Ons Erfdeel. Jaargang 19
(1976)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHet burgerlijk drama in Zuid-Nederland.Lange tijd heeft de filologie de negentiende-eeuwse Zuidnederlandse literatuur ietwat stiefmoederlijk behandeld. Pas de jongste jaren zijn er een aantal publikaties verschenen die deze leemte in de kennis van onze letterkunde aanvullen. Vooral de - nochtans massale - toneelproduktie werd totnogtoe nooit serieus onderzocht. Daarom alleen al is Carlos Tindemans' tematische studie van het burgerlijk drama in de negentiende eeuw in Vlaanderen een belangrijk werkGa naar eind(1).
De auteur heeft zijn verkenning bewust beperkt tot ‘die stukken waarvan de handeling in een actuele omgeving geprojecteerd is, d.w.z. die zich afspeelt in de werkelijkheid van de 19e eeuw zelf’. De dramatiek met historische motieven wettigt inderdaad een aparte studie. Intussen is het wel zo dat het precies in het genre van de historisch geinspireerde, poëtische drama's is dat de belangrijkste pogingen gewaagd werden om de Vlaamse dramatiek op een hoger peil te brengen. We denken hierbij niet alleen aan Rodenbachs Gudrun of Hegenscheidts Starkadd, maar ook aan het werk van Gittens en Plancquaert bijvoorbeeld. In tegenstelling tot de zojuist genoemde drama's tracht het burgerlijk toneel bijna per definitie het tragisch moment te vermijden. De fundamenteel optimistische visie van de burger laat dit immers niet toe. Tal van passages uit negentiende-eeuwse kritische beschouwingen en uitlatingen van auteurs zelf tonen aan dat het burgerlijk drama de toeschouwer een spiegel wil voorhouden van zichzelf en zijn eigen levensomstandigheden. De bedoeling is duidelijk moraliserend: de mens moet aangespoord worden tot deugd en redelijkheid. Deze literatuur - ook al is ze literair-estetisch vaak onbelangrijk - moet dus wel een belangrijk tijdsdokument zijn. In deze burgerlijke toneelstukken zullen we de sociale en maatschappelijke opvattingen, de mentaliteit van een belangrijk gedeelte van de bevolking terugvinden. Het feit dat de voorgestelde werkelijkheid uiteraard subjektief gekleurd is en eerder een beeld geeft van een vooropgeplaatst ideaal belet dit hoegenaamd niet. Carlos Tindemans heeft dan ook een systematische analyse ondernomen van honderden - vaak obskure - toneelstukken. Achtereenvolgens onderzocht hij de etische, de sociale en de maatschappelijke grondslagen van het burgerlijk drama. Het gezin en de woning zijn de basis van het burgerlijk leven. Uiteraard vormt dan een bedreiging van of een inbreuk op de gezinskern vaak het konflikt dat het drama in beweging zet. Het burgerlijk etos wordt gekenmerkt door zin voor maat (ook al te hartstochtelijke liefde leidt tot onheil) en door het vaste geloof dat de arbeid geluk en tevredenheid meebrengt. Centraal staat het begrip deugdzaamheid. Vele toneelstukken eindigen met een duidelijke zedenles. Typisch is het verwerpen van het transcendentale aspekt in de godsdienst: religieuse begrippen worden vaak gese- | |
[pagina 609]
| |
kulariseerd. Soms treffen we een deïstische natuurverering als uitdrukking van het Godsbestaan aan. Vrijzinnigen worden sympatiek voorgesteld en vaak fungeren zij als woordvoerders voor de auteurs zelf. Overigens wordt de verdraagzaamheid herhaaldelijk aanbevolen. Het huwelijk wordt door de burgerlijke auteur gezien als een belangengemeenschap tussen gelijkdenkende personen, verenigd door de liefde en met het oog op het verder uitdragen van een burgerlijke levensopvatting. In naam van diezelfde overtuiging echter wordt echtscheiding niet uitgesloten. De betekenis van het onderwijs als instrument om een gezonde maatschappij te realiseren wordt onderstreept. Uitvoerig ontleedt Tindemans het beeld dat de auteurs schetsen van de huisvader, de huismoeder evenals het profiel van verschillende beroepen zoals hij dat uit