido Gezelle. Men zou ook kunnen zeggen: een zeer archaïsch nynorsk. Maar met vele nieuwe woordscheppingen en nieuwe woordsamenstellingen’.
De dichter kent echter geen Nederlands (spreekt overigens geen enkele vreemde taal) en daarom vertaalde prof. Langvik-Johannessen zo trouw en zo letterlijk mogelijk ieder vers van de gekozen toneelstukken of fragmenten. H.H. Holm heeft het geheel daarna in zijn eigen stijl en taal herdicht. In de Noorse recensies wordt juist die taal van Holm als zeer geschikt voor de Middeleeuwse spelen beschouwd.
De heldere inleiding van Langvik-Johannessen zal van haar kant dienst doen als basis voor de behandeling van de betrokken periode in de Nederlandse literatuurgeschiedenis die hij bijna persklaar heeft. Dat is zonder meer veelbelovend.
Jan Deloof.