Ons Erfdeel. Jaargang 19
(1976)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNovellen in vertaling.Is in de geschiedenis van de vertalingen uit het Nederlands de era van de poëziebloemlezingen voorbij, om plaats te maken voor de era van de novellenbundels? Er is enige aanleiding om het te geloven, omdat de laatste maanden verschillende bloemlezingen novellen en verhalen het licht zagen.
Er is vooreerst een mooi initiatief van de Groupe du Roman, die hun negende aflevering in de reeks Les Cahiers du GroupeGa naar eind(1) gewijd hebben aan Vlaamse kortkunst. Hun werkwijze is bijzonder origineel: ieder lid van de groep heeft een verhaal geselekteerd en uit het Nederlands vertaald. Er werd daarbij gestreefd naar een keuze van reeds gevestigde auteurs, maar zonder werk op te nemen van wat ze noemen ‘les grands aînés à la gloire consacrée’. Ik houd wel van die formule, die alle gebruiken en tradities doorbreekt en waarvan het resultaat nauwelijks te voorspellen is. Hier is er dus helemaal geen sprake van representativiteit, in de trant van ‘de tien beste Vlaamse verhalen van... tot...’ Het is gewoon een willekeurige greep uit een overvloed aan materiaal, die verder geen rechtvaardiging behoeft. Tenslotte zijn er maar negen vertalingen uit de bus gekomen, door het overlijden van Hélène Beer, tiende lid van de groep, die Piet van Akens Tango voor Accordeon gekozen kad, maar de vertaling niet heeft kunnen voltooien. Even een blik op de inhoudstafel:
Ik heb alle namen van de vertalers vermeld, opdat iedereen zou kunnen vaststellen dat er ook voor bekendmaking en bemiddelingswerk in de omgekeerde richting nog heel veel zou moeten gebeuren. Wie kent in Nederland of Vlaanderen immers La Traque van Robert Montal (bekroond met de Hubert Krainsprijs), Oslo au mois d'août van Marianne Pierson-Piérard of L'insomnie van Michel Mouligneau?
Voor de volledigheid vermeld ik nog even dat Piet Vermeylen zorgde voor een korte inleiding en dat voor elk auteur een korte bio-bibliografische nota opgenomen werd, die wel iets vollediger had mogen zijn. (Bij Boon ontbreekt bijv. De Kapellekensbaan, bij Ruyslinck Het Reservaat).
Intussen heeft de lezer stellig gemerkt dat alleen Vlamingen opgenomen werden. Dat wordt ons in Polen flink betaald gezet. In de bloemlezing z kraju Zło tego LwaGa naar eind(2) komen namelijk alleen Noordnederlanders voor. Het is een interessant boek geworden, met 21 verhalen van 21 auteurs en een vrij uitvoerige toelichting over iedere schrijver. De Poolse lezer kan hier werk vinden van (in alfabetische volgorde vermeld). A. Alberts, H. ten | ||||||||||||||||||
[pagina 790]
| ||||||||||||||||||
Berge, J.M.A. Biesheuvel, A. Blaman, R. Campert, L. Couperus, C. Debrot, M. Dermoût, J. Hamelink, H. Heeresma, W.F. Hermans, A. Koolhaas, H. Mulisch, E. du Perron, G. Reve, K. Simhoffer, J.J. Slauerhoff, J. Verstegen, S. Vestdijk, Th. de Vries, J. Wolkers. Kees Fens zorgde voor een inleiding die ik in het Pools niet kan lezen, zodat ik alleen kan vaststellen dat ze niet vol auteursnamen staat en dus vermoedelijk veeleer een globale indruk wil geven. In zover ik kan nagaan wijst hij ook nergens op de tweeledigheid van de hedendaagse Nederlandse literatuur.
Bert Decorte en Karel Jonckheere hebben het dan voor Spanje weer anders opgelost: er is daar een bloemlezing verhalen verschenen onder de titel Antologia de cuentos neerlandesesGa naar eind(3), Nederlandse verhalen dus, maar het zijn allemaal Vlaamse teksten... Alle vertalingen zijn van José Ferreras.
Ik moet hierbij iets kwijt: eens te meer is Karel Jonckheere, aan wiens dichterschap overigens niemand twijfelt, erin geslaagd hier als prozaïst een aantal bladzijden af te snoepen van een ander Vlaams auteur, die in dit gezelschap novellisten heel wat beter op zijn (of haar!) plaats zou zijn geweest. De lezer mag zelf een twintigtal namen invullen van schrijfsters of schrijvers die vóór Jonckheere geselekteerd hadden moeten worden.
Voor het overige is deze Antologia de cuentos neerlandeses een prijzenswaardig boek, keurig uitgegeven in zijn stofwikkel met dansende boeren van Bruegel. Er staan novellen in van (in de volgorde waarin ze in het boek voorkomen): F. de Pillecijn, R. Brulez, G. Walschap, M. Gijsen, W. Ruyslinck, L.P. Boon, K. Jonckheere, R. Berghen, J. Daisne, H. Lampo, P. van Aken, I. Michiels en J. Geeraerts.
Met die drie bundels zijn weer een aantal goede Nederlandstalige verhalen voor een groot, internationaal lezerspubliek beschikbaar gesteld. We kunnen dat natuurlijk alleen maar verwelkomen. Maar we moeten meteen toch vaststellen dat we in de wereld van de vertalingen kennelijk nog altijd even ver verwijderd zijn van duidelijke afspraken en vlotte samenwerking tussen Nederland en België. Quousque tandem? Jan Deloof |
|