de teksten heeft kunnen distilleren. Uiteraard brengen werkzame en efficiënte types het er het best van af. Het fundamenteel optimisme belet de burger de ware oorzaken van het maatschappelijk onrecht te zien. Hij brengt het niet verder dan het konstateren van armoede en ellende en het aansporen tot filantropie. Het groeiend klassebewustzijn van de arbeiders vindt nochtans ook zijn weerspiegeling in het drama. Interessant is dat een duidelijk burgerlijk schrijver als Nestor De Tière met nadruk aandacht vraagt voor de sociale problematiek. Hij is de enige auteur, zegt Tindemans, die de armoede erkent als een maatschappelijk gevaar en als een fundamentele onrechtvaardigheid. Over het algemeen wordt het verzet van de arbeidersklasse afgewezen. De burgerlijke auteur blijft zijn liberaalekonomische beginselen trouw en ziet het maatschappelijk karakter van de arbeiderskonflikten niet in. De staat België wordt aanvaard maar men kant zich tegen de verfransing en tegen de vervreemding van eigen aard en zeden. Het blijkt dus dat Tindemans uit de honderden toneelstukken die hij doornam inderdaad een bepaalde levenshouding en een wijze van denken heeft kunnen rekonstrueren. Schokkende verrassingen houdt het aldus opgebouwde beeld niet in. Maar we beschikken tans over een volledig en akkuraat verslag over de mentaliteit die in deze burgerlijke literatuur besloten ligt. Belangrijk is dat vele toneelstukken voor het eerst onderzocht werden en in een totaalbeeld werden ingeschakeld. De uitvoerige bibliografie van deze drama's is een waardevol instrument. De fundamentele kritiek die op deze studie kan geformuleerd worden houdt mijns inziens verband met de vraag die Tindemans zelf opwerpt op p. 268. In hoeverre is de burgerlijkheid zoals ze in de toneelstukken op genomen is, werkelijk ekspressie van de 19e-eeuwse maatschappij? Om die vraag adekwaat te kunnen beantwoorden had Tindemans het enge terrein van de geschreven drama's zelf moeten verlaten om na te vorsen hoe de kritici en het publiek op de stukken en het daarin geboden maatschappijbeeld reageerden. In een voetnoot vindt men wel eens een verwijzing naar een recensie maar over het algemeen werd dit aspekt verwaarloosd. Dit is trouwens geen geringe opgave gezien de beperktheid en de vaak moeilijke bereikbaarheid van het materiaal in verband met de negentiende eeuw. De auteur zelf stelt bij zijn onderzoek voorop dat hij de estetische benadering buiten beschouwing laat. Het gaat hem hier om het maatschappijbeeld dat in de toneelstukken aanwezig is. Een voldoende reden, dacht ik, om ook - voor zover naspeurbaar - de receptie van deze drama's bij het onderzoek te betrekken. Tindemans signaleert bijvoorbeeld een aantal interessante stukken in verband met de revolutie van 1848. Hij gaat uitvoerig in op het drama De Belgen in 1848 van F. Roelants en E. Stroobant, dat als achtergrond het incident van Risquons-Tout heeft. Dit werk toont dat de auteurs zich niet beperkten tot de traditionele vrees voor het Franse imperialisme maar ook oog hadden voor de eerste tekenen van een nieuwe socialistische ideologie (die zij natuurlijk verwierpen). Dit is inderdaad belangrijk maar ten minste even, zoniet relevanter, ware het na te gaan hoe dit stuk door de tijdgenoten geïnterpreteerd werd (Tindemans wijst hier slechts op de recensie van De vlaemsche Rederijker), hoe en hoe vaak het werd opgevoerd. De frekwentie waarmee een stuk gespeeld werd had inderdaad ook belangrijke aanwijzingen en nuances kunnen opleveren. Tindemans' systematische analyse lijkt me ook enigszins overgeorganiseerd, waardoor alles binnen een strak systeem gevangen zit. Herhalingen zijn hiervan het gevolg. Natuurlijk is dit geen wezenlijke kritiek. Dit boek biedt een voortreffelijke tematische inventaris van een al te lang verwaarloosd gedeelte van onze literatuur. Jozef De Vos |
|