Het F.M.F.-Kongres 1976 te Mainz.
Tijdens de paasvakantie 1976 had het kongres van het Vakverbond Levende Talen (F.M.F.) plaats in het keurvorstelijk paleis te Mainz. Het kongres stond onder het beschermheerschap van de minister van onderwijs van Rijnland-Palts, dr. Bernhard Vogel.
De hoofdbezigheid van het kongres was het opmaken van een voorlopige balans van de hervormingen in het schoolwezen, ten aanzien van het taalonderwijs. Daarbij werd vooral gepoogd de doelstellingen van het onderwijs van levende talen in de verschillende types scholen op de verschillende nivo's precies te omschrijven. Verder werd ook het probleem behandeld van het uitwerken van een minimum woordenschat en een elementaire spraakleer, met het doel de kommunikatievaardigheid van de leerling te verzekeren.
Ook het Nederlands was op het kongres goed vertegenwoordigd. Josef Kempen hield een lezing over het beeld dat in Duitse schoolboeken van de Nederlandse kultuur en taal opgehangen wordt. Het blijkt dat er nog heel wat verkeerde voorstellingen moeten rechtgezet worden, zowel in verband met Nederlands t.o.v. Nederduits, als in verband met de taalgrens in België en de naam van de taal die in de noordelijke helft van dat land gesproken wordt.
Hans Combecher gaf van zijn kant een uitstekende interpretatie van vier Nederlandse gedichten uit verschillende periodes: ‘De moeder de vrouw’ (Martinus Nijhoff), ‘Zie je, ik hou van je’ (Herman Gorter), ‘Avondgeluiden’ (Paul van Ostaijen) en ‘Voor wie dit leest’ (Leo Vroman).
Gedurende het kongres hebben de deelnemers een motie aangenomen ten gunste van de talen die in de Duitse scholen tot nu toe een te geringe plaats bekleden: het Spaans, het Italiaans, het Nederlands, e.a. Hier volgt de tekst van die motie:
‘Resolutie:
Geef Duitsland een modern schoolwezen met veelzijdige mogelijkheden om levende talen te kiezen.
Redenering:
De wereldomvattende ekonomische bindingen van de Bondsrepubliek en de voortschrijdende integratie van Europa maken de kennis van vreemde talen onontbeerlijk.
De hedendaagse school met haar talrijke differentiatie- en keuzemogelijkheden maakt het mogelijk het aanbod van levende talen te verhogen.
Reeds in de eerste helft van het voortgezet onderwijs zouden naast de gewone schooltalen Engels en Frans ook Spaans, Italiaans, Portugees en Russisch moeten aangeboden worden. In de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen zou daar het Nederlands, en in Sleeswijk-Holstein het Deens moeten worden bijgevoegd.
In de tweede helft van het voortgezet onderwijs zouden de talen van de Europese gemeenschap en de wereldtalen Spaans en Russisch op het programma moeten voorkomen.
Bij de hervorming van het beroepsonderwijs mogen de levende talen niet worden vergeten. Scholen die voorbereiden op een loopbaan in de ekonomie, de handel en de administratie kunnen zonder een veelzijdig aanbod van levende talen niet aan de eisen voldoen die onze tijd hen stelt.
Derhalve vragen wij met klem dat iedere jonge burger in de Bondsrepubliek de mogelijkheid zou worden geboden naast het Engels eveneens andere levende talen te kiezen.’
Jürgen Sudhölter, Wiedenbrück