De opdracht van de werkgroep.
In al die jaren is er op het gebied van de taal en letterkunde wel heel wat gebeurd. Verschillende instellingen hebben, naast de Gemengde Kommissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands kultureel verdrag en haar subkommissies, in de achter ons liggende tijd nuttig en vaak baanbrekend werk verricht.
In dit verband kunnen o.a. worden genoemd het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden, een instelling die door beide landen wordt gesubsidieerd en waarin deskundigen uit beide landen samenwerken; de Stichting voor Vertalingen en de spellingkommissies. Reeds in 1951 had de bestaande Nederlands-Vlaamse samenwerking op het gebied van de letterkunde gestalte gekregen in de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren, die sedertdien elk jaar bijeen is geweest.
Evenwel, hoe belangrijk en waardevol de aktiviteiten van deze organisatie en instellingen ook mogen zijn, toch is het duidelijk dat de onderlinge samenhang ontbreekt met name ook op het terrein van de Nederlandse taal en letteren, waarop een kulturele integratie van Nederland en Vlaanderen in de eerste plaats gestalte zal moeten krijgen. Enerzijds dreigt het gevaar van overlapping, anderzijds is het zeker dat er ernstige leemten bestaan. Er is geen enkele instelling die het terrein in zijn geheel overziet. De behoefte aan een dergelijke centrale instantie deed en doet zich steeds sterker gevoelen in het Nederlands taalgebied. Een gemeenschappelijk regeringsbeleid inzake taalontwikkeling ontbreekt volledig.
Intussen had zich in België een belangrijke ontwikkeling voltrokken, die uitmondde in de grondwetswijziging van 1971. Deze gaf gestalte aan de kulturele autonomie van de afzonderlijke kuituurgemeenschappen in België, o.m. door de instelling van de ‘Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap’ en de ‘Cultuurraad voor de Franse Cultuurgemeenschap’.
De kulturele autonomie van de afzonderlijke taalgemeenschappen in België geeft ongetwijfeld nieuwe en tot dusver ongekende mogelijkheden aan het streven naar een kulturele integratie van het Nederlandse taalgebied.
Tot de instelling van deze werkgroep hebben de ministers van onderwijs en van kultuur in beide landen besloten ‘omdat zij gezamenlijk na een 30 jaar lange samenwerking tussen beide landen tot de bevinding gekomen zijn dat deze samenwerking nieuwe wegen moet gaan bewandelen’, aldus minister R. De Backer-Van Ocken in haar installatierede.
Gekozen is voor een fundamentele aanpak op het kerngebied van de kulturele integratie van Noord en Zuid: de Nederlandse taal en letteren; hier moet de hoogste prioriteit gelegd worden. Wel dienen de te kiezen oplossingen ruime openingen te bieden naar andere terreinen van kulturele samenwerking en integratie.
Een en ander vindt men terug in het mandaat van de werkgroep; deze kreeg tot opdracht een konkreet en gedetailleerd voorstel te ontwerpen voor een tussen België en Nederland op te richten gemeenschappelijk orgaan van advies en samenwerking op het gebied van de Nederlandse taal en letterkunde, de taakomschrijving en de bevoegdheden van een zodanig orgaan, de juridische status, zijn relaties tot overheden en derden, de benodigde financiële en personele middelen.
Het werkterrein van het op te richten orgaan van samenwerking en advies moest, volgens de Ministers, breed opgevat worden. Het gaat om de taal als instrument van het maatschappelijk verkeer, zonder uitsluiting van de wetenschappelijke en