strooid. Voor de eerste maal in de geschiedenis van het Festival van Vlaanderen kreeg Antwerpen dit jaar ook in het zomerpaneel een bescheiden plaatsje toegewezen. Het werden wel geteld vier manifestaties: één balletvoorstelling en - het wordt bijna des Guten zuviel - andermaal drie koncerten van oude muziek. Antwerpen is dus goed op weg om in Vlaanderen het Mekka te worden voor uitvoeringen van oude muziek. Waarom bijv. de indrukwekkende orkestfalanksen uit het buitenland, of de wereldvermaarde liedsterren, of de allerbeste strijkkwartetten, waarmee Gent, Brussel en Leuven zo graag pronken, Antwerpen niet kunnen of wellicht mogen aandoen, blijft voor ons nog altijd een duister raadsel. Mogelijk komt ook daarin volgend jaar een gunstige verandering en zal het Festival van Vlaanderen eindelijk het manna gelijkwaardig en even rijkelijk over alle Vlaamse steden uitdelen. Of... mogen niet alle steden uit dezelfde bron putten, en moet elk voor zich het maar zien te rooien? De diskrepantie in reklame en programmatie onder de verschillende festivalsteden (Tongeren, Brugge, Kortrijk, Gent, Mechelen, Leuven, Brussel, Antwerpen) komt de buitenstaander alleszins vreemd, onbegrijpelijk en zelfs verdacht voor. Wordt er inderdaad met twee maten gemeten?
In tegenstelling tot de profane lentekoncerten bood het septemberprogramma uitsluitend koncerten van religieuze muziek, uitgevoerd in drie van de mooiste kerkruimten uit de Scheldestad. Elk van de drie manifestaties had een specifiek programma en een karakteristieke uitvoeringspraktijk. Het geheel stond op een professioneel hoog niveau. Was er voor het eerste koncert een te bescheiden opkomst van het publiek, gaandeweg groeide de belangstelling en de laatste manifestatie werd onthaald op een barstensvolle kerk.
In Sint-Jakobs koncerteerde op 2 september The Clerkes of Oxenford o.l.v. David Wulstan. Dat ensemble werd in 1961 opgericht als een mannenkoor, maar evolueerde vrij vlug tot een gemengd vokaal ensemble met specifieke stemsoorten als contratenoren, treble en mean voices bij de vrouwenstemmen. Door de laatste twee stemtimbres - volgens het kommentaar in het programma typisch voor het ‘Tudor Choir’ - krijgt het ensemble een ietwat aparte klank in vergelijking met de traditionele gemengde koren. Inderdaad, al is het onderscheid niet zo revelerend als men het wil doen voorkomen, toch hebben de vrouwenstemmen van dat ensemble niet dat vlakke van een kinderstem noch het weekweelderige van een volwasen timbre. De kwaliteit ligt zowat tussen beide registers in; kwa stemplaatsing, ademtechniek, aanslag en frazering is er een zekere overeenkomst met de voordracht op een blaasinstrument.
Het ensemble had een programma samengesteld met bladzijden uit de Mozarabische ritus, de joodse eredienst, de dertiendeeeuwse codex de las Huelgas, cantigas uit de verzameling van Alfonso el Sabio en het renaissancerepertoire. De middeleeuwse partituren werden naar de geest en de gebruiken van die tijd in een wisselende vokaal-instrumentale solobezetting voorgesteld. De renaissancekomposities werden door het ganse ensemble vertolkt. Hoogtepunten van de avond waren het driekorige Ave Maris Stella van Joan Cererols en vooral de zesstemmige requiemmis van T.L. da Vittoria. Die uitvoeringen werden gekenmerkt door een verpuurde en veredelde zangstijl en een ongemeen gave homogeniteit van alle stemmen. Of dat nu de echte stijlgetrouwe verklanking is voor de Spaanse vurigheid van da Vittoria laten we hier in het midden. The Clerkes of Oxenford hebben in elk geval die renaissancewerken op een apollinisch verfijnde, a.h.w. vergeestelijkte wijze geïnterpreteerd; en dat is ongetwijfeld één van de vele mogelijkheden om die muziek op een fascinerende wijze bij de toehoorder over te brengen.
Het koncert van de Cantores in Ecclesia o.l.v. Michael Howard in de Sint-Andrieskerk op 9 september was aangekondigd als een programma met gregoriaanse muziek; vandaar wellicht de indrukwekkende belangstelling in deze prachtig gerestaureerde gotische kerk. De toehoorders kregen zelfs meer dan dat. Het gregoriaans was er, maar daarnaast ook heel wat polyfonie gebaseerd op gregoriaanse gezangen zoals de falsi bordoni van Guillaume Dufay. Puristen inzake oude uitvoeringspraktijk kunnen op de voordracht van de Cantores in Ecclesia kritiek afvuren. Voor de uitvoering van het gregoriaans had het ensemble zich niet laten leiden door de voorschriften van Solesmes, wel door de opvatting van de zgn ekwalisten, die het gregoriaans ietwat strakker en gelijkmatiger verklanken. In tegenstelling tot The Clerkes of Oxenford, die zoals gezegd een soort eterische koorklank benaderden, zongen de Cantores in Ecclesia hun zestiende-eeuwse polyfonie (o.a. de Missa Aeterna Christi manera van G.P. de Palestrina) veel aardser en met ekspressievere