Ons Erfdeel. Jaargang 19
(1976)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 610]
| |
Dertig jaar Vlaamse auteurs in de officiële schouwburgen.Statistisch materiaal over het toneelgebeuren in Vlaanderen over een bepaalde periode, is niet of nauwelijks beschikbaar. Evenmin kan verwezen worden naar wetenschappelijk gefundeerde studies, tenzij misschien enkele zeldzame licentiaatsverhandelingen waar geen buitenstaander weet van heeft. Elke poging om de gemeenschap te informeren over de staat van de eigen toneelschrijf- of speelkunst is dan ook toe te juichen. Door de Vereniging van Vlaamse toneelauteurs wordt het boekje verspreid: Dertig jaar Vlaamse auteurs in de officiële schouwburgen, samengesteld door Marc De Bie, gegradueerde in de bibliotekonomische wetenschappen, en zelf auteur van een paar stukkenGa naar eind(1). De auteur heeft een tweedelige inventaris samengesteld. Allereerst geeft hij een opsomming van de toneelstukken die, bij zijn weten, beschikbaar waren in de periode 1945-1975 en voor opvoering in een officieel teater in aanmerking konden komen. Deze opsomming valt uiteen in drie lijsten, door De Bie respektievelijk A, B en C-repertoire genoemd. In het A-repertoire worden stukken vermeld, vanaf de Abele Spelen tot en met het oeuvre van de generatie waarvan de teaterproduktie grotendeels vóór 1945 valt. Deze lijst vermeldt 49 auteursnamen en 14 titels van stukken geschreven door anonimi. Het B-repertoire slaat op de auteurs waarvan het toneeloeuvre vooral in de periode 45-75 ligt, maar die vóór 1914 geboren werden. Het zijn er 32. Het C-repertoire vermeldt de werken van de auteurs die na 1914 geboren werden. Zij zijn zeer talrijk: 131. Van al de opgesomde auteurs worden zoveel als mogelijk al de werken vermeld. Eenakters werden slechts genoteerd indien ze door een officieel teater werden opgevoerd. Het zou daarbij ook interessant geweest zijn even te vermelden welke stukken nog niet ergens in première gingen. In een tweede inventarisatie onderzoekt de auteur de speelroosters van de drie officiële gezelschappen: Kon. Nederlandse Schouwburg Antwerpen (KNS), Kon. Vlaamse Schouwburg Brussel (KVS) en Nederlands Toneel Gent (NTG), inzake programmatie van Vlaamse stukken, weer volgens de indeling in een A, B en C-repertoire. Hierbij dient gewezen te worden op het feit dat het NTG pas in 1965 zijn werkzaamheid begon. De Bie laat een kronologisch overzicht per schouwburg volgen om tenslotte enkele statistieken op te maken. Daaruit leren we o.a., dat vijftien procent van alle in de periode 1945-1975 in de drie officiële schouwburgen opgevoerde werken van Vlaamse auteurs waren. Gemiddeld kregen er twee nieuwe auteurs per seizoen een kans. Tot de meest gespeelde auteurs tussen 45 en 75 behoren Gaston Martens (met 9 stukken) en Hugo Claus (met 12 stukken). Tussen 1965 en 1975 is Claus de meest gespeelde Vlaamse auteur.
In een bijlage maakt Marc De Bie melding van de programmatie van Vlaams werk bij een aantal semi-professionele gezelschappen, bij het Kon. Jeugdteater te Antwerpen, en bij de Vlaamse T.V., tijdens de periode 1966-1974.
Aan de hand van de gegevens die De Bie in zijn boekje samenbracht kan men de bedenkingen maken, dat een 150-tal Vlaamse auteurs geregeld een stuk plegen en dat de drie officiële schouwburgen slechts matig interesse betonen voor de eigen schrijvers. De zogenaamde ‘kleine teaters’ hebben procentsgewijze heel wat meer Vlaamse schrijvers (omwille van de kreatiepremie?) geprogrammeerd.
Het boekje van De Bie is echter opzettelijk onvolledig. Het was niet de bedoeling van de samensteller de opgesomde stukken naar inhoudelijke belangrijkheid en speelbaarheid te appreciëren; evenmin vernemen we iets over de publieke belangstelling voor Vlaams werk. Eigenlijk zou de Vereniging van Vlaamse toneel-auteurs er nu moeten voor instaan, dat ook daarover een boek(je) verschijnt. Dan zou de informatie van Marc De Bie heel wat sprekender en bruikbaarder zijn. R. Arteel |
|