versbeelding’. ‘De literatuur’, zo vervolgde Bonset in 1926, ‘bezit een eigen realiteit, een eigen indeling, () ze heeft noch ‘zin’ noch bedoeling, haar inhoud is het woord, haar middel is de schrijfwijze, de nieuwe schrijfwijze is de ‘automatische’, zij is intuïtief, logische samenhang moet men daarin niet zoeken’, aldus het voorwoord tot zijn ‘abstrakte sur-humanistische roman Het andere gezicht’ die vanaf 1926 in afleveringen in ‘De Stijl’ werd gepubliceerd.
Bijna 45 jaar na zijn dood - Van Doesburg overleed in 1931 op 48-jarige leeftijd - heeft K. Schippers het initiatief genomen tot een uitgave van de gedichten van Theo van Doesburg onder de oorspronkelijke titel ‘Nieuwe woordbeeldingen’, ook al beperkte hij zich niet geheel tot het manuskript. Hij voegt een enkel gedicht als ‘Centra’ wegens de datering tussen en laat andere, wel gepubliceerde maar niet in het manuskript voorkomende gedichten apart volgen.
Schippers ‘verklaart’ zijn daad door te wijzen op de betekenis van de gedichten van Theo van Doesburg, die ‘vooral interessant zijn als ze worden bekeken op hun onderlinge verband. Bekentenis-poëzie met vaag-mystieke echo's verandert binnen acht jaar in lettergedichten die nergens meer naar verwijzen. Er is alleen nog typografie, ritme en klank.’
Het lijkt me achteraf zinloos om naar een rechtvaardiging te zoeken voor een publikatie die in deze vorm door de dichter nooit is gewild. Daarvoor had hij in ‘De Stijl’ anders alle gelegenheid. Wel is het merkwaardig, dat Schippers zich niet heeft gehouden aan ‘het onderlinge verband’, maar is uitgegaan van een manuskript waar hij zelf enkele
gedichten aan toevoegt: ‘Centra’ en de ‘X-beelden’, en die hij laat volgen door ‘Andere gedichten’ welke kronologisch zijn gegroepeerd maar besluiten met een gedicht uit 1916 dat nog met Theo van Doesburg is ondertekend. Het is ook de vraag of de typografisch op een gedicht lijkende teksten van na 1921 wel als gedicht zijn bedoeld, zoals een manifest ‘Dada-Hollande’ (in het Frans), een inskriptie voor het museum van Dr. Berlage, een ‘Chronique scandaleuse des Pays Plats’ en een in dichtvorm gepubliceerd ‘Zijn’ dat vooraf ging aan de roman ‘Het andere gezicht’. Die vraag wordt meer relevant, als Schippers zelf een stuk citeert waarin Bonset een overzicht