Ons Erfdeel. Jaargang 19
(1976)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdPieter Bruegel als tekenaar.In de herfst van vorig jaar werd in West-Berlijn een tentoonstelling gehouden die Pieter Bruegel de Oudere als tekenaar met zijn voorgangers, tijdgenoten en navolgers konfronteerde. Het ‘Kupferstichkabinett’ dat van Bruegel niet alleen het bekende schilderij De Nederlandse Spreekwoorden (1559) bezit, maar ook eigenaar is van veertien van de ongeveer tachtig aan de Brabantse schilder toegeschreven tekeningen, die over de hele wereld verspreid zijn en waarvan de waarde per stuk op zo'n 3,75 miljoen Belgische frank wordt geschat, was erin geslaagd niet minder dan vijftig tekeningen van Bruegel te eksposeren. De tentoonstelling werd uiteraard druk bezocht, maar het blijvende sukses ligt op het wetenschappelijk terrein. De vakmensen waren het er unaniem over eens dat de katalogus, die zorgvuldig werd samengesteldPieter Bruegel, ‘Ruhe auf der Flucht nach Ägypten’, Berlin, Kupferstichkabinett, Feder 203x282 mm, Photo: Jörg P. Anders, Berlin.
door Matthias Winner, Fedja Anzelewski, Peter Dreyer, Lutz Mahlke, Hans Mielke en Konrad Renger een zeer nauwkeurig beeld van de stand der Bruegelwetenschap bezorgtGa naar eind(1). Met zijn beschrijving van bijna drie honderd werken biedt hij tevens een overzicht van de tekenkunst in de Zuidelijke Nederlanden van omstreeks 1500 tot 1620.
Over Bruegels leven is maar weinig bekend, ook al heeft Carel van Mander in zijn Schilder-Boeck (1604) een biografie van hem opgenomen. Na zijn dood (Brussel, 1569) geraakte de door zijn tijdgenoten als nieuwe Hieronymus Bosch gevierde Bruegel in vergetelheid, tot hij aan het begin van deze eeuw - op de eerste plaats als schilder - opnieuw werd ontdekt. Bruegels tekeningen (sinds 1552) zijn echter geenszins ontwerpen voor zijn schilderijen (vooral in het laatste decennium van zijn leven), maar zelfstandige kunstwerken. Met betrekking tot een Italië-reis in het begin van de jaren vijftig van de zestiende eeuw, getuigt Van Mander over Bruegel: ‘In zijn reysen heeft hy veel ghesichten naet 'leven gheconterfeyt, soo datter gheseyt wort, dat hy in d'Alpes wesende, al die berghen en rotsen hat in gheswolghen, en t' huys ghecomen op doecken en Pennelen uytghespoghen hadde’Ga naar eind(2). In zijn inleiding tot de katalogus beklemtoont Matthias Winner vooral dat Bruegel reeds voor zijn tijdgenoot Van Mander niet alleen ‘naer het leven’ maar ook ‘uyt den gheest’ schilderde, dat zijn berglandschappen met ‘imitatio naturae’ onvoldoende gekarakteriseerd zijn. Bovendien bestond voor de landschapstekening op zichzelf in het midden van de zestiende eeuw nog maar weinig belangstelling, zodat Bruegel hiermee | |
[pagina 598]
| |
erg op zijn tijd vooruit is. Een goede illustratie hiervoor is de tekening Rust op de vlucht naar Egypte (kat. nr. 33, afb. 59), waar Jozef (tegelijk de tekenaar) Maria en het Kind de rug heeft toegekeerd om het landschap te bekijken. Hoewel Bruegel al sinds het begin van deze eeuw voor de kunsthistorici geen ‘boerenschilder’ meer is - zoals hij sedert de achttiende eeuw en bijvoorbeeld ook nog door Felix Timmermans werd gezienGa naar eind(3) -, werden meer dan tachtig tekeningen van de zogenaamde ‘Boeren-Bruegel’ pas aan het eind van de jaren zestig als werken van Roelant Savery erkend. Als bekroning van de tentoonstelling werd in november 1975 door het Kunsthistorisch Instituut van de Freie Universität Berlin en het ‘Kupferstichkabinett’ een wetenschappelijk kolloquium georganiseerd over Bruegel en zijn wereld. De referaten van dit internationale kolloquium, waarop ook Nederlandse (An Zwollo, Den Haag) en Belgische sprekers (Lydia De Pauw-De Veen, Brussel; J. Theuwissen, Antwerpen; J.A. van Houtte, Leuven) optraden, zullen waarschijnlijk in de lente van volgend jaar verschijnenGa naar eind(4). De heer Thewissen sprak in Berlijn over volkskundige aspekten in het werk van Bruegel. Hij wees op de betekenis van de kennis van de volkskultuur voor het ikonografische onderzoek van Bruegels werk en toonde aan dat het de visionair Bruegel blijkbaar niet in de eerste plaats om een precieze gedetailleerde weergave van de werkelijkheid te doen is. Professor Van Houtte belichtte in zijn lezing over het Nederlandse milieu van Pieter Bruegel de betekenis van de steden Antwerpen en Brussel en de politieke ontwikkeling in de tweede helft van de zestiende eeuw. Daniel de Vin, Berlijn |
|