Wat stelt daartegenover de heer H.F. Van Aal, minister van Franse kultuur voor de muziekakademies in Wallonië?
Zijn ministerie nam een reeks besluiten op 22 maart, besluiten die op 14 augustus (vakantieperiode) in het Staatsblad verschenen. Daaruit volgend citaat: ‘Artikel 1... De leergang notenleer die als volgt is samengesteld: lagere graad 1 jaar, middelbare graad 2 jaar, hogere graad 1 jaar, graad van uitmuntendheid 1 jaar. (Nvdr: idem als in Vlaanderen.) Een voorbereidende graad voor muziekinitiatie en lopend over twee jaar mag worden ingericht. Eveneens mag een verbeteringsgraad worden ingericht om de leerlingen voor te bereiden op de toelating tot de hogere leergang van het koninklijk konservatorium en lopend over twee jaar. Artikel 2... De leergang instrument voor de graad van uitmuntendheid behelst een leergang instrument-techniek en een leergang instrument-interpretatie. De leergang instrument van de hogere graad behelst eveneens een leergang-instrument-techniek en een leergang instrumentinterpretatie voor de leerling ingeschreven in de verbeteringsgraad notenleer. Beide leergangen instrumenttechniek en instrument-interpretatie worden toegewezen aan dezelfde titularis en worden gegeven overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 26 maart 1954 naar rato van een half uur per week en per leerling. Dezelfde schikkingen zijn eveneens toepasselijk op de leergangen zang en voordrachtkunst...’.
Of samengevat: de notenleerstudie die traditioneel over vijf jaar liep, mag uitgebreid worden tot negen jaar; vanaf de hogere graad krijgen de leerlingen, en dus ook de leraars, recht op 1 uur les per week in plaats van het gebruikelijke halfuur. Van bezuinigingsmaatregelen is hier dus zeker geen spraak, de uitbreiding van kursussen en lesuren wordt integendeel nog in de hand gewerkt. Bedenkingen omtrent deze negen jaar notenleerkursus als voorbereiding op de uiteindelijke notenleerstudie aan een konservatorium laten we aan de lezer over. Het verdubbelen van de lestijd voor de hogere graden kunnen we slechts toejuichen. Maar dat minister Van Aal deze beslissingen neemt op een ogenblik dat iedereen, en dan speciaal zijn kollega Mevr. De Backer aan bezuinigen denkt, is ronduit provocerend.
Wat betreft het invoeren van een voorbereidende graad voor muziekinitiatie aan de Waalse akademies dient nog op het volgende gewezen: in de Rijksmuziekakademie te Antwerpen en in de Stedelijke Muziekakademie te Harelbeke werd tijdens het schooljaar 1973-74 en 1974-75 (hoewel een toenmalig ministerieel besluit dit eksperiment voor vijf jaar had vastgelegd) van staatswege geëksperimenteerd met een kursus muziekinitiatie voor kinderen vanaf zes jaar. In ronkende bewoordingen wordt dit initiatief als suksesvol geprezen in het tijdschrift van het ministerie voor Nederlandse kultuur ‘Open deur’, 6e jg., nr. 4, p. 44. Maar toen na twee jaar het eksperiment werd stopgezet, bleven de gunstige rapporten van de betreffende scholen zonder gevolg. De onbekende redenen voor dit stopzetten kunnen gezocht worden op het pedagogische, financiële, politieke... vlak. We kunnen dan ook geen stelling in dat verband innemen en moeten het houden bij de vaststelling dat het in Wallonië blijkbaar wel kan of mag, zelfs in een periode van soberheidspolitiek.
Hendrik Willaert