Ons Erfdeel. Jaargang 19
(1976)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 747]
| |
kulturele kroniek | |
[pagina 748]
| |
1.Slechts weinig dichters in het Nederlandse taalgebied hebben zich zo gekoncentreerd uitgesproken als Chr. J. van Geel (1917-1974). Vooral in zijn latere werk heeft hij trefzeker met enige regels per gedicht een levensvisie verwoord. Van Geel was niet de man voor luidruchtige persbijeenkomsten of poëzieavonden. Hij leefde van kort na de oorlog tot februari 1972 in komplete afzondering in een door John Raedecker ontworpen huis in de duinen bij Groet (NH). Hij debuteerde pas in 1958 met de bundel ‘Spinroc en andere verzen’. Van Geel: ‘Ik debuteerde op middelbare leeftijd. Dat wist ik zelf niet, ik dacht dat ik nog een jonge man was, maar in de kritiek stond: ‘de reeds op middelbare leeftijd zijnde dichter Van Geel’, ik was toen 41’. Tijdens zijn leven verschenen nog twee omvangrijke bundels, in 1967 ‘Uit de hoge boom geschreven’, een door de pers zeer goed ontvangen bundel en in 1971 ‘Het Zinrijk’, waarin ook ‘lichter’ werk was opgenomen. Als voorpublikaties van omvangrijke bundels verschenen in 1973 ‘Enkele gedichten’ en in het voorjaar van 1976, na de dood van de dichter, ‘Vluchtige Verhuizing’. Chr. J. van Geel stond bekend als een perfektionist. In de kelder van zijn huis lag de komplete oplage van een bundel die hij bij uitgeverij Boucher had teruggehaald, omdat ‘de vorm was achterhaald’. Hij eiste van zijn uitgevers dat zij slechts één gedicht per pagina zouden publiceren, ook al betrof het éénregelige verzen. Hij maakte een veelvuldig gebruik van tuttelaars, bevriende mensen die zijn werk kritisch moesten doorlezen en zonodig veranderingen moesten voorstellen. In de vijftiger jaren waren het Enno Endt, Thérèse Cornips en Jan Pieter Guépin die deze funktie vervulden. Later zouden Remmert Kraak, Jan Emmens (en vooral:) Elly de Waard en Tom van Deel het betuttelen overnemen. Het op verantwoorde wijze onderbrengen van de gedichten in aparte afdelingen en het bepalen van de volgorde kostte de dichter bijkans evenveel tijd als het schrijven-ansich. | |
2.In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden, is ‘Enkele gedichten’ een lijvige bundel geworden (55 gedichten). Deze bundel is evenals ‘Vluchtige Verhuizing’ de vooruitgave van een omvangrijke bundel, maar dan moet, in overeenstemming met de kronologie, eerst het werk uit de jaren 1969-1972 zijn bijeengebracht. Enige biografische gegevens zijn op zijn plaats, want de lezer van ‘enkele gedichten’ ontdekt achter de inhoudsopgave dat tweehonderd genummerde eksemplaren zijn bestemd ‘voor al diegenen die zich mijn gebeurtenissen daadwerkelijk hebben aangetrokken’.
In de nacht van 11 februari 1972 werd het huis van Van Geel en diens levensgezellin, de publiciste Elly de Waard, bij hun afwezigheid, geheel in de as gelegd. 2.000 platen en een poparchief van Elly, honderden gedichten (ook van zijn grootvader en vader), een gereedliggend prozaboek met kleine teksten opgedragen aan Jan Emmens, tekeningen en ander materiaal van Chris en de kollektie Kamman (een zondagsschilderes die door Van Geel was ontdekt) gingen verloren. De reakties van Van Geel na de rampzalige brand varieerden van ‘echt wat je noemt een grote opruiming’ en ‘al werd mijn vloot tot vlot, mijn vuurkracht neem ik mee’, tot ‘heel mijn verleden is verbrand’. ‘Enkele Gedichten’ is, behoudens enkele verzen, ontstaan in Bergen, nadat een comité Van Geel/De Waard snel voor vervangende woonruimte had gezorgd.
‘In water heimlijk aan de dag’ is bij uitstek een Van Geelgedicht: een exacte, trefzekere natuurbeschrijving die zich ook uitstekend laat lezen als een ‘levensgedicht’:
Het water drukt wat stierf plat,
het legt zich op het rotte neer
en neemt het donker in zich op,
het donker schommelt aan de dag.
