Tragedie 14-18.
Marcel Boey heeft de taak op zich genomen de historiek van de Vlaamse Frontgeneratie van 14-18 en de oorsprong van de daaropvolgende IJzerbedevaarten met hun simboliek, voor de jongste generaties weer toegankelijk te maken en voorbijgestreefde simbolentaal in termen van deze tijd te vertalen. Een moeilijke taak omdat datgene wat voorwerp is van geestdrift of verontwaardiging zich moeilijk in zakelijke bewoordingen laat omzetten zonder brokken te maken. Dit wil ik eerst duidelijk vooropstellen: de auteur heeft zich voortreffelijk van zijn taak gekweten. Zijn simpatie voor het onderwerp heeft hem geen overtrokken romantiek doen spuien en hij heeft zich evenmin laten verleiden tot ontluisterende uitspraken. Nieuwe bronnen heeft hij niet aangeboord. De militante getuigenissen heeft hij voor zich laten spreken. Zo nam hij veel over uit Vlaanderens weezang aan den IJzer en heeft hij de Open brieven van de Frontbeweging integraal opgenomen.
Het is duidelijk dat dit boek tevens de funktie heeft de talrijke brochures uitgaande van het IJzerbedevaartkomitee te vervangen. Boeys boek zet hiermee een traditie voort die de IJzertragedie niet of nauwelijks in een Europees kader situeert en zeer nadrukkelijk de Belgische loyauteit van de Frontbeweging benadrukt.
Is een andere aanpak mogelijk?
M.i. kan er meer de nadruk worden gelegd op het feit dat de Vlaamse IJzergeschiedenis het verhaal van een nationale (maar niet patriottische) en pacifistische bewustwording is geweest. Van een generatie van wie de schellen van de ogen vielen toen ze zich zo duidelijk bedrogen wist. Een generatie die daaruit de konsekwenties trok voor het verder verloop van de Vlaamse Beweging en voor wie verdere loyauteit t.o.v. overheid en leger waarin zovelen vrijwillig dienst hadden genomen, alleen nog een kwestie van taktiek was. In andere legers hebben zich soortgelijke ontwikkelingen voorgedaan, maar ze liepen vaak dood, bij gebrek aan voldoende krachtige nevenmotieven. Ik denk hierbij aan de desertiegolven in het Franse leger. Het zou dan ook verrassend kunnen zijn de verdere houding van de Vlaamse Frontgeneratie te kunnen vergelijken met die in andere landen. Het is best mogelijk dat de pacifistische en demokratische tendens die bij de Vlaamse oudstrijders zo lang overwegend was, nergens een even krachtige tegenhanger vond in het buitenland.
In dat verband kan men van bij de aanvang van dit boek al van mening verschillen met de auteur waar hij over de Vlaamse vrijwilligers zegt: ‘Het was hun manier van kontesteren’. Dat was het m.i. niet. Aan augustus 1914 ging in Europa al jaren een op de spits gedreven Frans-Duits antagonisme vooraf. In de oorlogsroes van die augustusdagen hebben Franse en Duitse socialisten, ondanks de moord op de Franse socialistische pacifist Jean Jaurès, moeiteloos hun anti-militarische leuzen overboord gegooid. Het is merkwaardig hoe de staatshoofden toen een identieke taal spraken. Koning Albert zei op 4 augustus aan de parlementsleden dat er voortaan maar één partij meer was, ‘die van het vaderland’ (Boey, p. 11) en riep op: ‘Dieu sera avec nous dans cette juste cause!’ Precies dezelfde dag, enkele uren later, verklaarde keizer Wilhelm II voor de Rijksdag: ‘Ich kenne keine Parteien mehr’, nadat hij verduidelijkt had dat het alleen ging om ‘der Wille, den Platz zu bewahren, auf den Gott uns gestellt hat’ (zie Georg Kotowski, Historisches Lesebuch, III, 1968). De Franse premier Viviani zag de dag tevoren de zorgvuldig voorbereide droom gerealiseerd: ‘tous les partis aujourd'hui confondus dans la religion de la patrie’.
Wie kontesteerde eigenlijk in augustus 1914? Enkele zeldzamen die het hoofd koel wisten te houden. Zoals Streuvels met zijn oorlogsdagboek, dat terzake een niet te misprijzen getuigenis is. De Frontgeneratie als een ontwaken uit de patriottische beroezing en een ombuigen naar een nationale heropstanding zonder geweld, dit had een van de vele mogelijke interessante invalshoeken kunnen zijn voor een nieuwe benadering.
Erik Vandewalle
Marcel Boey, Tragedie 14-18, (met een woord vooraf door Hendrik Borginon), 200 blz. waarvan een 40-tal illustraties, IJzerbedevaart, Diksmuide / Uitgeverij Lannoo, Tielt en Utrecht, 1974, prijs: 160 BF.