middelde Nederlandse akteur en aktrice hun spelkreaties sterk aangedikte lijnen te geven. Als ze bij voorbeeld ‘gewoon’ willen zijn, dan zijn ze zo allergewoonst gewoon, dat ze bizar worden. Zelfs een Ton van Duinhoven, toch een akteur met een rijk geschakeerd ekspressievermogen dat hij meestal uitstekend binnen de grenzen van een uitgekiend understatement weet te houden, heeft er bijv. in zijn Pinkelman-kreatie niet steeds aan weten te ontkomen. Laat staan figuren (in V.d. M's film) als een Brozius, een Herfst of een Goudsmit. Van der Meulen zou dit als aansporing moeten nemen om in zijn volgende films uitsluitend met kinderen als spelersmateriaal te gaan werken. De belangrijkste film, die Nederland aan het einde van het jaar te zien heeft gekregen is de film geweest, die Frans Zwartjes gemaakt heeft op het stramien van: de wisselende Ik-fasen bij een jonge vrouw, die de scheidslijn tussen haar werkelijk lichamelijk en psychisch bestaan en een verbeeld bestaan als aktrice niet goed meer weet te onderkennen. De film draagt, zoals hiervoor al is opgemerkt, de titel It's Me. De vrouw met wie Frans Zwartjes zijn intriguerend spel van onzekerheden heeft gespeeld is Willeke van Ammelrooy.
In zekere zin is Zwartjes' film een ‘film van een portret’, namelijk een film van de beeltenis, die de vrouw zowel in zichzelf (bij bepeinzing van haar situatie) als tegenover zich (in een spiegel) ziet.
Een toevalligheid - voor zover er toevalligheid bestaat - is, dat er in de tijd, dat Zwartjes' film is gepresenteerd er meer films van portretten zijn vertoond. Ik zeg met opzet films van, niet over portretten. Een film over portretten is een film die, zoals de bekende films over schilderijen, architektuur of beeldhouwkunst, vooral registrerende informatie geeft. In een film van portretten verdwijnt het portret als portret en treedt nadrukkelijk het model (de mens) op de voorgrond.
Bij de eerste vertoningen van It's Me - de vertoningsduur van de film loopt rond een uur - heeft er een film meegelopen, die aangemerkt kan worden als een poging tot het maken van een film van portretten. Het is de film Review van de fotograaf Paul de Nooijer.
De film is bedoeld als een terugzien op eigen fotografisch werk. Dat terugzien heeft de inslag van een getemperde ironie. Die ironie koncentreert zich op de idee van het vertoon van zich-zelf voor een kamera-oog. Niet het bewegende, maar het loerende. Via bepaalde truktechnieken wekt Nooijer de indruk, dat het beeld, zoals het voor de fotokamera is ontstaan, een spel speelt, zowel met die kamera als met zichzelf. In het begin volg je dat spel met grote geboeidheid. Maar omdat er te vaak en vooral ook te nadrukkelijk sprake is van herhalingen, stompt op de duur je belangstelling af en treedt er een gevoel van verveling op. De film van een portret gaat het karakter krijgen van het (onvermoeibaar ééndere) portret van een film.
Belangwekkender als film van portretten is De gevoelige plaat, gemaakt door Kees Hin, K. Schippers en Jan Wouter van Reijen, die alle drie op eigen wijze een taak aan de film hebben vervuld. Hin en Schippers samen als bedenkers van het scenario, Hin als regisseur, in nauwe samenwerking met de kameraman van Reijen. Het klinkt misschien wat komisch: regisseur van een film van louter portretten. Maar weet je waar de film over gaat, dan kan het werk aan de film niet uitsluitend met de term montage worden aangeduid, maar is er ook kennelijk sprake van een regie. Een dramatische regie, om met Hin zelf te spreken.
De geschiedenis is, kort samengevat,
Willeke van Ammelrooy in ‘It's Me’.
als volgt verlopen. Kees Hin ontdekte enkele jaren geleden ‘bij toeval’, een archief van niet minder dan 150.000 glasplaten - het archief van de portretfotografen J. Merkelbach en zijn dochter Mies. Wat tijd betreft omvatte het archief een periode van ruim vijftig jaar, van 1913, het jaar waarop Merkelbach zijn atelier in Amsterdam vestigde, tot 1969, toen Mies Merkelbach dat atelier sloot. Het archief was ter beschikking gesteld van de stad Amsterdam. Die gemeente deponeerde het in een oude fabriek; een bedroevend onderkomen. De dakbescherming was voos, zodat er ‘water bij de platen’ kon komen.
‘Bij elke regenbui werden de gezichten meer aangetast. Van anonieme Amsterdammers of van andere personen, die op een bepaald tijdstip om de een of andere reden in Amsterdam aanwezig waren. (...) En ik dacht: een film die louter bestaat uit fotoportretten. Juist door die vorm zou je een prachtig beeld van een epoche kunnen krijgen. Merkelbach fotografeerde in 1913 niet anders dan in 1942, Mies Merkelbachs persoonlijke stijl paste bij die van haar vader.