In rimpels wordt de bodem schoon,
de toegenomen duisternis.
Het toegeschoten donker plant
zich helder in het oppervlak.
| |
[pagina 749]
| |
‘Kale spin’ is een beeld geworden van het dichterschap, evenals een groot aantal andere gedichten in Van Geels laatste bundels:
Hij denkt aan het vermogen om te spinnen
en hoe het zijn zal als hij spint
en hoe gestoord de draadof rag wel vangt
en of hij vliegen wil, de spin.
| |
3.Van Geels voorkeur voor de nacht, in ‘spinroc’ al latent aanwezig, kwam vooral naar voren in ‘Uit de hoge boom geschreven’. Op het moment waarop het grootste gedeelte van de mensheid zich te ruste begeeft, begint voor Van Geel een kreatieve priode, maar ook een periode van intense tevredenheid, pas dan krijgt alle geluid ‘een stem van stilte, / een stem achter gesloten lippen’. Als de zon opkomt is Van Geels arbeid gedaan, de nacht is ‘aanbiddelijk, begerenswaardig’ en ‘graast met warme lippen’, maar de zon wordt verafschuwd: ‘Zij stijgt, zij domineert, niemand / nog op, zij brandt voor zij goed / en wel de kim bereikt’ (In ‘Het Zinrijk’). In de nanacht is Van Geels stem er één van tevredenheid, alsof een groot projekt is afgesloten (niet voor niets besluit dit gedicht Van Geels tweede bundel):
De ochtend is gekomen en de zee
is wijd, ik ga naar huis om te gaan slapen.
Het pad, het duin, de bomen en de schapen
zijn roze van het oosten, roze meeuw die stijgt.
Verzwegen in de slaap klinkt mee wat zwijgt.
Met de ‘stem van stilte’ uit zijn eerdere bundel, spreekt Van Geel ook in ‘Enkele Gedichten’. Bijna alle verzen in deze bundel zijn doortrokken van het verlangen naar stilte, naar nacht en naar slapende wezens:
Ik zoek een toevlucht in de poes die met
de hond meerent op straat, in alles wat
geen stem heeft en op zachte voeten gaat,
in bomen en in eenden, in wat slaapt.
In dit kader passen ook de eenden- en zwanengedichten, Van Geel weet de moeizame drijfbeweging perfekt in woorden om te zetten:
Vier 's nachts over het donker water kropen,
veren en rimpels, bang te zijn gehoord,
vier eenden roeiden voor mijn stappen voort,
het water is het moeilijkst te belopen.
Dan wordt de wens van Elly de Waard en Chris van Geel vervuld: zij kunnen hun eensgezinswoning in Bergen verruilen voor het zeer fraai gelegen 't Vogelwater in de omgeving van Castricum: ‘Zwaar van zwanen rust het water / tussen oevers uit op grond’, dicht Van Geel dan. | |
4.Het lot heeft Chris van Geel zwaar getroffen in zijn laatste levensjaren: eerst de dood, eind 1971 van zijn vriend, de kunsthistorikus en dichter Jan Emmens, daarop de brand van zijn huis te Groet en in de zomer van 1973 overleed Van Geels zoon Chris, zijn enig kind. ‘Enkele gedichten’ en ‘Vluchtige verhuizing’ zijn dan ook opgedragen aan respektievelijk Jan Emmens en Chr. J.L.H. van Geel. De dood, onherroepelijk verbonden met ieder leven is in heel het werk van Van Geel aanwezig, maar het zwaartepunt ligt ongetwijfeld in de bundel die ontstond in zijn laatste levensjaar, ‘Vluchtige Verhuizing’ begint met: ‘Alles wat ik pas had / heb ik allang niet meer’. Van Geels eerste bundel ‘Spinroc’ begon met de regels: ‘(...) Ik wil / wel dood als ik de dood doorkruisen mag. Nu wordt dat:
Het is alsof de dingen die gebeuren
volmaakter zich aan ons voltrokken toen
wij heler onverbloemd beschikbaar waren.
