De geschiedenis van het protestantisme in Vlaanderen.
Als historikus was ik onmiddellijk geïnteresseerd, toen ik hoorde van het verschijnen van E. Pichal, De geschiedenis van het protestantisme in Vlaanderen. Bij lezing bleek dat het werk verdiende als ‘Over figuren uit de geschiedenis van het protestantisme in Vlaanderen’ te verschijnen bij een Uitgeverij voor Onderhoudende Lektuur. Ds. Ernest Pichal, ere-voorzitter van de Synode van de Protestantse Kerk van België, is inderdaad een vlot verteller, en zijn 30 hoofdstukken zijn evenveel leesbare schetsen.
Twaalf ervan handelen over de 16e eeuw, en beslaan zowat de helft van het boek. Daarin krijgen natuurlijk de martelaars veel aandacht, vanaf de Antwerpse augustijnen Voes en Van Esschen die in 1523 op de brandstapel stierven, tot ‘de laatste martelares’ in 1597, de Brusselse dienstbode Anneke Uyttenhove. Daartussen worden levendige hoofdstukken gewijd aan William Tyndale, Francisco Enzinas, Dathenus, Guy de Bray, Marnix van Sint Aldegonde, Gaspard de Coligny, Willem de Zwijger, en aan minder bekende martelaars.
Het tweede deel van het boek begint met het tolerantie-edikt van Jozef II, en behandelt vooral episodes uit het leven van de protestantse gemeenschap in Brussel: de aankomst van Geneefse ballingen met dominee Anspach in 1782, de toestand onder Napoleon, Willem I, Leopold I en later. De tekst blijft toch niet tot Brussel beperkt. Dank zij de garnizoenpredikanten die Willem I aanstelde in een aantal steden, geraakten de hervormden eindelijk uit de verstrooiing en de verwaarlozing, en onder de ‘pracht van een grondwet’ van 1831 konden ze zich verder ontwikkelen. Aparte hoofdstukken handelen over Vincent van Gogh, ‘het geuzendorpje Maria Horebeke’, Gent, het Leger des Heils en de zending in Kongo, een aantal Amerikaanse en Britse initiatieven uit de eerste Wereldoorlog die blijvende gevolgen hadden.
Volgens zijn gewoonte behandelt ds. Pichal in het kapittel over Gent alleen enkele figuren, in dit geval de liberale flamingant Paul Fredericq en de stichter van het aktivisme J.D. Domela Nieuwenhuis. Hij deelt hier een paar belangwekkende stukken mee uit het archief van de kerkeraad. In maart 1876 trad de jonge historikus Fredericq toe tot de Protestantse Kerk, nadat voor hem een andere dan de gebruikelijke geloofsbelijdenis was opgesteld. Hij bekende ‘de voortreffelijkheid van het protestantisme boven het rooms-katolicisme’, geloofde ‘dat de leer van Jezus Christus de ware beginselen van godsdienstigheid en zedelijkheid bevat’ zodat hij zich voonam naar die leer te leven, en beloofde de uitbreiding van het protestantisme te bevorderen ‘naar zijn overtuiging’. In 1883 zou J.F.J. Heremans op dezelfde belijdenis lidmaat worden. Fredericq werd later lid en ondervoorzitter van de kerkeraad. In de eerste Wereldoorlog kwam hij in open botsing met de voorganger ds. Domela Nieuwenhuis. Deze zag zijn kerkgangers met de maanden verminderen omwille van zijn politieke houding. Op 28 oktober 1945 schreef hij aan zijn geloofsgenoten in Gent een lange brief om zijn spijt te betuigen dat hij destijds met de Duitsers had gekollaboreerd. Dat was gebeurd omdat hij die toen niet doorzag, zo schreef hij. Die brief wordt hier afgedrukt.
Ds. Pichal eindigt met enkele beschouwingen over het heden: de plaats van de protestanten in literatuur, pers en onderwijs, de beginselen die ze allen gemeen hebben, hun verhouding tot de katolieken in deze tijd. Het is allemaal even weinig systematisch als wat voorafging, en na lezing weten we over het huidige protestantisme in Vlaanderen zo weinig als over zijn verspreiding in de 16e eeuw of zijn ontwikkeling in de 19e. Het boek zal een aantal geloofsgenoten stichten, aan velen een aangename lektuur