Paul Joostens (1957).
gen bij het ‘fenomeen’ Joostens:
Tot nu toe werd er te weinig aa
ndacht besteed aa
n bepaalde kunstenaars uit de jaren twintig, kunstenaars die nochtans internationaal tot baanbrekers van de moderne kunst mogen gerekend worden, en van wie het oeuvre vandaag, gezien de evolutie van de hedendaagse kunst, een nieuwe dimensie krijgt. De meesten werden nooit werkelijk gesteund, hun werk wordt niet getoond in publieke verzamelingen, en zelfs tijdens de laatste decennia wordt het als het ware geweerd in een aa
ntal belangrijke groepstentoonstellingen welke in binnenen buitenland werden gerealiseerd en waar bijna uitsluitend het Vlaams expressionisme en het surrealisme aan bod kwamen.
Het gebrek aan een toonaangevend kunsttijdschrift, een kunstmarkt die zich voornamelijk laat leiden door het buitenland en het uitblijven van de oprichting van een Museum voor Hedendaagse Kunst, dragen ertoe bij dat de kunstenaar van eigen bodem slechts aangewezen is op in deze situatie derhalve te beperkte overheidsinitiatieven. Over deze miskenning van Joostens straks een woordje meer.
De retrospektieve van Joostens bood een zeer goed overzicht van het gediversifieerde oeuvre van deze nogal komplekse persoonlijkheid in zo vele verschillende facetten. Er werd werk samengebracht vanaf ca. 1910 tot kort voor zijn dood in 1960, of van een halve eeuw artistieke en nogal gevarieerde kreativiteit. De 378 katalogusnummers omvatten meer dan 400 werken: een 100-tal schilderijen, een 100-tal kollages, assemblages en fotomontages en een 200-tal tekeningen, schetsen, akwarellen en grafiek.
Het veelzijdige oeuvre van Paul Joostens toont in heel zijn ontwikkeling zeer duidelijk een paar vingerdikke invloeden: post-impressionisme met Ensoriaanse en fauvistische trekken, kubisme en futurisme, en ten slotte dadaïsme. In de jaren dertig keerde hij terug naar het werk van de Vlaamse primitieven (met ook een soort invloed van de elegante Italiaanse renaissance, bijvoorbeeld Botticelli en Da Vinci) en maakte hij figuratief werk dat nogal religieus aandeed, een beetje irrationeel en symbolisch, soms visionair, vaak in een gemengd ekspressionistisch-kubistische stijl en techniek.
Naar mijn gevoel - ik kan het dus niet strikt bewijzen en ik zou heel wat werken van andere kunstenaars bij elkaar moeten brengen en ‘aantonen’ - heeft Paul Joostens doorheen geheel zijn oeuvre nooit een eigen en specifieke stempel kunnen vinden, en heeft hij als ‘schilder’, en ik beklemtoon ‘schilder’, nooit een hem van anderen definitief onderscheidend gezicht kunnen tonen; hij heeft mijns inziens met zijn schilderijen altijd te veel aan andere kunstenaars doen denken, omdat hij uit zo vele diverse, sterke invloeden, wat op zichzelf geen kwaad kan, nooit een strikt persoonlijk geheel van palet, vormgeving of inhoud heeft kunnen smeden. Ik ben vele dagen lang, en nu nog steeds, met het gevoel blijven zitten dat de zeer hybridische kunstenaar eigenlijk nooit een ‘schilder’ is geweest, geen man van de schilderkunstige of plastische middelen, maar daarentegen wel iemand die veel meer schetsmatig en pikturaal, zelfs filmisch was gericht; Joostens kon volgens mij geen schilderij als ‘beeld’ met een eigen stijl ‘maken’, maar hij kon wel met reeds bestaande ‘stukken beeld’ werken, ze tot een geheel ‘kiezen’ of ‘kombineren’; daarin was hij wél geïnspireerd, estetisch en artistiek. Misschien is deze mogelijke verklaring een van de redenen waarom kritici, verzamelaars, musea en officiële instanties nooit met zijn schilderkunst hebben gedweept, en dat nog in een tijd dat het begrip ‘schilder’ meestal als een monument werd beschouwd.
Maar anderzijds vind ik een paar andere facetten van Joostens wel knap en boeiend en ook van meer historisch belang, met name zijn abstrakte kollages