Nieuwe inzichten blijken uit ‘Vluchtige verhuizing’ nauwelijks. Wel heeft het zich gekoncentreerder uitspreken in deze bundel zijn hoogtepunt bereikt. Hoe groot Van Geels taalvirtuositeit was bleek vooral in ‘Spinroc’: ‘Een gouden bromtol is ze die de lucht / omspint, een egel van muziek, die bal / die mooie bal van goud, de liefde ineens’, even later wordt gesproken over een ‘vrolijk spinrok, narrenstaf om te / rinkinken’.
In de daaropvolgende bundels worden nog vele staaltjes van Van Geels bizarre humor aan de lezer gepresenteerd (‘Er zwaait wat voor me / een roos’ en: ‘Ik zet alvast mijn glimlach op / voor het gevoel dat straks moet komen’), in ‘Vluchtige Verhuizing’ ontbreekt ieder ‘lichter werk’ en zijn de gedichten ook niet langer dan 6 à 8 regels. Een proces van dichterlijke verdichting betekent ook: toenemende onvervangbaarheid en in dat licht bezien is het niet zo vreemd dat Van Geel dagenlang kon dubben over het al dan niet weglaten van een bepaalde regel, of zelfs een komma.
‘Vluchtige Verhuizing’ was grotendeels nog door de dichter zelf op zijn ziekbed voorbereid, maar de laatste hand aan de bundel is gelegd door de nauwst betrokkenen bij het ontstaan van | |
[pagina 750]
| |
de gedichten: Elly de Waard en Tom van Deel. Zij hebben niet alleen een zeer uitvoerige, goed-geïllustreerde verantwoording aan de bundel toegevoegd, maar zij hebben ook, in enkele gevallen, een keuze moeten maken uit de varianten. Van het gedicht ‘Buikzwam de aardster’, goed leesbaar als een beeld van het dichterschap, zijn vier varianten bekend en elders gepubliceerd. In ‘Vluchtige Verhuizing’ staat het zo:
Hij springt tot ster in slippen open,
hij draagt van binnen rookdun zaad,
hij stuift zijn sporen maar hoe stuift
hij als hij niet wordt aangeraakt?
In de eerste versie was de eerste regel de achtste (‘het springt tot ster in slippen open’), in een andere variant luidt deze regel: ‘Gewimperd en gekraagd springt hij / uit grond tot ster in slippen open’. Van Geel kiest voor de meest sobere en doeltreffende versie. | |
5.Opmerkelijk is in ‘Vluchtige Verhuizing’ het besloten karakter van veel gedichten. De dichter kijkt naar buiten en ziet enkel wat takken en een strook lucht, terwijl hij wat kauwtjes bezighoort; een kleine boom staat heel geïsoleerd door de mist (‘De horizon die hem omvangt / geeft hem te drinken, maakt hem lichter’). De bundel wordt besloten door het gedicht ‘Herfstdraad’, één van Van Geels laatste, maar ook fraaiste gedichten. De vergankelijkheid van leven en werk, want ook dit Van Geelgedicht leent zich weer voor lezing op verschil lende niveaus, wordt zo verwoord:
Het enige in deze kamer
en in het uitzicht buiten is
op het bordes tussen de spijlen
een herfstdraad om op te schrijven.
Maar hij is weg nog voor het werd
voltooid, de dove draad van rijm
vervuld, gebroken en verwaaid,
guirlande, uit wat spint ontstaan.
Vergankelijk rag door een
nog sterfelijker stof omwoeld,
hangt in een boog zichtbaar door rijp,
door vrieskou tot bestaan gebracht.
‘Uit wat spint ontstaan’, Chris van Geel had geen betere karakterisering kunnen bedenken voor zijn leven-in-taal. De literaire nalatenschap van de dichter wordt beheerd door de Stichting Chr. J. van Geel, die het persklaar maken van de nog te verschijnen bundels heeft toevertrouwd aan de weduwe van de dichter, Elly de Waard. Zij heeft kortelings ook een aanvang gemaakt met het verzamelen van de brieven van Van Geel. De bedoeling is dat er t.z.t. een aparte uitgave van wordt gemaakt. Inmiddels is het uitzien naar het verschijnen van de komende bundels, waardoor het beeld van Van Geels meesterschap nog kompleter zal worden. Daan Cartens, Leiden Chr J. van Geel, Enkele Gedichten, Vluchtige Verhuizing, verschenen bij Atheneaum-Polak & Van Gennep, in respektievelijk 1973 en 1976. Zowel gebonden als ingenaaid verkrijgbaar. |
|