Worden kleine teaters groot?
Van september 1976 af is de teatertopografie in Vlaanderen er weer anders gaan uitzien. Bij de zogenaamde ‘kleine teaters’, al dan niet gesubsidieerde, geheel of gedeeltelijk professionele, niet-officiële teaters, zijn een paar opvallende verschijnselen waar te nemen.
Op 1 januari 1976 werd het dekreet van kracht waardoor de subsidiëring voor de Nederlandstalige professionele toneelkunst in België werd geregeld. Op basis van dit dekreet zijn bepaalde kleine teaters aan uitbreiding gaan doen. Het dekreet erkent vier kategoriën ‘instellingen voor toneelkunst’, en schrijft voor elk een aantal bepalingen en beperkingen voor, die op z'n minst aanvechtbaar zijn. Eksperimenteel- en vormingstoneel zo maar op één noemer plaatsen lijkt al verdacht en van een eksperimenteel werkend gezelschap tenminste vijfenzeventig vertoningen per seizoen eisen, geeft blijk van weinig realiteitszin. Bijzonder interessant in het dekreet is echter dat het Rijk voor de wedden van de beroepsmensen belooft in te staan.
Omdat de meeste kleine teaters reeds lang van hun oorspronkelijke principes zijn afgeweken en in feite ‘kleine grote teaters’ werden, is de ekspantiedrift niet zo verwonderlijk en in se geen kwade zaak, op voorwaarde dat kwaliteit, zowel naar inhoud als naar vorm, primeert. Dit laatste is helaas niet overal het geval. In diskussies wordt door teater-direkties graag geargumenteerd met het aantal opvoeringen, maar wordt nooit gerept over het artistieke peil of over de sociologische impakt op het publiek.
Konkreet gezien komt het hierop neer, dat enkele kleine teaters gewoon op hun standplaats blijven en ook in de terminologie van het dekreet ‘kamergezelschap’ zijn.
Dit is het geval met o.a. de Korrekelder (Brugge), Vertikaal (Gentbrugge), EWT-Deurne, Het NET-Gent (het vroegere Arca).
Andere kleine teaters hebben vérstrekkende wijzigingen ondergaan. Het Brussels Kamertoneel is opgeheven en de initialen BKT betekenen nu Brabants Kollektief voor Teaterprojekten. Dit is een samengaan van het Brussels Kamertoneel, Toka-Leuven en De Kleine Komedie. Het Nieuwe Teater, geleid door Paul Ricour, Rob Seijffer (dramaturg) e.a., bespeelt geregeld de Studio in het Paleis voor Schone Kunsten. Er worden echter vooral reisvoorstellingen beoogd.
Als openingsstuk van zijn eerste seizoen bracht het BKT, in de speciaal omgebouwde Workshop aan de Navezstraat in Brussel, het suksesvolle volksstuk Kasimir en Karoline van de Duits-Hongaarse toneelschrijver en prozaist Odön von Horvàth (1901-1938), naar de vorm een geslaagde kombinatie van feest en spektakel, naar de inhoud een schrijnend verslag over een teloorgaande liefde tijdens de ekonomische krisis van de jaren dertig in Duitsland. Het was onmogelijk om met Kasimir en Karoline op reis te gaan, alleen al omwille van de uitgebreide scenografie, maar ook omwille van het buitengewoon groot aantal spelers, figuranten, muzikanten en akrobaten. Nochtans ligt het in de bedoeling van het BKT aan toneelspreiding te doen, zonder daarin het eksperiment volledig uit te schakelen. Met Emballage Kadoo, een groepsprojekt, gegroeid onder leiding van spelpedagoge