hij integendeel kennis maken met hun agressiviteit. Tijdens een spelletje waarbij iemand geblinddoekt in een kring staat en moet raden wie hem een klap geeft met zijn schoen, gaan de arbeiders hun chef als het ware te lijf. Dat het hier om een ‘schoenen’-spelletje gaat waarin voor éénmaal de baas het slachtoffer wordt, is treffend. Deze scène is trouwens een duidelijke parallel van deze in het eerste gedeelte waarin we de arbeiders in de fabriek zien werken op het ritme bepaald door hun baas. Als automaten bewegen ze op de wijs van een dreunend liedje.
De menselijke tragiek blijft in dit stuk niet achterwege. In het eerste gedeelte zien we Litvanov alleen omringd door spiegels in zijn gesofistikeerde badkamer. Zijn vrouw verblijft in een flat in London. Noch zij noch zijn kinderen malen om hem of de fabriek. Een verschrikkelijke eenzaamheid is de prijs die hij voor zijn maatschappelijk sukses moet betalen. Dat hij ook met zijn arbeiders geen menselijk kontakt kan hebben, maakt van hem een schrijnende figuur. De tragiek van Litvanov schuilt echter vooral hierin dat hij zichzelf voortdurend voorspiegelt dat zijn relatie met de fabriekswerkers toch hartelijk en humaan is. In werkelijkheid spruiten al zijn gebaren van goede wil eerder voort uit een drang tot zelfbevestiging.
In
Het Huwelijksfeest heeft Wesker op indringende wijze de spanningen tussen twee klassen uitgewerkt. Een antwoord op deze ravijn van onbegrip, een oplossing voor het probleem biedt Wesker echter niet Tenzij dan de impliciete visie dat deze kloof inherent is aan een kapitalistisch georganizeerde maatschappij. Maar indien dit zo is
Huwelijksfeest van Arnold Wesker R Andries, J. Moonen, V. Moeremans, S. Blankaerts
dan blijft het einde van het stuk toch enigszins dubbelzinnig. Het vervreemdingseffekt van het eerste deel werkt hier namelijk door het wegvallen van de verteller niet meer door zodat menig toeschouwer geneigd zal zijn Litvanovs berustende slotbeschouwing ‘Het zal dan wel zo zijn’ tot de zijne te maken.
Senne Rouffaer regisseerde dit stuk op voortreffelijke wijze. Voor de aanvang van de voorstelling hangt de boven geciteerde filosofie van Litvanov reeds te lezen op een groot doek. Om de kritische afstand tussen het publiek en het getoonde te bewaren blijft het licht in de zaal branden gedurende bijna het ganse eerste deel. De verteller en de andere akteurs die de aktie overnemen of tonen, spelen perfektop elkaar in. De episodes die de ontwikkeling van het bedrijf voorstellen worden in zulk een ironische toon gepresenteerd dat de illusie van het partnership reeds hier wordt doorprikt. Bij de knusse party in het begin verschijnen de arbeiders in werkplunje reeds op de achtergrond. In de fabrieksscène laat hij Litvanov binnenkomen op een plateau dat door de arbeiders wordt voortgerold.
Tijdens het feest zelf worden er voortdurend grapjes gemaakt die natuurlijk niet van een verfijnde smaak getuigen. Senne Rouffaer heeft dit echter niet in het burleske laten afglijden. De toeschouwer lacht wel eens mee maar een wrang gevoel blijft doorlopend overheersen. Het kontrast tussen de klassen wordt wellicht wat aangescherpt doch zeker niet in zulke mate dat dit de geloofwaardigheid zou schaden.
Naar het einde toe, wanneer Litvanov zo bezopen is dat men hem in het bed van bruid en bruidegom te slapen heeft gelegd en de jonggehuwden noodgedwon-